Geschiedenis van Den Haag
kopfoto

ooievaarkleinerDe geschiedenis van de Nieuwe Haven.

Nieuwe Haven in 1880

Geschiedenis van de Nieuwe Haven

Middeleeuws zandpad

In de jaren 1970 is een deel van de Nieuwe Haven afgebroken om ruimte te maken voor ministeries en het Prins Bernhardviaduct. Het gedeelte dat toen verdwenen is had een geschiedenis die mogelijk al in de Romeinse tijd begon. Volgens N.J. Pabon liep er in die tijd een Romeinse weg die de route van de Pletterijkade, Ammunitiehaven, Nieuwe Haven, Korte en Lange Houtstraat volgde. Deze weg verbond het stadje Forum Hadrianum met kleinere Romeinse nederzettingen in Scheveningen. Het is niet onwaarschijnlijk dat de Nieuwe Haven op deze manier al een voorloper had, maar er is nooit bewijs voor gevonden. De eerste (geschreven) bewijzen voor een weg op de plaats van de Nieuwe Haven dateren uit de Middeleeuwen. Uit de vermelding in een kloosterboek kun je concluderen dat de ‘Coman Willemslaan’ al in 1336 bestond. Een tegenstander van deze conclusie houdt het op 1447. Deze laan werd later ook wel ‘Zusterlaan’ genoemd en was toen niet meer dan een zandpad dat van een klooster naar de landerijen van het klooster liep. Op verschillende plattegronden is deze laan afgebeeld en hij ligt op dezelfde plaats als de Nieuwe Haven. De verklaring van de eerste naam is niet te geven. Coman Willem staat natuurlijk voor koopman Willem, maar in de schaarse geschreven bronnen van die tijd komt hij verder niet voor. Het bestaan van de laan zal iets met koopman Willem te maken hebben gehad. Het kan bijvoorbeeld naar zijn huis of pakhuis hebben gelopen. Het enige probleem met deze redenering is dat zijn huis of pakhuis dan buiten de bebouwde kom van Den Haag moet hebben gelegen. De oudst bekende kaart van Den Haag dateert uit 1560 en daarop is de Zusterlaan afgebeeld met aan de ene kant aan de stadsrand een klooster en aan de andere kant de weg naar Voorburg en via een zijtak naar een nog onbebouwd gedeelte van het Spui.

kaart Jacob van Deventer uit ca. 1560

Detail van de kaart van Jacob van Deventer uit ca. 1560. Rechtsbovenin ligt het Sint-Mariaconvent. Het kanaal dat schuin links loopt is het Spui. Bovenin links ligt het Binnenhof. Het water is de kloostervaart en zal later Nieuwe Haven worden. De knik naar links is de latere Ammunitiehaven (Gemeentearchief Den Haag).

De naam Zusterlaan is makkelijker te verklaren, want in de Middeleeuwen lag er aan de Lange Poten een nonnenklooster, het Convent van Maria in Galilea. Een groot deel van de huidige Rivierenbuurt behoorde toe aan dat klooster en heette toen Zusterland. De Zusterlaan liep door dat land van het klooster naar de landerijen en liep daar dood. Het klooster werd in 1463 gesticht door zusters uit een ander Haags klooster. Over de geschiedenis van het klooster is niet zo heel veel bekend. Het had eerst een kerk aan het Spui, maar tussen 1497 en 1502 is er een nieuwe kerk gebouwd aan de Poten. (Nu zouden we het situeren aan het Plein op de hoek van de Korte Houtstraat). In 1483 was aan het klooster toestemming gegeven om van het Spui tot de Coman Willemslaan een watergang met sluisje te mogen maken, met een kade ten zuiden. Waarschijnlijk liep dit kanaal niet rechtstreeks, maar met een knik, want op latere plattegronden uit 1560 en 1570 zie je zo’n sloot afgebeeld. Op een ontwerptekening voor nieuwe havens uit 1597 kun je zien dat deze sloot op dezelfde plaats ligt als de Ammunitiehaven en Nieuwe Haven die hierna gegraven gingen worden. Het kloosterkanaaltje is dus een voorloper van de Nieuwe Haven. Vermoedelijk werd het water van het kanaaltje gebruikt voor de brouwerij van het Mariaklooster. Het bezat net als andere kloosters in Den Haag een brouwerij en een rosmolen. Het was geen klein klooster. Van enkele jaren is bekend hoeveel mensen er woonden: in 1487 50 mensen, in 1508 48 en in 1559 34 mensen. De terugloop van het aantal bewoners liep parallel met de teruggang van de Haagse economie. De Tachtigjarige oorlog was voor Den Haag de genadeklap. In 1565 ging het met het klooster zo slecht dat het grond moest gaan verkopen om het hoofd boven water te kunnen houden. In 1567 verkocht het de brouwerij en de rosmolen. Omdat het klooster katholiek was en daarom als vijandelijk bezit werd beschouwd overleefde het de Tachtigjarige Oorlog niet. Het werd in 1572 gesloopt en de restanten werden gebruikt voor de aanleg van een verdedingswal om Den Haag. Nu herinnert alleen de Bagijnestraat nog aan het begijnenklooster.

