Herinneringen van gemeentelijk projectleider Joost Blasweiler aan de stadsvernieuwing in Den Haag in de jaren tachtig
(Geschreven ter gelegenheid van mijn afscheid als projectleider van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling, Den Haag november 2012; joostblasweiler@planet.nl)
De nieuwe Schilderswijk volgens plan 'Van Grijs naar Groen': "De nieuwe wijk gezien van de kant van de Van der Duynstraat: ruime zonnige flats met wandelgalerijen voor het winkelend publiek. Deze plannen gingen niet door wegens het verzet van de bewoners van de Schilderswijk, die deze flats veel te hoog vonden. Ook de huurprijs was voor hen niet op te brengen."
Tweeëndertig jaar geleden werd ik aangesteld als sociaal begeleider stadsvernieuwing door de Sociale Dienst1 van de Gemeente ’s Gravenhage om te gaan werken in de Rivierenbuurt en het zogeheten Forum gebied. Dat laatste gebied was het toen al grotendeels gesloopte Spuikwartier, waar nu het Stadhuis en tal van ministeries zijn gehuisvest. De toenmalige directeur de heer Terhorst was een progressief man, die had bepaald dat gemeentelijke hulpverleners in de stadsvernieuwingsgebieden aan het werk moesten voor mensen, die in verdrukking kwamen door het technische stadsvernieuwingsproces. Hij kwam tot deze conclusie op basis van de ervaringen in de Schilderswijk. Hij liet door het gemeentebestuur vaststellen dat deze dienstverleners daadwerkelijk konden optreden voor zijn cliënten, ook als deze belangenbehartiging een conflict met het gemeentebeleid of het gemeentelijke belang zou betekenen.
Op 15 augustus 1979 startte ik mijn werkzaamheden in een kamer in het gebouw van het Buurtberaad Rivierenbuurt Spuikwartier aan de Uilebomen 66. De bewonersorganisatie en de verenigde dienstverleners van de wijk waren naast de GSD mijn belangrijkste opdrachtgevers. Deze waren dan ook in de sollicitatiecommissie volwaardig vertegenwoordigd geweest. Ik zelf kwam uit Arnhem uit de stadsvernieuwingswijken Klarendal en st. Marten, waar ik als student en als bewoner actief was sinds 1972. Van beroep was ik Cultureel Werker, een vak waardoor je geschoold bent in sociale veranderingen, zodat je cliënten en groepen kunt begeleiden. Een vak waar ik altijd veel profijt van heb gehad om hulp voor cliënten te organiseren en later projecten voor elkaar te krijgen. In dit schrijven geef ik een aantal impressies van die eerste jaren van de Haagse stadsvernieuwing na 1979, zoals ik die meegemaakt heb.
Dit boekje wil ik graag opdragen aan de heer Jan Hoogduijn, destijds voorzitter van het Buurtberaad, die in deze periode een grote invloed had op de vernieuwing en het behoud van de Rivierenbuurt.
In 1979 was de stad rijp voor een verandering, er was een algemeen gevoel van de gemiddelde Hagenaar onder alle rangen en standen dat de stedenbouwkundige visie en de vernieuwing van de stad fundamenteel gewijzigd moest worden. Het boekje Den Haag op zijn smalst van de redactie van de Haagse Courant in december 1979 vertolkte deze gevoelens van de stad : “Is de Hagenaar tevreden met zijn stad? Tevreden met het in de loop der jaren gesloopte en ontvolkte centrum. Met de altijd aanwezige betonkolossen. Het Bernhardviaduct, dat met het Congresgebouw en het Centraal Station tot onze grootste planologische miskleunen behoort. De Utrechtsebaan, die de bevolking van het Haagse Bos afsnijdt en uitkomt op niets. Zijn we tevreden met een stad, waar de overheid hand in hand met projectontwikkelaars kris kras de sloperskogel doorheen jaagt? Uit steeds meer monden klinkt ongenoegen over het verlies van sfeervolle plekjes en vertrouwde stadsgezichten. Maar we schijnen er in te berusten”. “Teveel is al verwoest. En te weinig is verrezen”. De stadsvernieuwing van Den Haag was nog te weinig daadwerkelijk op gang gekomen, in veel wijken waren woningen dichtgeplakt, wachtend op een grote sanering, een sanering die maar niet echt op gang kwam. Oude 20e eeuwse woningen en voorzieningen hadden veelal hun tijd gehad en moesten spoedig gerenoveerd of vernieuwd worden. In de grote arbeiderswijken waren veel verouderde school en wijkgebouwen en bijna geen groengebieden. Veel funderingen van de ‘revolutiebouw op het veen’ waren gevaarlijk bezig weg te zakken.
Het Buurtberaad Rivierenbuurt/Spuikwartier in een van haar vele acties voor de wijk (Fotograaf Joost Blasweiler).
Het maken van bestemmingsplannen voor de meeste wijken in Den Haag kostte zeer veel capaciteit en jarenlang overleg. In de latere elf stadsvernieuwingswijken waren kerngroepen van de Dienst Stadsontwikkeling noestig aan het werk om consensus te vinden tussen de heersende stedenbouwkundige opvattingen en de belangen van ondernemers en wensen van bewoners. De grote verkokerde ambtelijke organisatie, verdeeld over vele diensten en secretarieafdelingen en verspreid over de stad, droeg eveneens niet bij aan een slagvaardig optreden. De ontevredenheid en actiebereidheid in de oude arbeiders- en middenstandwijken groeiden met de dag. De noodzaak om de impasse te doorbreken werd steeds acuter. De verandering werd bereikt door een jong raadslid Adri Duivestein met zijn medestanders. De Gemeenteraad nam een motie van Adri Duivestein aan waarin besloten werd dat een projectorganisatie voor de stadsvernieuwing zou worden opgericht, dat niet onder curatele van een Directeur van een Dienst of de Secretarie stond, maar met een eigen leidinggevend team, dat direct werd aangestuurd door de Wethouder voor de Stadsvernieuwing, aan de slag zou gaan.
