Deze pagina geeft informatie over de aanleiding van het bombardement op het Bezuidenhout van 3 maart 1945. .
(In deel 4 over het bombardement op het Bezuidenhout wordt de situatie in de wijk zelf beschreven. Voor delen 1-3 zie de pagina's inleiding en de V2 en de Britse reactie en het bombardement).
In Den Haag was in de ochtend van 3 maart een nieuwe werkdag begonnen. Het was zaterdag, toen nog een gewone werkdag. Het is niet bekend hoeveel mensen in deze barre oorlogswinter nog werk hadden, maar volgens ooggetuigen waren er toch mensen op weg naar hun werk. Iedereen liep, want trams en bussen reden niet meer. Ook auto’s en fietsen zag je nauwelijks op straat. Voor zover ze nog konden rijden, waren mensen bang dat ze in beslag werden genomen door de Duitsers. Het luchtalarm was die ochtend al twee keer afgegaan. Het alarm gold vermoedelijk voor jachtvliegtuigen die in de buurt van Den Haag kwamen. Er was alarm van 8.02 tot 8.20 uur en van 8.36 tot 8.47 uur. In Den Haag was niemand verbaasd over het luchtalarm. Men verwachtte luchtaanvallen, “want het was mooi weer”. De bewolking die het bombardement hinderde hing blijkbaar niet overal boven Den Haag1.
Om 8.56 uur ging het luchtalarm voor de derde keer, maar veel mensen zeiden dat ze daar geen acht op sloegen toen ze de bommenwerpers zagen naderen. Mensen waren er aan gewend om grote groepen bommenwerpers te zien die over Den Haag vlogen. Die vlogen vanuit Engeland naar Duitsland of weer terug naar Engeland. Men was alleen bang voor de jachtvliegtuigen die V2-doelen in het Haagse Bos aanvielen. Maar alleen de mensen op straat zagen dat deze bommenwerpers veel lager vlogen dan gebruikelijk. Eén ooggetuige keek pas op toen ze geroep hoorde. Terwijl ze omhoog keek, hoorde ze een onheilspellend gefluit en zei in de woorden van een journalist: “Ik kreeg geen enkele tijd om te kijken, want enkele seconden later sproeiden de bomscherven rond om mij, dreunde de bodem van een aantal helse explosies en verduisterde vrijwel direct een roetzwart scherm de straat”. Ook andere mensen hoorden onheilspellend gefluit van vallende bommen en explosies. Een ontploffende bom was “eigenlijk geen klap, maar een aardbeving”2.
Om 9.00 uur meldde een uitkijkpost van de Luchtbeschermingsdienst “ontzettende rookwolken” die vermoedelijk vanuit het Bezuidenhout kwamen. Direct hierna werden bominslagen gemeld op het Bezuidenhout en bij het Korte Voorhout. Er zouden veel doden en gewonden zijn. Om 10.10 uur vroeg men de Luchtbeschermingsdienst om opruimingsploegen te sturen3.
Na de eerste bominslagen beleefden mensen in het Bezuidenhout angstige momenten. Ooggetuigen konden zich later alle details nog herinneren, maar op dat moment gebeurde alles tegelijk: “Gedreun, je hoort instorten, dingen hoor je van de muren vallen”. Het huis ging slingeren als een schip: “Dat is zo merkwaardig. Zo’n huis geeft je zo’n geborgenheid en dan gaat dat enorm heen en weer bewegen”. “Het huis wankelde en schudde op zijn grondvesten”. Schilderijen en andere kunstwerken vielen van de muur, meubelen sloegen om en glazen vielen. Glas sprong uit de vensters, voordeuren werden uit de hengsels gerukt of kwamen klem te zitten. Gordijnen wapperden in de plotselinge tocht (“een ongelofelijke luchtstroom”). “Stof en gruis wervelden om mij heen”. In sommige huizen kwam het plafond naar beneden of de trap stortte in. Bij iemand tegenover viel een bom op een wijnpakhuis: “vreselijk dat gerinkel van al dat glaswerk. Je stond echt doodsangsten uit”. Getuigen zagen een voltreffer op de kerk aan de Bezuidenhoutseweg: "Even is het alsof de kerk waggelt, doch dan is het de toren die omkiept en verdwijnt in een enorme stofwolk" ( www.soldaatzonderwapen.kanits.name/.