Den Haag

Het ontstaan van de Nieuwe Haven staat niet los van de geschiedenis van Den Haag. Dat was ontstaan als dorp rondom het kasteel van de Hollandse graven. Dat kasteel was een vrij groot complex met het Binnenhof als kern en een ommuurd gedeelte dat liep van Buitenhof tot aan het Plein. Om de verschillende delen van het kasteel lagen grachten. Het dorp Die Haghe ontstond waarschijnlijk doordat mensen die op of bij het kasteel hun brood verdienden in de nabijheid wilden gaan wonen. Het kasteel trok allerlei ambachtslieden en handelaars aan die het kasteel voorzagen van meubels, kleding, harnassen, sieraden, textiel, wijn en nog veel meer. De edelen en ambtenaren die op het hof werkten woonden niet in het dorp, maar in hun eigen wijkje aan het Lange Voorhout en de Lange Vijverberg. De vele rijke edelen en hoge ambtenaren kochten luxe goederen als juwelen, wijn en dure kleding. In Den Haag kwamen ook ambachtslieden en handelaars die zich in luxe goederen specialiseerden en overal uit Europa en daarbuiten hun handelswaar betrokken. Het vervoer van mensen en goederen ging in die tijd bij voorkeur over water. Dit was comfortabeler dan vervoer in wagens met houten wielen die zonder vering over hobbelige of door regen onbegaanbare wegen moesten gaan. Schepen verzorgden het vervoer met andere steden als Delft en Leiden. Later kwamen er geregelde veerdiensten op steden als Amsterdam, Rotterdam, Utrecht. Hoewel er ook schepen aanmeerden in de slotgracht rond het kasteel was het Spui de eerste haven van Den Haag. Het Spui was ooit een haven en was aangelegd om Den Haag via Vliet te verbinden met andere Hollandse steden. De aanwezigheid van het grafelijk hof was een factor die bijdroeg aan het economische welzijn van Den Haag. Of de graaf vaak in Den Haag was is niet zo zeker, want hij reisde veel rond en was vaak in het buitenland. Ook zijn vrouw was vaak weg voor bezoek aan haar vaak buitenlandse familie. Toen het Hollandse gravenhuis kinderloos eindigde werd de positie van graaf geërfd door een buitenlands vorstenhuis. Op deze wijze werd het Hollandse graafschap enkele keren geërfd door een ander buitenlands vorstenhuis. Achtereenvolgens waren dat het Henegouwse, het Beierse, het Bourgondische en het Habsburgse huis. De centrale hoofdstad kwam steeds verder te liggen en Den Haag werd een provincie-hoofdstad van een steeds groter rijk. Het is niet zeker of dit de oorzaak was van de achteruitgang van de Haagse economie, maar dit is niet onwaarschijnlijk. Een andere reden voor de neergang was de kwetsbaarheid van Den Haag. Het dorp Den Haag had van de graaf nooit toestemming gekregen om stadsmuren te bouwen en dat werd Den Haag in de 16de eeuw noodlottig. De Bourgondiërs voerden toen oorlog met de hertog van Gelre en tijdens die oorlog, in 1528, werd het Bourgondische Den Haag onverwacht geplunderd door de Gelderse veldheer Maarten van Rossum. Op het eind van de 16e eeuw woedde de Tachtigjarige Oorlog, de opstand van de protestante Nederlanders tegen de katholieke Spaanse koning Filips II. Den Haag werd regelmatig bezet en geplunderd door Geuzen of Spanjaarden. Vooral tijdens het beleg van het dichtbij gelegen Leiden had Den Haag veel te lijden van legers van beide kanten. De regeringscolleges vluchtten naar veiliger plaatsen. Den Haag telde op een gegeven moment nog maar 3 á 4.000 inwoners. Er bleef van Den Haag zo weinig over dat Delft zelfs voorstelde om Den Haag maar helemaal met de grond gelijk te maken. Het argument was dat de stad dan niet meer door vijandige troepen gebruikt kon worden. Maar dat liep anders toen de Spaanse legers verdreven waren.

