Deze pagina beschrijft de aankomst van de Prins van Oranje (Willem Frederik) op 30 november 1813 op het strand van Scheveningen en hoe hij enkele dagen later werd uitgeroepen tot Souverein Vorst Willem I en in 1815 koning Willem I werd van het Koninkrijk der Verenigde Nederlanden.
Deze pagina beschrijft de landing van de Prins van Oranje (Willem Frederik) op 30 november 1813 op het strand van Scheveningen, zijn uitroeping tot Souverein Vorst Willem I en vervolgens de verdere geschiedenis van het ontstaan van ons koninkrijk in 1815. In 1815 werd Willem I koning der Nederlanden en werd Nederland een koninkrijk. Het misschien wel interessantere verhaal hoe Gijsbert Karel van Hogendorp en zijn groep vertrouwelingen de “Omwenteling” pleegde die Willem I aan de macht hielp, wordt beschreven in deel 2. Over de ballingschap van de Oranjes leest u meer bij ballingschap van Oranje.
N.B. Deze pagina is klaar tot en met de gebeurtenissen van begin december 1813.
In deel 2a kunt u lezen dat de omwenteling al had plaatsgevonden en dat de heren Van Hogendorp en Van der Duyn van Maasdam op 21 november een nieuw landsbestuur hadden uitgeroepen, in afwachting van de komst van de Prins van Oranje. Maar er was nog een relatief groot Frans leger in ons land was en in Den Haag was slechts een klein detachement Engelse mariniers gelegerd. Het goede nieuws van gisteren was dat de Fransen zich uit Utrecht hadden teruggetrokken. Daardoor kon de Oranjegarde (zie deel 2a) weer terugkomen uit Leiden. De Kozakken die waren doorgereisd naar Rotterdam, kwamen vandaag terug in Den Haag. Ze hadden bij Rotterdam de vroegere prefect (admiraal zee-prefect) Truguet gearresteerd met achttien pakken, kisten en koffers. Deze oorlogsbuit namen ze mee naar Den Haag.
Nu was het dus wachten tot de Prins van Oranje het bestuur van Van Hogendorp en Van der Duyn van Maasdam zou overnemen. Door tegenwind bereikten schepen uit Engeland pas met dagen vertraging Scheveningen. Op het eind van de ochtend zag men vanaf de kunst twee grotere schepen aan de horizon. Door de wind konden die de kust niet bereiken. Het gerucht dat “Prins Willem de Zesde” aan boord was trok een grote menigte naar Scheveningen. Tegen de middag zagen de duinen en het strand zwart van de mensen. Het was een mooie dag met veel zon en er was een “onbeschrijfelijke vreugde en gejuich.” Pas rond vier uur bereikten de schepen de kust en aan boord bleek inderdaad de Prins. Het ene schip was de Warrior, het andere schip wordt in bronnen verder niet genoemd. Of de Princess Carolina nog voor Scheveningen lag is niet bekend (zie deel 2a).
30 november 1813 Prins van Oranje landt op het strand van Scheveningen (N.J. Penning, Dagboek van Baake, collectie Haags Gemeentearchief).
De Prins was op 26 juni met het Engelse oorlogsschip Warrior uit Engeland vertrokken (zie deel 2 (vervolg)). Onderweg was dit schip de Cumberland tegen gekomen, met kapitein Baker. Kapitein Baker had zojuist Den Haag bezocht en vertelde dat men daar bang was voor een grote Franse aanval, terwijl er in de stad lag maar een klein garnizoen lag om de stad te verdedigen. De Engelse gezant Clancarty gaf Baker opdracht de bevelhebber van de Britse vloot (admiraal William Young) op te zoeken en te vragen om meer mariniers naar Den Haag te sturen.
Nadat de schepen rond vier uur voor anker waren gegaan ging het snel. Hendrik de Perponcher en de Engelsman Hoppner (secretaris van Clancarty) gingen direct aan wal en reisden meteen naar Den Haag om te kijken of de Prins Den Haag veilig kon bezoeken. Na hun vertrek volgde een tweede boot van de Warrior, met de Prins, de Engelse gezant Clancarty en hun gevolg. In dat gevolg zaten onder meer Willem Fagel en P.A. Ragay, volgens De Bas ook Frederik Wilhelm van Limburg Stirum. Jacob Fagel was in Engeland gebleven. Een van de Engels schepen lag gereed voor vertrek, voor het er onverwacht gevaar dreigde. In Den Haag sprak De Perponcher op Kneuterdijk 8 met Van Hogendorp, die op dat moment aan huis was gekluisterd door jicht.