Eerste schroefpaal van Kavel 6 aan Nieuwe Haven met Adri Duivesteijn en directeur van VZOS (Fotograaf Jos Blasweiler).
In 1979 was de Rivierenbuurt uit haar berusting geraakt. Het boekje Den Haag op zijn smalst van de Haagsche Courant, geeft inzicht hoe dat zo was gekomen:
In het boekje wordt Jan Hoogduin geportretteerd als een bewogen bewoner van het Spuikwartier. Hoogduin was vijftig jaar geleden in de Maasstraat geboren. Omdat hij zo verknocht was aan de buurt, is hij er nooit vertrokken. Als het aan hem ligt, blijft hij er tot zijn dood wonen. Net als andere bewoners zag hij de buurt "kapot" gaan. Toen daar in het midden van de jaren vijftig de Staatsdrukkerij verrees gaf iedereen zich nog zonder slag of stoot over. De komst van deze "papierfabriek" werkte averrechts op de ontwikkeling van de wijk. Over de hoofden van de burgers werd een heel stadsdeel ontmanteld, zonder inspraak, zonder overleg. Bij vragen werd geschermd met het woord 'vooruitgang'. Het antwoord op de vraag waarom de oude wijk moest wijken, was het woord 'vooruitgang'. Maar met dat antwoord neemt de buurt geen genoegen meer. Met ambtenaren praten de bewoners al niet meer. Ze stellen hun vragen meteen aan leden van het gemeentebestuur. Als hij met de Haagsche Courant praat over zijn wijk is Jan Hoogduin, voorzitter van het buurtberaad vol emoties. Hij is boos. Zijn buurt is onrecht aangedaan. Alleen over vroeger vertelt hij met warmte. Het was de tijd toen de Maasstraat nog een levendige winkelstraat was. Hij herinnert zich het laden en lossen aan de Uilebomen. De pakschuiten die er aanlegden. Tijdens de Hongerwinter kon je daar nog wat aardappelen halen, die later aan minderbedeelden werden gegeven. De mensen die de schuiten losten kregen hun loon in de kroeg uitbetaald. Maar die herinneringen zijn slechts herinneringen, die zijn ingehaald door de werkelijkheid. De geest is uit het Spuikwartier.
Koos Eisen, 2e voorzitter Buurberaad Rivierenbuurt, met baby (Fotograaf Joost Blasweiler).
Volgens het boekje wilden sommige mensen enkele jaren geleden de eens zo levendige volkswijk wel eens vergelijken met de Amsterdamse Jordaan. Maar in Amsterdam pakte men de achteruitgang anders aan dan Den Haag. Daar vond geen grootscheepse renovatie plaats die het karakter van de wijk verloren deed gaan. In Den Haag het gesloopt en bouwde men kleurloze nieuwbouw in plaats van het oude. Daar is Jan Hoogduin zo boos over. Samen met het Groot Buurtberaad Spuikwartier-Rivierenbuurt strijdt hij voor behoud van de wijk. Maar hij kreeg de indruk dat de gemeente de bewoners niet belangrijk vindt. Herhaaldelijk worden de bewoners voor voldongen feiten geplaatst en verkapte aanzeggingen tot sloop. De laatste tien jaar waren erg slecht voor de wijk: de sloop van woningen, de aanleg van het Prins Bernhardviaduct, de uitbreiding van de staatsdrukkerij. De bewoners laten dit nu niet meer lijdzaam over zich heen komen. Jan Hoogduin belooft de gemeente dat er harde acties komen als het zo verder gaat. Toen voor de bouw van de staatsdrukkerij het Nijverheidshofje en het hofje ‘Berg en Dal’ werden gesloopt, wisten de mensen nog niet dat ze iets konden doen. Men besefte ook nog niet wat er met de papierfabriek de wijk in kwam. Enorme vrachtwagens waardoor de geraniums van de vensterbank trilden. De bewoners die voor de drukkerij moesten plaatsmaken, verhuisden braaf naar de Drebbelstraat, de Deimanstraat en de omgeving van de Trekweg. Vaak ging men er niet op vooruit. Tien jaar geleden drong het volgens Jan Hoogduin door dat het helemaal mis ging. Hij hoopt dat dit inzicht niet te laat kwam. Hij zegt te vechten voor het behoud van de wijk. Alleen de sfeer komt volgens Hoogduin nooit meer terug: “Je zei oom en tante tegen ouderen. Er was stille armoe in de wijk, maar het was een eenheid.” Ook in de oorlog, toen de Duitsers de Maasstraatlaantjes niet in kwamen. Die eenheid lijkt weer terug te zijn, nu het eerste resultaat is geboekt. Het gemeentebestuur kreeg volgens Hoogduin “een draai om de oren” toen werd gezegd, dat de panden aan de Maasstraatlaantjes door hun slechte funderingen tegen de grond moesten. Die tijden zijn echter veranderd, want nu wordt niet alles maar klakkeloos geslikt. De bewoners lieten zelf een funderingsonderzoek uitvoeren en volgens de Rotterdamse ingenieur Frits van Tol konden de funderingen zeker nog twintig jaar mee. Volgens Jan Hoogduin zullen de bewoners elke mogelijkheid aangrijpen om de gemeente te bestrijden. Het Spuikwartier zal geen Schilderswijk worden met branden en dichtgetimmerde woningen. Als de gemeente dié kant op wil, kan ze Nieuwmarkt-rellen in Den Haag verwachten. “De zaak zal hier nooit plat gaan".