kaart Jacob van Deventer uit ca. 1560

Op deze niet nauwkeurige kaart zijn de hoofdlijnen van het toenmalige Den Haag te zien. Bovenin nog een stukje Binnenhof met de Spuipoort. Schuin daaronder heeft de Lange Poten slechts een paar huizen en aan de zuidkant ligt het grote Convent van Maria in Galilea. Op deze kaart staat het wel bestaande Zusterpad niet aangegeven. Deze voorloper van de Nieuwe Haven moet rechts van het klooster lopen, van de Korte Houtstraat tot ongeveer bij het vraagteken. Onderin links staat het Leprooshuis aan het Zieken, dat inderdaad naar de ziekenzorg in het Leprooshuis is genoemd. Links daarvan ligt nu het Huygenspark, met nog steeds dezelfde bocht. Het was toen de weg naar Delft.Ongeveer bij het vraagteken ligt nu De Doc (Gemeentearchief Den Haag).

Gouden Eeuw

Toen de opstand succesvol bleek was het voormalige graafschap Holland ineens een onafhankelijke staat. Het oude ‘parlement’ van dat graafschap dat vroeger met de graaf beraadslaagde over het vaststellen van belastingen en dergelijke was nu ineens regering geworden. In dat parlement, de Staten van Holland, zaten voornamelijk vertegenwoordigers van de grote steden en de nieuwe regering van Holland werd dus eigenlijk gevormd door de steden. Den Haag hoorde daar niet bij hoewel het wel geprobeerd had om als ‘echte’ stad beschouwd te worden. De echte steden gunden elkaar de vestiging van de regering niet en als compromis werd het kleine Den Haag gekozen. Ook andere bestuursorganen gingen zich in Den Haag vestigen. Niet alleen het graafschap Holland was in opstand gekomen, maar ook andere gewesten zoals Utrecht, Friesland, Gelderland. Elk gewest kreeg op dezelfde manier een eigen regering. De zeven provincies gezamenlijk stelden een soort bondsregering in die een gezamenlijke buitenlandse politiek moest gaan voeren. Dat was de Staten-Generaal die in Den Haag ging vergaderen. Er moesten gebouwen worden neergezet of opgeknapt om bestuurders en ambtenaren te laten vergaderen en wonen. Ook buitenlandse diplomaten vestigden zich in Den Haag. Het was voor Den Haag belangrijk dat ook het stadhouderlijk hof van de Oranje's zich vestigde in Den Haag. De stadhouder was eigenlijk een ambtenaar, maar de Oranje’s hadden hogere ambities en gingen er steeds meer een vorstelijke staat op na houden. Haagse metselaars, timmerlieden, goudsmeden, wijnkopers, houtkopers en vele andere ambachtslieden en handelaren hadden weer volop werk. Den Haag bloeide als nooit te voren. Uit een vergelijking van belastingaanslagen blijkt dat Den Haag in deze tijd rijker was dan Amsterdam. De Oranje's en de buitenlanders kwamen in de deze gegevens niet voor, zodat het verschil nog groter moet zijn geweest.

kaart Jacob van Deventer uit ca. 1560

De Nieuwe Haven is in 1617 nog het Susterpad (rechts). De bleekvelden zijn duidelijk te zien. Links daarvan staan de gebouwen van de blekerijen aan het Lamgroen (Gemeentearchief Den Haag).