In Scheveningen liepen mensen het rustige water in, de boot van de prins tegemoet. Het was een mooie novemberdag. Jacob Pronk, de reder die in Scheveningen de leiding had gekregen, dreef met zijn paard de mensen uiteen. Hendrik van Duijne kon met hierop zijn nettenwagen de zee in rijden, zodat de prins daarop kon overstappen. Zo landde de prins op het eind van de middag op het strand van Scheveningen, precies tegenover de Keizerstraat.
Bij de pastorie aan het begin van de Keizerstraat werd zijn gezelschap ontvangen door de dochters van dominee Faassen de Heer. De dominee was na smokkelhandel op de vlucht voor de Franse douane. De prins werd door Scheveningse notabelen welkom geheten. De bijna tachtigjarige Simon Berkenbosch Blok sprak de prins toe, volgens de verhalen “zo treffend”, dat ook de Engelsen ontroerd raakten1.
Vervolgens ging de prins met de enige koets die Scheveningen toen bezat naar Den Haag. De stoet met Jacob Pronk voorop, groeide snel doordat ruiters uit Den Haag zich aansloten. Op het einde van de Scheveningseweg, vermoedelijk bij het Noordeinde, stond een erewacht van “jonge aanzienlijken”, in blauw uniform met oranjestrik. Volgens Baake kwam de prins even voor vijf uur in Den Haag, gezeten in een open fourzon (een type rijtuig). Tussen een dichte menigte leidde Pronk de stoet door het Noordeinde, de Heulstraat, over het Lange Voorhout naar het huis Van Limburg Stirum. Daar kwam de stoet in het donker aan. De stoet stopte dus niet bij de werkelijke leider van de opstand, Gijsbert Karel van Hogendorp. Die was door zijn jicht aan huis gekluisterd.
De Prins van Oranje voor het huis van Collot d’Escury aan Kneuterdijk 6, op 30 november 1813 (Ph. Velyn, Haags Gemeentearchief)
Volgens Chad snelden mensen naar het Lange Voorhout om Willem I te zien, maar Van Limburg Stirum klaagde die avond bij Van Hogendorp dat “de fatsoenlijke lieden” niet waren gekomen. De elite was dus niet zo enthousiast voor Oranje. De prins sprak bij Van Limburg Stirum met enkele leiders, zoals Van der Duyn van Maasdam. Van Maasdam drong er bij de Prins meerdere malen op aan om Van Hogendorp te bezoeken. Die had het immers mogelijk gemaakt dat de prins in een Oranjegezind Den Haag welkom werd geheten. Van Hogendorp had na het vertrek van de Fransen de onafhankelijkheid uitgeroepen. De Prins van Oranje belandde dankzij hem in een gespreid bedje. Maar de Prins wilde niet naar Van Hogendorp en bleef eten bij Van Limburg Stirum. Van Hogendorp zat thuis met podagra (jicht) en schreef in zijn herinneringen: “ik wagte lang, door het podagra aan mijn stoel geklonken, en had niemand bij mij…”.
Later die avond ging de Prins van Oranje toch even langs bij Van Hogendorp. Hij ging met Van Limburg Stirum en enkele anderen. Van Hogendorp beschrijft in zijn herinneringen een niet zo’n warme ontmoeting: “Hij hield in zijne hand een langen blikken koker, dien hij mij overgaf. Ik zeide hem, dat nu alle mijne wenschen vervuld waren, en strekte eene hand uit in verwagting van de zijne. De hand kwam ook, maar niet ongevraagd, en het is bij die reis (= keer] gebleven.” In de koker zat de eerste “publicatie” van de prins, die grotendeels was overgenomen uit een pamflet dat Van Hogendorp enkele jaren eerder had geschreven: “Holland is vrij”. Oud viceadmiraal Melvill zei te hopen dat ons land zijn oude staat (“onze oude Constitutie”) weer terug zou krijgen. Hij werd bijgevallen door de graaf van Limburg Stirum. Ze wilden de vroegere Republiek blijkbaar herstellen, maar dat was een achterhaalde wens die niet werd gedeeld door staatslieden als Van Hogendorp (zie inleiding.