Het opmerkelijke was dat Jan Hoogduijn, die met ‘Ome Jan’ in de buurt werd aangesproken, in het geheel niet hield van conflicten in het openbaar en zeker niet met het gemeentebestuur. Hij kon iemand goed ter verantwoording roepen, maar het koste hem veel moeite om het conflict met de gemeente scherp uit te spelen. Hij was eigenlijk meer een man van het overleg en van de wederopbouw, net zoals zijn tegenspeler wethouder Vink voor de Volkshuisvesting. Door de grote steun van de bewoners uit de Maasstraat en omgeving kon hij samen met Koos Eisen, docent aan de Hogeschool in Delft, het behoud van de Maasstraat en omgeving veilig stellen en ook de noodzakelijke vernieuwing van zijn wijk op gang krijgen. De bewoners van de Maasstraat was het gelukt om zitting te krijgen in het bestuur van het Buurtberaad en een verbond te sluiten met de meer gegoede delen van de buurt, zoals eigenaarbewoners aan de Weteringkade. Nagenoeg alle dienstverleners en de wijkagent steunden het Buurtberaad. Zelfs de actiegroep Lekstraat onder leiding van Sjef van Oosten, die vaak allerlei gemeentelijke afdelingen bezocht, had zich weer aangesloten bij het Buurtberaad.
Overleg van de werkgroep Urgentiegebied II met wethouder Vink over de opknapbeurt 1982 (Fotograaf Joost Blasweiler).
De Maasstraat en omgeving werd grotendeels behouden met een opknapbeurt voor een periode van 15 jaar en er werd zelfs nog een rijksbijdrage voor gevonden. Deze bebouwing is uiteindelijk nog dertig jaar meegegaan. Een klein deel van de oude Maasstraatbewoners, dan wel hun kinderen, zullen in de nieuwbouw in de buurt wederom gaan wonen. Toen de opknapbeurt van de Maasstraat-laantjes gereed was in 1982 werd deze door een groep politici bezocht, die toen zij het resultaat van de opknapbeurt en de verhalen van de bewoners hadden gehoord, tegen elkaar zeiden: “waarom waren we vroeger eigenlijk zo voor de sloop van deze woningen?”
Het probleem was oorspronkelijk dat deze door de gemeente aangekochte woningen niet in een reguliere opknapregeling vielen en dat de scheidingswanden tussen de woningen slechts éénsteens was. Voor de buurt waren dit echter zeer geliefde eengezinswoningen met een lage huur. De belangrijkste reden voor de gemeente voor het aanstellen van een sociaal begeleider stadsvernieuwing was juist het sloopplan van de Maasstraat en Omgeving (in gemeentelijke termen Urgentiegebied II geheten). De nieuwbouw van Kavel 6 was gereserveerd om de bewoners daar naar toe te kunnen verhuizen. Een sociaal begeleider had als taak om hierbij dienstverlenend te zijn, mensen die dat nodig hadden te begeleiden naar de nieuwe woonplek. De informatieverstrekking over de mogelijkheden om te verhuizen, huursubsidie en verhuisvergoedingen waren daarbij erg belangrijk. Het voorkomen van onleefbare situaties in sloopgebieden door te trage herhuisvesting, vervuiling, illegaal openbreken van panden, brandgevaar, stelen van koper en zink (ja, toen al) etc. was tevens een deel van die taak. Een sociaal begeleider runde een eigen informatiepost in de wijk en werkte veel samen met medewerkers van de woningcorporaties en met de Dienst Volkshuisvesting. Het woonmaatschappelijk werk van de Dienst Volkshuisvesting verzorgde in die tijd het leeuwendeel van de herhuisvesting in de stad. Ik was de vierde sociaal begeleider in de stad en het zouden er uiteindelijk ca. elf worden. Toen de stadsvernieuwing na 1981 op volle toeren ging draaien werden op jaarbasis 1500 tot 2100 gezinnen en alleenstaanden in de stad geherhuisvest.
Affiche Dag van de Haagse Woningnood, 7 februari 1981 (maker onbekend reactie).)
Binnen de afdeling SBSV bestond een kleine stroming die vooral principieel actie wilde voeren tegen het kapitalistische systeem (Transvaal Krotvrij) en een grote stroming, waar ik mezelf toe rekende, die ook door samenwerking met een gemeentelijke afdeling het beste voor de cliënten en de wijk er uit wilde halen. Over het algemeen waren veel Haagse dienstverleners in die tijd voor ‘maatschappijverandering’. Dat ben ik nog steeds overigens, maar er zijn niet veel mensen meer, die nu nog weten wat dat betekent. Maar goed, omdat de sloop van de Maasstraat niet doorging, ben ik tot 1985 vaak als dienstverlener en ook als een soort opbouwwerker in de Rivierenbuurt aan het werk geweest, naast de sociale begeleiding van een flink aantal renovatie-projecten. Een van de eerste gebeurtenissen op mijn werkplek aan de Uilenbomen 66 was de oplevering van het nieuwe (door de buurt verwenste) gebouw van de Staatsdrukkerij aan de overzijde, aan de Boomsluiterskade. Aan het pand van het Buurtberaad werd daarom een spandoek gehangen, waar ik nog aan meegeholpen heb. Jan Hoogduin zei later: “toen ik zag dat je als gemeente ambtenaar een spandoek ging ophangen, kreeg ik pas echt vertrouwen in je “. Voor veel andere delen in de buurt zoals de herenpanden aan de Zwarte Weg, de Uilenbomen, het Spui moest door het Buurtberaad vaak ‘bevochten’ worden dat deze werden gerenoveerd en niet om financiële redenen zouden worden gesloopt. In enkele bedrijfsruimten in de stadsvernieuwingswijken waren nog paarden gestald, dat was vaak lastig bij de herhuisvesting.