De komst van nieuwe havens

Door de uitbreiding van de handel en de aanvoer van bouwmaterialen voor de stadsuitbreiding kwam er behoefte aan meer havenruimte. De oude haven, het Spui, raakte overbelast. Toevallig was er naast het Spui grond vrijgekomen doordat het katholieke klooster St. Maria in Galilea in de Tachtigjarige oorlog door de protestanten geconfisceerd was. Hier konden nieuwe havens worden gegraven. In 1593 was al besloten om een kanaal te graven dat het Malieveld via de Herengracht, Fluwelen Burgwal, het oudste deel van de Nieuwe Haven en Ammunitiehaven met het Spui verbond. Via dit kanaal wilde men onvruchtbare grond van het door de oorlog verwoeste Haagse Bos afvoeren naar bouwterreinen in andere steden. Het was misschien geen bewuste opzat, maar het kanaal was zo aangelegd dat je door het graven van zijkanalen naar het Spui makkelijk nieuwe havens aanleggen. De nieuwe havens waren achtereenvolgens Schedeldoekshaven, Turfmarkt en Houtmarkt. Tussen de nieuwe havens was voldoende ruimte voor huizenbouw. Op een kaart van 1597 is er nog weinig aan bebouwing te zien, maar in 1616 zie je al hele huizenreeksen langs de Hout- en Turfmarkten en de Ammunitiehaven en de Schedeldoekshaven. Aan de andere kant van het Spui, aan de Veerkades en Bierkade werd evenzeer druk gebouwd. Daar verdienden speculanten en aannemers veel geld. Claes Dirksz. Balckeneynde is in deze tijd een van de meest actieve speculanten in bouwterreinen en huizen. Ook zijn schoonzoon, de schilder Jan van Goyen was hierin actief.

 

De verschillende havens hadden hun eigen functie, zoals vaak uit de naam blijkt. Op de Turfmarkt en Houtmarkt kwamen de schepen met turf, bouw- en brandhout en later ook kolen aan. De turfschepen meerden aan op de westkant, de houtschepen op de andere kade, de Houtmarkt. Naar de betekenis van de naam Schedeldoekshaven is veel gegist, zonder dat een aannemelijke verklaring is gevonden. De Ammunitiehaven dankte zijn naam aan het Artilleriehuis of Ammunitiehuis waar kanonnen en ammunitie werden opgeslagen in afwachting van vervoer naar het leger. Een paar eeuwen later zou een van de werknemers van de gieterij de metaalpletterij oprichten waar de Pletterijkade zijn naam aan dankt. In 1825 stond in dat bedrijf, E.B.L. Maritz & Compagnie, de eerste stoommachine in de Haagse geschiedenis. Maritz' compagnon Lion Israël Enthoven maakte er later in de eeuw een van de grootste metaalfabrieken van Nederland van. De fabriek had op haar hoogtepunt 750 werknemers en besloeg een groot deel van de huidige Rivierenbuurt. Overal in Den Haag zijn nog producten van Enthoven te vinden, zoals de bruggen aan de Veenkade en Boomsluiterskade (tegenover de Hekkelaan). In 1904 verhuisde de fabriek naar Delft. Overigens stonden er in de Stationsbuurt meer grote fabrieken.

kaart Joan Blaeu uit 1649

Op deze kaart van Joan Blaeu uit 1649 is de Nieuwe Haven al doorgetrokken tot aan de Z.O. Buitensingel. Andere bronnen noemen 1664 als jaar dat de Nieuwe Haven gegraven werd (Gemeentearchief Den Haag).