De andere heren lieten de prins en Van Hogendorp alleen. Van Hogendorp schreef dat de Prins hem vertelde over de stand van zaken in Engeland. Hij zal waarschijnlijk hebben verteld dat de Engelse regering de stichting van een onafhankelijk Holland zou steunen en ook een regering onder Oranje zou goedkeuren. In Engeland wilde men aan de andere kant van de Noordzee natuurlijk een land dat een bondgenoot van Engeland zou zijn en niet een land dat de kant van Frankrijk kon kiezen. Een vorstendom onder Oranje was daarvoor misschien de beste garantie. De Prins van Oranje was niet populair in Engeland, omdat hij zich jarenlang anti-Engels had opgesteld, maar hij had in de praktijk de beste papieren om ons land te besturen. Zijn zoon, de latere koning Willem II, was in Engeland veel meer populair. Er waren genoeg Engelsen die vonden dat hij de vorst van Nederland zou moeten worden. Dat laatste zal de prins Van Hogendorp niet hebben verteld.
Vervolgens bracht Van Hogendorp de prins op de hoogte van de zaken in Holland. Den Haag was vóór Oranje, behalve blijkbaar de elite. Maar buiten Den Haag waren nog niet veel steden Oranjegezind. Na het gesprek met Van Hogendorp ging de prins naar Van Hogendorps buurman Hendrik Collot d’Escury, (zie Kneuterdijk 6. Collot d’Escury was een van de Oranjegezinden, die bekend stond als “piekenier”. Piekenier werden mensen genoemd die de afgelopen dagen de zee op waren gevlucht met een gecharterd visserschip, zogenaamd om Engelse schepen te zoeken, maar in werkelijkheid uit angst dat de Fransen terug zouden komen om wraak te nemen op de Haagse bevolking (zie deel 2a). Collot d’Escury was blijkbaar teruggekomen. Bij hem thuis werd ’s avonds een receptie gehouden en daarna bleef de Prins van Oranje hier slapen. Engelse mariniers hielden bij Kneuterdijk 6 de wacht. De prins logeerde hier tot 10 december, toen hij verhuisde naar Lange Voorhout 36. Dat was het huis dat de Franse prefect op 17 november had verlaten.
Dat de prins Van Hogendorp bewust meed, betekende volgens Colenbrander niet dat de prins hem niet dankbaar was. Op 12 december bedankte de prins in een brief Van Hogendorp voor zijn inzet en volharding in de onzekere dagen van november, toen Van Hogendorp de “zaak van het Vaderland heeft gered”. De prins wist natuurlijk wel degelijk dat hij het welkom in een Oranjegezind Den Haag helemaal aan Van Hogendorp had te danken. Als deze op 21 november de macht niet had gegrepen, was er geen Oranjegezinde regering geweest, maar waarschijnlijk nog steeds een gematigd Fransgezind gemeentebestuur. De elite was niet zo Oranjegezind, zoals Van Limburg Stirum deze avond had ontdekt. Ook buiten Den Haag koos de elite niet spontaan voor Oranje. Vermoedelijk had men in ons land afgewacht hoe de strijd tussen Frankrijk en de legers van de coalitie (de grote mogendheden) zou aflopen. Daarna zou ons land zijn bezet door de legers van de coalitie en was ons land vermoedelijk onder tijdelijk militair bestuur geplaatst. De Prins van Oranje zal ongetwijfeld hebben geprobeerd de macht in handen te krijgen, maar of dit in een later stadium zou zijn gelukt, is natuurlijk nog maar de vraag. Ook de Engelse minister van buitenlandse zaken Castlereagh vond de omwenteling van Van Hogendorp een belangrijk keerpunt. Als de Nederlanders hadden afgewacht tot ze waren veroverd door de coalitielegers, dan was ons lot “onzeker” geweest, vertelde hij de Nederlandse gezanten. Overigens twijfelde men in Engeland in 1813 lang aan de Prins van Oranje. De prins was door zijn anti-Engelse houding in de jaren daarvoor minder populair geworden in Engeland en sommige mensen gunden Nederland dan ook liever aan de zoon van de prins, de toekomstige koning Willem II. In die tijd dacht men overigens niet aan een koningschap over Nederland, maar over herstel van het stadhouderschap over Nederland. Stadhouder Willem V was in 1795 verjaagd. Zijn zoon zou hem moeten opvolgen als stadhouder Willem VI en in Engeland zagen veel mensen dus liever zijn zoon, als stadhouder Willem VII op de troon. Het was geen probleem als een van de Oranjes de soevereiniteit zouden krijgen. Tot in november was het overigens nog onzeker welke titel de prins van Oranje zou dragen. In zijn brief van 22 november aan Van Hogendorp liet de prins dit helemaal aan Van Hogendorp over. Hij wilde wel koning worden, maar dan over een grotere staat dan Nederland en zonder sterk parlement. Hij had de Engelse regering al eens voorgesteld dat hij Nederland vergroot wilde zien met België (voormalige Oostenrijkse Nederlanden en het voormalige bisdom Luik) en met grote delen van West-Duitsland.