Foto van het bezoek van politici aan de Maasstraat, rechts de heer Schelto Patijn (PvdA) en geheel rechts An Bodman van het Buurtberaad (Fotograaf Joost Blasweiler).
De verbreding van de Lekstraat van twee naar vier rijbanen werd door de wijk als een groot gevaar gezien, omdat men toch al het idee had dat de wijk door kantoorgebouwen en grote verkeer doorbraken werd omsingeld en zo rijp werd gemaakt voor de ‘amorfering’ = sloop.
Nadat Adri Duivesteijn, wethouder Hardon was opgevolgd, kon deze in het najaar 19802 zelf aan de slag om de aangenomen raadsmotie voor de nieuwe aanpak van de stadsvernieuwing handen en voeten te geven. Binnen de Dienst Stads Ontwikkeling en de Gemeentesecretarie werd naarstig gezocht naar vier mensen, die het leidinggevend team konden vormen van de nieuwe organisatie, de projectorganisatie stadsvernieuwing, de POS. Adri ging spoedig en voortvarend aan de slag.
Een van deze leden was Niek Roos3, die een aantal jaren als sociaal raadsman van de GSD in de Rivierenbuurt werkzaam was geweest. Van belang was dat de belangrijkste geldstromen voor de stadsvernieuwing via dit leidinggevend team aan concrete projecten toebedeeld zouden gaan worden. Ook dat op tijd en doelgerichter subsidies bij het ministerie VROM en anderen ministeries zouden worden aangevraagd. Per stadsvernieuwingswijk werd geleidelijk, maar toch wel binnen twee jaar voor elf wijken in de stad een projectstaf geformeerd; vaak drie a vier mensen: een projectleider, een aspro, de secretaris en een administratieve kracht. Met name Hans van Dijk bleek een creatieve organisator om voldoende personele capaciteit bij elkaar te schrapen en te verzamelen, ook de andere leden van het LTG waren allen goede improvisatoren met een duidelijke visie. De projectgroepen gehuisvest in de wijk zelf gingen slagvaardig aan de slag, binnen een jaar waren concrete actieprogramma’s opgesteld en waren de eerste nieuwe projecten al in uitvoering te stellen.
Haagsche Courant over het wijkberaad Rivierenbuurt/Spuikwartier, 12 oktober 1982
Volgens de Haagsche Courant van 12 oktober 1982 vond het buurtberaad vijf minuten inspreektijd (bij de gemeente) voor stadsvernieuwing in de wijk niet genoeg. Het wijkberaad wilde van de gemeente het vetorecht in de projectgroep stadsvernieuwing bij plannen over de wijk. Het wijkberaad had het overleg met de gemeente al stopgezet omdat de wijkvertegenwoordiging (volgens woordvoerder Marius Ballieus) niet serieus werd genomen. Inspraakprocedures die in de nota 'De Haagse stadsvernieuwing' waren vastgelegd, werden volgens hem met voeten getreden. Dit gebeurde vooral rond de aanleg van het Rijn-Lektracé. Volgens een gemeentewoordvoerder ging de aanleg daarvan gewoon door, omdat deze weg niet viel onder de stadsvernieuwing. Daarom golden hiervoor andere regels. De wethouder nodigde de wijk uit om over problemen te praten die zich in de projectgroep stadsvernieuwing hadden voorgedaan. Volgens de krant zal voorafgaand aan dit gesprek een vergadering van het wijkberaad plaatsvinden in het wijkgebouw aan de Scheldestraat 106. Alle buurtbewoners zijn welkom.
De ‘open gaten’ in de stadsvernieuwingsgebieden werden zo snel mogelijk weer bebouwd. Veel oude grote bouwplannen moesten vlot getrokken worden, zoals Kavel 6. Deze kavel, een oude kantoorreservering van het rijk in de Rivierenbuurt, was door het rijk aan de gemeente teruggegeven met de nieuwe bestemming wonen. De nieuwbouw van Kavel 6 stagneerde o.a omdat het nieuwbouwplan van woningbouwvereniging Verbetering Zij Ons Streven (VZOS) over een van de alleraardigste hofjes van Den Haag heen was getekend. Het Julianahof werd uiteindelijk hiervoor toch gesloopt. In die tijd werd elk nieuwbouwplan door het ministerie beoordeeld om in aanmerking te komen voor subsidie. De normen waren streng: sober en doelmatig was het credo.
Vervolgens werden deze plannen dan nog eens verder op het ministerie voor de Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO werd na 1982 VROM) zelf uitgekleed onder het motto alle ‘toeters en bellen’ moeten er nog af. De heer van Mill was de gemeentelijke verbindingsman tussen de corporaties en het almachtige Ministerie.