De Nieuwe Haven

De geschiedenis van de Nieuwe Haven is niet zo makkelijk te achterhalen als die van andere havens of straten. Niet alleen werd er vroeger minder geschreven en is niet alles bewaard gebleven, maar bij een vermelding van ‘nieuwe haven’ is het niet altijd duidelijk of het om dè Nieuwe Haven gaat of om een nieuwe haven. Maar door fragmenten tekst te combineren met plattegronden kun je wel wat geschiedenis reconstrueren. De Nieuwe Haven is in twee gedeeltes aangelegd. Het oudste gedeelte dat nu niet meer bestaat was oorspronkelijk een kloostervaart en was later onderdeel van de Nieuwe Vaart tussen het Haagse Bos en het Spui. Pas later kreeg een deel van deze vaart de naam Nieuwe Haven. De kloostervaart komt al voor op de oudste kaart die van Den Haag bekend is. Dat is de kaart die Jacob van Deventer in opdracht van Philips II maakte rond 1560. Omdat de kaart gemaakt werd ten behoeve van het leger staan er alleen de voornaamste kenmerken van de stad op. Ook op plattegronden uit later tijd zijn dezelfde vaarten te zien die ooit bij het klooster hoorden, maar die later o.a. de Ammunitiehaven, Nieuwe Haven en Kalvermarkt vormden. Dit gedeelte van de Nieuwe Haven wordt in 1608 al bij de koop van een huis genoemd. Dat huis is waarschijnlijk een van de mooie grachtenpanden die op de panoramatekening van Johannes van Londerseel uit 1614 staan ingetekend. Van Londerseel fantaseert een paar koetjes in het deel dat op de zeer betrouwbare kaart van Bos en Van Harn uit 1616 doorgraven is met sloten van blekerijen. Aan dit gedeelte van de Nieuwe Haven lag waarschijnlijk ook de eerste werkplaats van Gemeentewerken. Die moet daar rond 1600 gekomen zijn en stond bekend als het Haechs erff of Haechse lootse.

Ontwerptekening aanleg Z.O. Buitensingel ca. 1617

Ontwerptekening uit 1617 van de aanleg van de Z.O. Buitensingel. Van de Nieuwe Haven is alleen het bovendeel klaar. Daar staan al huizen. De plattegrond lijkt ‘verkeerd’ te zijn, maar het tegendeel is waar. Als je deze plattegrond ‘goed’ houdt wijst de bovenkant naar het noorden. De meeste stadsplattegronden van Den Haag wijzen met de bovenkant naar het Westen (Gemeentearchief Den Haag).