Huis van Gijsbert Karel van Hogendorp, Kneuterdijk 8, Den Haag (Haags Gemeentearchief)
Woensdag ontving de prins, Willem Frederik verschillende leden van de regering. Dat waren de commissarissen of ministers, die eerder door Van Hogendorp waren benoemd. Maar de belangrijkste staatszaak op dat moment was de strijd tegen de Fransen. In verschillende plaatsen zat nog een Frans garnizoen en men was nog steeds bang voor een Franse tegenaanval. Hij sprak daarom vooral met legerofficieren. De Pruisische generaal Bülow was naar Den Haag gekomen. De Duitse generaal Phull, die in Pruisische of Russische dienst was, was met de prins meegevaren uit Engeland. Het Pruisische leger van Bülow had Arnhem bezet. Vlak voordat zijn leger Utrecht bereikte, was daar een Nederlands detachement onder de Nederlandse generaal Kraijenhoff binnen getrokken. De militairen dachten dat ons land niet te verdedigen was tegen een sterk Frans leger, maar de Russen en Pruissen leken bereid versterkingen te sturen uit Duitsland.
Later op de dag kwam een gezant terug, die Van Hogendorp naar Duitsland had gestuurd. Het was de advocaat Van der Hoeven die onderweg, bij Nijkerk, een detachement Kozakken was tegen gekomen, die op zijn verzoek naar Amsterdam waren gaan. De komst van de Kozakken had Amsterdam geholpen om de kant van Oranje te kiezen (zie deel 2a). Daarna had Van der Hoeven In Duitsland een gesprek gehad met de kroonprins van Zweden, een van de geallieerde opperbevelhebbers.
Een ander belangrijk punt van overleg was de positie die de Prins van Oranje zou krijgen. Een klein aantal mensen wilde (zoveel als mogelijk) terug naar het landsbestuur van stadhouder Willem V. Zij wilden terug naar de tijd van de Republiek (zie inleiding). Maar de meeste mensen wilden geen stadhouder Willem VI, want het landsbestuur uit de tijd van diens vader was weinig slagvaardig. Zij wilden de vele verbeteringen uit de Franse tijd niet kwijt. Van Hogendorp hoorde eerste tot de eerste groep, maar in 1813 zag hij in dat hij hier geen meerderheid voor was. Hij wist trouwens ook wel dat het landsbestuur van 1795 gemoderniseerd moest worden. Volgens Colenbrander kon de prins op dit moment alleen koning worden en geen stadhouder. De prins zelf had een week eerder nog tegen Repelaer in Londen gezegd dat hij liever terugkeerde als stadhouder. Clancarty had er op aangedrongen dat een dergelijke acclamatie in Asd zou gebeuren (Renier 125) en daar had de prins mee ingestemd. Juist in deze patriotistische stad moest hij tot Soeverein worden uitgeroepen.