De taak waarvoor de wethouder en zijn projectorganisatie stadsvernieuwing voor stond was immens. In elf wijken moest de uitvoering van sloop en nieuwbouw nog op gang komen. In de wijken zelf moesten concrete met elkaar samenhangende projecten gemaakt en gefaseerd worden uitgevoerd. Alleen al om de vastgelopen vernieuwing van de Schilderswijk, het grootste stadsvernieuwingsgebied van Nederland met zo’n 40.000 mensen, weer om te buigen naar een proces waar de bewoners, de vele woningbouwverenigingen en de gemeentelijke organisaties weer vertrouwen in kregen was een huzarenstukje. Het plaatje op de voorkant van dit schrijven geeft aan welke ombuiging in denken nodig was in de planontwikkeling. Deze verandering was al geruime tijd voor de komst van de heer Duivesteijn als wethouder begonnen, alhoewel hij in die voorafgaande periode als actievoeder van de wijk en al gauw als raadslid aan deze verandering werkzaam was. De tijd was rijp en de meeste betrokkenen waren dan ook blij dat nu eindelijk de machine ging draaien en dat nu eindelijk ook de leefbaarheidsproblemen en de wensen van bewoners meer serieus een onderdeel werden van de planontwikkeling. Het besef was doorgedrongen dat alleen het dichtplanken van grote gebieden en de ‘sloopbal’, Den Haag niet zouden omtoveren in een stad waar het goed wonen en leven is. Al sinds begin 1970 was de weerstand tegen de koude sanering van de volkswijken gegroeid. Jan Schaefer, Staatssecretaris voor de Volkshuisvesting had geregeld dat er rijkssubsidies kwamen voor een ander soort stadsvernieuwing en hij gaf de tijdsgeest aan: “in nota’s kun je niet wonen”. In de wijken zelf met de bewoners moest je plannen maken en deze vooral ook snel uitvoeren. Wethouder Duivesteijn stond overigens niet alleen onder druk dat hij alles tegelijkertijd moest opbouwen om draagvlak te behouden in de buurten en de gemeenteraad, hij moest ook binnen zijn eigen gelederen de Partij van de Arbeid het initiatief behouden. Hij was niet zonder slag of stoot door de PvdA-fractie voorgedragen als vervanger van Wethouder Hardon4.
Hans Pars meldt in zijn boek over Piet Vink Wethouder aan Zee: “Er was strijd om de opvolging binnen de PvdA fractie. Het ging om twee kandidaten Duivesteijn en Ten Velden, maar op de achtergrond speelden ook de ambities van Van Otterloo een rol. De inner circle rondom Van Otterloo besloot tijdens een zoveelste ijsje in ijssalon Florencia dat Duivesteijn en niet Ten Velden de opvolger van Hardon moest worden. Er waren in de lopende collegeperiode nog twee jaar te gaan en dat zou voor Duivesteijn niet genoeg zijn om zich te profileren. Bovendien was de verwachting dat hij zich met zijn speciale karakterstructuur binnen de kortste keren onmogelijk zou hebben gemaakt in het stadhuis. De directeur stadsontwikkeling Frits van der Sluys had binnenskamers al laten weten dat hij het voor Duivesteijn zielig zou vinden als deze wethouder werd, want dan zou hij de volgende wethouder zijn die zou sneuvelen over de Haagse bouwproblemen. In de berekening van de groep Van Otterloo zou Duivesteijn bij het vaststellen van de kandidatenlijst voor de raadsverkiezing van 1982 worden afgevoerd. En dan kon Gerard van Otterloo hem opvolgen. Helaas hadden ze niet gerekend op Piet Vink, die Duivesteijn niet alleen politiek steunde, maar hem ook bijles gaf hoe hij als wethouder succesvol kon zijn”. De lezer moet zich wel bedenken dat over deze geschiedenis ook andere versies bestaan, er zullen vaak andere ‘beleefde’ waarheden zijn dan in het bovenvermelde verhaal. Maar in ieder geval heeft men zeker de creatieve inzet van Adri zelf onderschat. Elk weekend liep hij door zijn wijken en menig projectleider vond maandagochtend een briefje op zijn bureau of hij even een aantal zaken in zijn gebied terstond wilde regelen. Twee jaar later werd Adri opnieuw gekozen als wethouder ROSV.
Ook veel landelijke acties in de jaren tachtig (Fotograaf onbekend reactie).
Dit overleg was een bundeling van zeer veel Haagse bewonersgroepen, hiervan was lange tijd Ben Houthof de inspirerende voorzitter.
De gemeente had een nota geschreven over de woonlasten. Hierin beweerde ze dat de mensen hun gasrekening niet meer konden betalen, omdat de mensen niet met geld kunnen omgaan en omdat de huizen te veel kieren hebben. Er werd daarom even een kierploeg gevormd uit de verschillende bewonersgroepen in de stad. En werd de raadscommissiezaal totaal dichtgeplakt.
De Kierploeg
Van links naar rechts aan de inspreektafel: Ome Kees uit de rivierenbuurt, een stagiaire, ons aller Sjef van Oosten, dan een zeer actief lid van de SOS, maar de naam is me even ontschoten, en dan Ben Houthof (Fotograaf Joost Blasweiler).