Op 20 november 1631 besluit het bestuur van Den Haag op voorstel van Adriaan Pauw, raadpensionaris van Holland, om de Nieuwe Haven te verlengen van de Turfmarkt tot aan de Z.O. Buitensingel. Wanneer het daarna gegraven is ligt nog niet helemaal vast. Het staat nog niet op een kaart in het boek van Guicciardini uit 1635, en evenmin op een ontwerptekening uit 1642. Het staat wel op een kaart uit 1650 van Blaeu en een uit 1665/6 van Elandts. In een belastingkohier uit 1664 waarin alle huizen van Den Haag vermeld staan wordt de Nieuwe Haven vermeld als Nieuwe Gracht met een vermelding uit ca. 1664-1668 dat deze ‘nu Nieuwe Haven is geheten’. Het is niet bekend met welk doel de Nieuwe Haven verlengd werd. Sommige schrijvers menen dat dit gebeurde om een betere verversing van de stinkende Haagse grachten mogelijk te maken. Jacob van der Does dicht immers dat de Haagse grachten in de zomer niet meer zo stinken dankzij het graven van de Nieuwe Haven: Aen’t zuiden gaet men door de Houtstraet na de Haven, Die nu nogh onlanghs is gemaekt en gegraven. Een gracht, die aen den Haegh soo veel verversing geeft, Dat men by somer-tyt nooyt stinckend water heeft. Maar de naam Nieuwe Haven duidt eerder op een havenfunctie en dat zal het doel ook wel zijn geweest. Welke producten er op de Nieuwe Haven werden aangevoerd is niet bekend. Hoewel ook het personenvervoer per schip ging is de Nieuwe Haven waarschijnlijk alleen voor vrachtverkeer gebruikt. De trekschuiten vertrokken van het Spui, het Zieken en de Stille- en Amsterdamse Veerkade. Vanaf het drukke Spui kon je dagelijks en soms meerdere malen per dag naar Amsterdam, Utrecht en naar veel andere plaatsen. De Nieuwe Haven wordt nooit als vertrekpunt van een veerschuit genoemd. Van de Nieuwe Haven is wel beweerd dat het oorspronkelijk een aardappelhaven is geweest, maar dat is niet zo waarschijnlijk. De aardappel werd pas een paar eeuwen later, in de tweede helft van de 19de eeuw een belangrijk product. Pas toen kwamen er aardappelmarkten op het Spui en aan de Prinsegracht, waar op maandag en vrijdag Westlandse, Gelderse en Brielse aardappelen werden verkocht. En toen pas legden er aardappelschepen uit Gelderland, Zeeland en Friesland in de Nieuwe Haven aan. Op de kade stonden aardappelpakhuizen. De Nieuwe Haven zal niet lang aardappelhaven zijn geweest. Op het eind van de 19de eeuw komen nog maar enkele schepen aardappels brengen. De meeste aardappels komen dan per trein uit Duitsland, Oostenrijk en Frankrijk. Van het oudste gedeelte van de Nieuwe Haven hebben we wel een aanwijzing wat er aangevoerd werd, want de zuidelijke kade hiervan werd op het eind van de 18de eeuw ook wel Wijnhaven genoemd. Deze naam wordt nu nog steeds gebruikt.

 

De noordkant van de Nieuwe Haven raakte snel bebouwd. Het curieuze van plattegronden van Den Haag is dat de bovenkant van de kaart meestal niet het noorden is, maar het westen, waar de zee ligt. Op plattegronden van verschillende jaren is de voortgang te zien. De zuidkant (links op kaarten) van de Nieuwe Haven heeft tot de demping van de gracht nooit een weg met huizen gekend, met uitzondering van het westelijk deel dat nu niet meer bestaat. Daar was het een weg tussen Houtmarkt, Schedeldoekshaven en Ammunitiehaven. Het land waar nu gezondheidscentrum De Doc staat maakte deel uit van de achtererven van het Lamgroen. Daar stonden vanouds blekerijen als Het Lammetje groen, het Kalfie groen en de Witte Swaen. Op kaarten is te zien dat de bleekvelden met hun sloten zich uitstrekten tot aan de Nieuwe Haven. Ook de tuinen van enkele huizen aan het Lamgroen strekten zo ver. Het huis het Eselsvelt werd bewoond door schrijnwerker Lucas Lunack. Het was niet voor niets dat hier blekerijken lagen. Ze lagen aan de rand van de stad aan het water. Voor het wassen had je water nodig en voor het bleken een grasveld, water en zon. Het water werd uit de sloten geschept die naar de Nieuwe Haven liepen. Het Haags Gemeentemuseum beschikt over een schilderij uit 1846 waarop wasserij en blekerij Romani aan de Uilebomen is te zien. De waterstand in de sloten was niet altijd voldoende voor de blekers, want in 1736 sloten de eigenaars van blekerijen aan de Nieuwe Haven een overeenkomst met het bestuur van de Veenpolder om een betere waterstand te krijgen.

Turmarkt

Uitzicht vanaf het sjieke deel van de Nieuwe Haven over de Turfmarkt. In de verte links meert een schip aan bij de Houtmarkt. Helemaal rechtuit is achter een brug wat wazig de Nieuwe Kerk te zien (Gemeentearchief Den Haag).

vervolg Vervolg: Nieuwe Haven 2.