n Holland was men al gewend geraakt aan een éénhoofdig bestuur. Raadpensionaris Schimmelpenninck had ons land kort geleid en vanaf 1806 werd ons land bestuur door koning Lodewijk Napoleon, een broer van keizer Napoleon. De Prins van Oranje wilde zelf geen koning worden, althans niet een koning die zo weinig macht had als de koning van Engeland. Willem V, zijn vader, had als stadhouder veel meer macht gehad. Bovendien had zijn moeder hem geadviseerd niet te gretig over te komen. Hij kon beter niet zeggen dat hij een koning wilde worden met veel macht, want dat zou de Nederlandse burgers maar afschrikken. Hij kon beter doen alsof hij bescheiden wensen had. Maar bescheiden was hij niet. Hij wilde niet alleen regeren over het toenmalige Nederland. Hij wilde ons land uitgebreid zien met België en met delen van Duitsland. Of die wens door de grote mogendheden werd ingewilligd moest blijken op de vredesconferentie, die zou worden gehouden als Frankrijk zou zijn verslagen. Voor de titel van de Prins van Oranje vonden hij en de leiders van de Oranjgezinden een compromis in de titel Souverein Vorst Willem I.
De Prins van Oranje logeerde 30 november 1813 in het huis van Collot d'Escury, Kneuterdijk 6 (Dagboek van Baake, collectie Haags Gemeentearchief).
De prins was op 30 november niet meteen uitgeroepen tot vorst en op 1 december gebeurde dit ook nog niet. Hij nam wel meteen de leiding van het landsbestuur over. Hij verwachtte dat hij in Den Haag zou worden uitgeroepen tot vorst, maar de Engelse gezant vond het beter dat hij dit in grotere en minder Oranjegezinde Amsterdam liet doen. Als Amsterdam de nieuwe vorst accepteerde, zou het hele land dat wel doen.
Fagel en Van Hogendorp waren het er over eens dat de uitroeping van de soevereiniteit van de prins zo snel mogelijk moest gebeuren, bij acclamatie. Van Hogendorp had dit willen laten doen door een nieuwe Staten-Generaal. Hij had mensen gevraagd om hierin zitting te nemen, maar op 20 november bleek dat de meeste notabelen hier niets voor voelden (zie deel 2a).
Op 30 november was Elias Canneman naar Amsterdam gegaan om de uitroeping in Amsterdam voor te bereiden. Over de titel zou nog met de prins gesproken moeten worden, maar het was al duidelijk dat het niet Willem VI zou worden, maar Willem I. Zij vonden dat de soevereiniteit zou moeten worden uitgeroepen in Amsterdam en niet in Den Haag. De prins en de Engelse gezant aarzelden, want volgens Colenbrander wilden zij de prins in Den Haag uit laten roepen tot soeverein vorst (op 1 december). De volgende ochtend gingen ze akkoord met Amsterdam. Van der Duyn van Maasdam vertrok naar Amsterdam om dit voor te bereiden en de prins en zijn gevolg gingen er zo snel mogelijk achterna.
In Den Haag was het ondertussen de hele dag feest. De klokken werden driemaal geluid en ’s avonds woonde de prins met een groot gevolg de dank- en bidstond bij in de Grote Kerk. Volgens Baake waren er duizenden toehoorders. Ook kwamen weer enkele Kozakken aan in Den Haag.
Vertegenwoordigers van Van Hogendorps Algemeen Bestuur, de commissarissen-generaal, gaven in Amsterdam een proclamatie uit waarin zij de inwoners van de hoofdstad op de hoogte stelden dat Willem I Souverein Vorst zou zijn: “WILLEM DE EERSTE, die, als Souverein Vorst, naar den wensch der Nederlanderen, onder het volk optreedt.” (zie Proclamatie van 1 december3.
Op 1 december werd Willem Frederik, de Prins van Oranje, door de vertegenwoordigers van Van Hogendorps Algemeen Bestuur uitgeroepen tot Souverein Vorst der "Verenigde Nederlanden", dat zijn de vroegere gewesten of provincies waaruit ons land vroeger bestond (zie inleiding. Op 2 december aanvaardde de vorst de soevereiniteit van ons land.
Op 2 december vertrok de prins naar Amsterdam. Na zijn aankomst aanvaarde hij bij proclamatie de soevereiniteit van Nederland (zie Proclamatie van 2 december 1813. Een proclamatie is een openbare afkondiging4.