Gemeentelijk bureau bezet
Rond 100 vertegenwoordigers van Haagse bewonersorganisaties bezetten volgens een bericht in de krant het gemeentelijk bureau Wijkaangelegenheden (Javastraat). Men protesteerde tegen bezuinigingen op de wijkcontactambtenaren, het opbouwwerk buiten de stadsvernieuwingsgebieden en de sociale begeleiding binnen deze gebieden. Wethouder Vink sprak de menigte toe. Hij vond dat de mensen beter even konden wachten op de toelichting op de bezuinigingen, die zou verschijnen in de Voorjaarsnota. Op de foto voert Ben Houthof van het SOS het woord. Wethouder Vink staat rechts naast Ben te wachten, tot dat hij gaat antwoorden op het verhaal van Ben
Stadsvernieuwing werd in het begin van de jaren tachtig door de gemeente omschreven als het verbeteren en vernieuwen van woningen, bedrijven en openbare ruimten, in samenhang met maatregelen ter verbetering van de leefomstandigheden in wijken met sociale en culturele achterstanden. Vaak denkt men nu dat de stadsvernieuwing alleen een technische vernieuwing is geweest, dat is een misvatting. Het was ook een sociaal- cultureel gebeuren, waarin volkswijken en gemengde wijken zich ontwikkelden, en waarin bewoners participeerden in de vernieuwing van hun eigen omgeving. Doelbewust werd door de afdeling wijkaangelegenheden en de welzijnsafdelingen deze emancipatie gestimuleerd en gefaciliteerd. Een bewonersorganisatie kon rekenen op ondersteuning door een opbouwwerker, een administratieve kracht en een extern deskundige (om de bewonersorganisaties weerbaarder te maken in technische rapporten en onderzoeken). Een sociaal begeleider stadsvernieuwing werkte hier vaak aan mee, zodat zijn cliënten minder in de knel zouden raken. Er werd beter geluisterd, zodat stadsvernieuwing meer doordacht en gefaseerd werd uitgevoerd. Voor ambtelijke afdelingen en de POS was dit niet altijd gemakkelijk, men moest behoedzaam opereren om niet nodeloos de vlam in de pan te ontketenen. Na een aantal jaren kreeg de bewonersafvaardiging in de projectgroep van de POS zelfs het recht om gebruik te maken van een conflictregeling, die de besluitvorming ophield, tot dat de Raadscommissie ROSV een uitspraak had gedaan over wat er diende te gebeuren. Aangezien hier vaak een periode van een kleine twee maanden tussen zat hadden Adri Duivestein en zijn ploeg ook volop gelegenheid te bemiddelen in dit conflict. Al deze voorzieningen zijn nu een stille dood gestorven.
Nu in 2012 kan de gehele Schilderswijk, met een bevolking van ca. 35.000 mensen, de komende jaren in het geheel niet meer rekenen op ondersteuning door een opbouwwerker. Als het mee zit dan kunnen ze wat advies krijgen, maar professioneel stimuleren dat mensen zelf hun wijk opbouwen? Wie weet nog wat opbouwwerk is? Bewoners moeten niet zelf hun omgeving gaan meebepalen, ze moeten werken, consumeren en hun identiteitskaart met het BSN nummer bij zich hebben, meer vindt men niet nodig. Zelfs het woord opbouwwerker is gesaneerd door de stichting BOOG, op dezelfde wijze zoals in de jaren negentig het woord stadsvernieuwing een vies en achterhaald begrip werd. In zekere zin is het ook goed dat het veranderd is, de kracht achter de vernieuwing verdween immers uit de wijken.
Uit de scriptie van N.M. Bruijn, Interetnisch contact in de Schilderswijk, een onderzoek naar de omgang tussen Nederlanders en migranten tussen 1960-2000, pagina 45, 2012 masterstudie geschiedenis Leiden:
Veel bewoners trokken weg uit de volks- en arbeiders door dat hun woningen gesloopt of gerenoveerd moesten worden, de oude sociale verbanden gingen hierdoor vaak verloren. Andere bewoners voelden zich sociaal geïsoleerd in hun straat omdat zij veel buitenlandse buren hadden, terwijl sociale banden binnen straten al eerder werden verbroken door het wegtrekken van veel Nederlandse buren: “en dat ging op een gegeven moment best wel in een sneltreinvaart “, vertelt een Nederlandse oud bewoner van de Jan de Baenstraat over het midden van de jaren zeventig, ‘ik heb nog wel mensen gekend, die gingen dan wel weer hier in de wijk wonen, maar ja, de één woonde vijf straten verderop, de ander ging daarheen… dus ja, het werd wel uit z’n verband getrokken natuurlijk.’207 Voor de achterblijvers was ‘hun straat (…) hun straat niet meer.’ Dat de nieuwe buren gebrekkig Nederlands spraken vergemakkelijkte het opbouwen van een nieuwe sociale samenhang voor de Nederlanders niet, maar het is de vraag in hoeverre die met nieuwe Nederlandse buren was teruggekeerd. Gewoontes van sociale groepen veranderen hoe dan ook. De toename in welvaart zorgde voor een afname in onderlinge afhankelijkheid van buren, waardoor zij elkaar minder spraken. ‘Vroeger kwamen mensen nog een kopje suiker bij elkaar lenen’, vertelt een Nederlandse bewoonster uit de Van Limburg Stirumstraat, ‘maar nu heb je dat toch niet meer nodig? Die kasten puilen toch uit?’.