Aanvaarding soevereiniteit door Souverein Vorst Willem I op 2 december 1813 (Staatsblad der Vereenigde Nederlanden, 1813 no. 4, alleen eerste bladzijde).
Op 6 december nam de soevereine vorst de regering officieel over van het Algemeen Bestuur. In de praktijk had hij dit al gedaan, maar nu gebeurde dit met een officiële afkondiging (‘proclamatie”) in Den Haag. Den Haag werd nu opnieuw zetel van de landsregering. Volgens Blok eindigde met deze proclamatie “in zekeren zin” de opstand, hoewel die volgens Van Hogendorp nog doorliep tot de definitieve nederlaag van Napoleon. Dat was pas een feit toen Parijs was veroverd en Napoleon afstand had gedaan van de regering (maart-april 1814).
Er was nog steeds veel feest. ’s Avonds ging de vorst naar de schouwburg voor een toneelstuk. Die avond werd er geïllumineerd, ter ere van de uitroeping en tevens de verjaardag van de erfprins. Terwijl de strijd tegen de Fransen nog tot april 1814 doorging, werd het landsbestuur opnieuw georganiseerd. De veranderingen waren in het begin niet zo groot. Eerst benoemde de vorst nieuwe personen in oude (Franse) functies die hooguit een andere naam kregen. Daarna kwamen er grotere veranderingen. Maar de gehate dienstplicht werd niet afgeschaft, de belastingen bleven en de censuur bleef, zei het in andere vorm en onder een andere naam. Ook veel pro-Franse ambtenaren bleven in dienst.
N.B. De tekst hieronder wordt in 2014 geschreven.
Tot 1815 blijft Willem I soeverein vorst van ons land. Vervolgens verklaarde Souverein Vorst Willem I zichzelf op 16 maart 1815 tot Koning van de Verenigde Nederlanden. Hij was dit al eerder van plan, want al op 1 maart wordt in Gent aan Belgische troepen voorgelezen dat Nederland, België en Luik worden verheven tot koninkrijk.
Aankondiging dat Nederland, België en Luik worden verheven tot koninkrijk (Leydse Courant, 10 maart 1815)
Verheffing van Souverein Vorst Willem I tot koning op 16 maart 1815 (Staatsblad der Vereenigde Nederlanden, 1815, no. 27, alleen eerste bladzijde).
Hij kondigde toen meteen ook aan de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden, dat zou bestaan uit België, Holland en Luik (Luikerland).
Aankondiging van de oprichting van een Koninkrijk uit België, Holland en Luik (Leydse Courant van 15 maart 1815, collectie Koninklijke Bibliotheek).
-.
1. Prins Willem was officieel nog geen Prins van Oranje, want tot 1815 was zijn vader dat nog.
2. Joor 114.
3. Joor 115. Als datum van de Franse inval wordt ook wel 25 juni genoemd, maar dat is waarschijnlijk niet juist.
4. Smit 1813, 5-6, Smit Den Haag in den Franschen tijd 36, Van Marle 149.
5. Smit 1813, 5. Het juiste aantal uit Rusland teruggekeerde soldaten is niet bekend; de schattingen variëren nogal. Het aantal Franse soldaten dat als krijgsgevangene in Rusland bleef en later terugkeerde is bijvoorbeeld niet bekend.
6. Smit 1813 7-8, Van Houtte 138, Colenbrander, Gedenkstukken, deel 6, band 3, GS 17, blz. 1659, Gedenkschrift van Tullingh, brief van Radet van 12 december 1812.
7. Joor 114-115.
8. Houtte 137, Smit 1813, 9, Vles 33-34; de “Prins van Oranje” was niet Willem I, maar zijn in Engeland veel populairder zoon, de latere koning Willem II.
9. .
10. .
Deze pagina is cookie-vrij.
© Voor niet-commercieel gebruik mogen teksten worden overgenomen, met bronvermelding of een link naar deze pagina.
Bij de afbeeldingen ligt dat anders: veel afbeeldingen zijn niet mijn eigendom en er kunnen nog rechten op rusten.
Suggesties voor verbeteringen zijn altijd welkom. Reacties.