Anke Kamerman schrijft in haar boek Van gewoonten naar afspraken in 1988 over de acties van de bewoners voor Betaalbare Huren in de Schilderswijk, waaruit de BOS uitvoortkwam. De acties weren niet in de eerste plaats gericht tegen de vormgeving van de woningen, maar tegen de uitplaatsing en tegen de te hoge huren, al keerden de bewoners zich ook tegen de hoogbouw van twaalf verdiepingen. Men wilde ook meebeslissen over het inplaatsingsbeleid. De heer van Alphen: “daar hebben we nooit greep op gehad. Door de stadsvernieuwing kwamen mensen die je niet kent het eerst aan de beurt, die er komen wonen. Een groot percentage buitenlanders is hier komen wonen. De gemeente zegt dat het gaat om 29 procent, maar in sommige straten is dit wel 80 procent. Daar krijg je ellende van”.Voor de stadsvernieuwing kon je bij een huisbaas of verhuurder vrije gemakkelijk kennissen en familieleden de nieuwe huurder laten worden. Later werd het inplaatsingsbeleid in de nieuwbouw aanpast en kond de BOS een derde van de mensen voordragen bij een nieuw te bouwen project. In de jaren tachtig werden de huursubsidies beetje voor beetje teruggeschroefd, zodat een aantal mensen later toch de nieuwbouw moesten verlaten. Maar het lag niet alleen aan het inplaatsingsbeleid dat het niet meer zo gezellig was in de Schilderswijk. Volgens de bewoners lag het ook aan de verandering van de mentaliteit van de mensen in de wijk. Veel; mensen hebben zich teruggetrokken en hebben weinig behoefte meer aan sociaal contact; niet inde eerste plaats vanwege de toegenomen welvaart. (blz. 55/56 en 61-64).
Slechts een handje vol veteranen in veel wijken bleef uiteindelijk aan het werk om in hun wijk te verbeteren. Nieuwe bewoners waren veelal met hele andere zaken bezig: hoe zorg ik ervoor dat mijn gezin hier goed opgroeit en niet uit elkaar valt? Hoe behoud ik voldoende inkomsten en werk? Krijgen mijn kinderen een goede schoolopleiding, hoe gaat met mijn familie en bekenden uit de streek, waar ik vandaan kom? Kortom met dezelfde soort vraagstukken als waar de oorspronkelijke bewoners van de stadsvernieuwingswijken begin 1900 zich moesten bezig houden.
Eind van de 19e eeuw zijn veel bewoners van het platteland en de dorpen van Zuid Holland naar Den Haag getrokken om hier een bestaan op te bouwen. Ik zal nooit vergeten dat zo rond het jaar 2000 de kentering kwam bij de nieuwe bewoners (de migranten) in de Schilderswijk, waar al velen in Nederland zelf waren geboren. Met name veel vrouwen gingen zich uitdrukkelijk bemoeien met de openbare ruimte, dus met datgene wat er buiten gebeurde en hoe de openbare ruimte was ingericht. Dat is voor de gemeenschap en voor de democratie denk ik pure winst, want iemand die wil dat het ‘buiten’ veilig, schoon en goed leefbaar is, die is aanspreekbaar en wordt een bondgenoot tegen verloedering, criminaliteit en uitbuiting.
Nee, stadsvernieuwing was destijds zeker niet alleen een technisch proces, hoe zou anders midden jaren tachtig het beleid van Duivesteijn door de term Stadsvernieuwing als culturele activiteit kunnen zijn bepaald?
Alle jaarprogramma’s kenden ook sociale maatregelen, misschien bescheiden, maar zeker niet minder dan nu. Vanaf 1985 werd een integrale aanpak voorgestaan, nadat eindelijk de Haagse stadsvernieuwing op stoom was gekomen. Er was een budget voor de leefbaarheid in elk POS gebied, menig secretaris heeft zich blauw geschreven om de uitgaven hiervan op tijd uitbetaald te krijgen. In sommige wijken zoals de Schilderswijk werden leer- en werkmogelijkheden georganiseerd. Voorbeelden uit die tijd zijn de oprichting van de Leerwerkbank, die jonge werkelozen aangepaste leertrajecten en werkmogelijkheden aanbood, en de vestiging van lager- en middelbaar beroepsonderwijs in de wijk. De oprichting van het Volksbuurtmuseum, het Buurtbeheerbedrijf Schilderswijk, de bouw van een Hammam en een Buurtzwembad waren eveneens voorbeelden van gezamenlijke krachtinspanningen om de Schilderswijk weer vorm en inhoud te geven.
Begin jaren tachtig was er in alle oude wijken veel prostitutie, overal waren er rood verlichte raampjes te zien. In een aantal plantsoenen werd getippeld en gedeald. Door de stadsvernieuwing en ’onze wethouder’ werd de prostitutie, die verbonden is met vrouwenhandel en mishandeling, behoorlijk snel gesaneerd en geconcentreerd. Vergelijk dat eens met hoe lang Rotterdam heeft lopen worstelen met dit probleem en de aanpak van het centrum van Amsterdam, die pas na 2010 is begonnen. En passant werd de nieuwbouw en renovatie van zeer veel scholen, buurt- en clubhuizen, culturele en religieuze centra meegenomen en vooral geregeld. Alle gemeentelijke Diensten hadden gauw door dat met hulp van de slagkracht van de nieuwe POS en dé wethouder hun eigen vernieuwingsplannen in de wijk eindelijk met spoed konden worden uitgevoerd. Vaak werd dan ook door ‘de stadsvernieuwing’ in de modernisering van hun gebouwen geïnvesteerd. Later in de jaren negentig ontstond de sociale wijkaanpak als aanvulling op de uitvoering van de stadsvernieuwing.
Maar stadsvernieuwing en sociale wijkaanpak zijn geen wondermiddelen en kunnen de structurele processen van ongelijkheid, oneerlijke verdeling in beloning en kansen van dit economisch systeem niet opheffen. Wel verzachten en dat is belangrijk genoeg, want het gaat om hoe mensen kunnen wonen en leven. Ook de menselijke tragedies, die ontstaan door ziekte, invaliditeit, gebreken, ouderdom, egoïsme, domheid en verveling worden door stadsvernieuwing niet voorkomen. Kortom er werden en worden zo nu en dan te hoge verwachtingen gekoesterd dat stadsvernieuwing de oude wijken kan omtoveren tot idyllische leefgebieden, waar ieder tevree en gelukkig zal leven. Vaak is men nu vergeten dat veel woningen in de jaren tachtig echt aan hun eind waren, met afscheurende uitbouwen en grote verzakkingen door funderingen, die het begaven. Veel woningen waren bijna direct op het veen gebouwd met nauwelijks een zandbed. Veel woningen hadden vochtdoorslag in muren en ‘optrekkend vocht’ via de fundering, dat zorgde voor schimmel en bedompte hokken. Wie kent nog die geur van die bedorven vochtige lucht? Tal van kinderen en vrouwen werden ziek door het langdurige verblijf in deze ‘krotten’.
Zo vertelt4 een Nederlandse vrouw over de huizen in de Rembrandtstraat: ”slecht onderhouden, veel vocht. Je had natuurlijk geen centrale verwarming, je had alleen één kachel in de woonkamer en dan was het echt als je ’s avonds je bed in ging dat het ja, een beetje nat aanvoelde.’ ‘De huizen waren koud’, bevestigt een oud bewoner van de Jan de Baenstraat, ‘en negen van de tien huizen had geen douche’.Niet alle woningen in de wijk verkeerden in een dergelijke staat, maar de respondenten uit andere straten hadden soortgelijke ervaringen. Wanneer bewoners de kans hadden om te vertrekken, grepen zij deze meestal..
Bezoekers, die nu door bijvoorbeeld de Schilderswijk lopen en dan iets zien wat ze zelf niet gewend zijn of inderdaad zo nu en dan een fout in de stedenbouwkundige opzet ontdekken, zijn soms geneigd om te zeggen: “de stadsvernieuwing is mislukt”, maar ze weten echt niet waar ze het over hebben. Eigenlijk zou men eens de achterbuurten van de Franse, Belgische en Engelse steden moeten bezoeken om te kunnen oordelen. Ze hebben geen idee wat tot stand is gebracht. Zeker niet alleen door de activiteiten van de POS, maar ook door veel bewoners, opbouwwerkers en buurtwerkers, woningcorporaties en niet te vergeten door veel ambtenaren van de Diensten, zoals Volkshuisvesting en REO.
Voor vervolg zie deel 2
Geschreven door Joost Blasweiler, Hij schreef dit ter gelegenheid van zijn afscheid als projectleider van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling, Den Haag november 2012.
Bij foto's waarvan geen fotograaf bekend is: De auteur heeft de maker van deze foto niet kunnen achterhalen. Als u de fotograaf van deze foto bent, kunt u contact opnemen met de auteur (joostblasweiler@planet.nl)
1. In die tijd hadden ambtenaren nog rangen, ik werd als Adjunct Commies B aangesteld. Andere sociaal begeleiders waren in de loop der tijden : Yvonne Van Dam, Michel van Loon, Miep Postma, Joan Jansen, Leela Birjmohun, Ben Veen , Charlotte Ellis- Windt,Ina verhoef, Karin Konijnenburg, Ine Wassens, Piet Breebaart, Lex van Wijk, Lidy Landsdorp, Ria Waarle, Joop Schouten, Niek Yap-tan,Annemiek Verzijl, Bart Kommers, Gert-Jan van der Beuken, Esmeralda Renfurm, Sien Molenkamp, Guust Haest en Hans Schenkel (werkbegleider SBSV).
2. Het gedenkboekje Wethouder aan Zee over wethouder Piet Vink geeft nadere uitleg hoe Adri Duivesteijn wethouder werd van Den Haag, vlg. schrijver Hans Pars.
3. De andere leden van het LGT waren Hans van Dijk, Gerard van Evert en Bram Harkes.
4. Gerard van Otterloo de nieuwe fractievoorzitter van de PvdA , die in de wandelingangen de ‘wandelende rekenmachine’ werd genoemd toonde met onweerlegbare cijfers aan dat bij de nieuwbouw van Scheveningen Badplaats het bouwconcern Bredero de kluit had beduveld. Zo was er 27.000 m2 winkelruimte gebouwd in plaats van de contractueel overgekomen 13.000 m2 en 21.000 m2 horeca in plaats van 14.000 m2. Toen het bij de nieuwbouw van Houtwijk weer mis ging trad Hardon van de PvdA af in september 1980. (uit het boek van Hans Pars). Duivesteijn kreeg één stem meer in de PvdA fractie voor de opvolging, zijn opponent behoorde tot dezelfde politiek stroming, Van Otterloo deed niet mee aan de verkiezing.
5. N.M. Bruijn 2012, Interetnisch contact in de Schilderswijk, een onderzoek naar de omgang tussen Nederlanders en migranten tussen 1960-2000 , pagina 45, scriptie master geschiedenis Leiden.
6. De tekst is oorspronkelijk uitgegeven als boek.
© Voor niet-commercieel gebruik mogen teksten worden overgenomen, met bronvermelding of een link naar deze pagina.
Bij de afbeeldingen ligt dat anders: veel afbeeldingen zijn niet mijn eigendom en er kunnen nog rechten op rusten.
Suggesties voor verbeteringen zijn altijd welkom. Reacties.
Deze pagina is cookie-vrij.