Daarna werd het schemerig, toen “pikkedonker” en vervolgens werd het even doodstil. “De huizen aan de overkant zag je niet. Het was helemaal grijs” en “absoluut doodstil”. Dit “leek een eeuwigheid” te duren. Daarna brak blinde paniek uit: “Ineens hoorde je overal mensen gillen. Mensen gingen lopen. Het werd hoe langer hoe erger”. “Je hoorde gegil en door de grijze wolk zag je mensen hollen”. Buiten zagen mensen de enorme schade en de eerste branden: “Als met een zeis was de ganse Theresiastraat weggemaaid”. ”De huizen tegenover ons stonden in lichterlaaie“. De eerste brand ontstond vermoedelijk achter de Rooms-katholieke kerk (O.L. Vrouwe van Goede Raad) op de Bezuidenhoutseweg. Meteen om 9.05 uur kreeg de brandweer daarover een melding binnen.
Openbare schuilplaats op de Juliana van Stolberglaan, ca.1944 (Gemeentearchief, foto nr. 6.09047, fotograaf onbekend)
In de wijk waren weinig schuilkelders: “de dichtstbijzijnde waren aan de Schenkkade”. Daarom zochten veel mensen een schuilplaats binnenshuis: “Bij luchtalarm ging je onder de tafel zitten”. “Vaak bleef de schoorsteen staan, dus dat zou veilig zijn”. Andere mensen vluchtten naar de kelder of zochten een schuilplaats in de kast onder de trap: “Ik stond in een kast onder de trap met twee of drie man. Waarom je in een kast gaat staan bij een bombardement, dat weet je toch niet. Je doet dat gewoon”.
Andere mensen vluchtten in paniek naar wat een goede schuilplaats leek: “Met enkele anderen zocht ik ijlings dekking in een portiek. Daar stonden we opeengedrongen, zenuwachtig en allemaal angstig als kleine kinderen. Enkelen probeerden de angst te maskeren met schijnbare koelbloedigheid.”
De Nederlands-Indische oud-gouverneur Van der Jagt kende een schuilkelder dichtbij. Hij rende bloedend naar deze provisorische schuilruimte, “opgebouwd van graszoden”. Het was er donker en hij “struikelde over een menselijk lichaam dat op de grond lag in een deken gewikkeld”4.
De eerste golf bommen viel rond 9.00 uur op het Haagse Bos, de Bezuidenhoutseweg en de straten daarachter. Na een (korte) pauze vielen de bommen van de tweede golf tussen ongeveer 9.10 uur en 9.20 uur op andere delen van de wijk. Rond 9.10 uur vielen de bommen vooral bij de Schenkkade en daarna op of rond het Louise de Colignyplein en op andere plekken.
In zijn schuilruimte hoorde Van der Jagt opnieuw vliegtuigen aankomen: “in hoogste spanning luisterden we. Opnieuw vielen bommen, bij en om ons”. Anderen vertelden: “voordat we alles konden opnemen, hoorden we weer een groot geraas en zagen een groot aantal forse vliegtuigen op lage hoogte naderen. We hoorden het onheilspellende monotone gebrom van zware vliegtuigmotoren. We hoorden veel explosies. Op straat ontstonden kraters. Gevels ploften neer. Huizen stortten in”. Iemand anders ging van straat “snel naar binnen en in de kelder. Het huis slingerde heen en weer. Ik heb zeker twee keer ervaren dat het huis zo gaat slingeren dat je denkt God, laat het niet instorten”. Hij beschreef dat “uur na uur verliep”. Tot ver buiten het Bezuidenhout voelde men de bommen ontploffen. Op de Schedeldoekshaven, aan de andere kant van het stationsemplacement, klapten deuren open en “trilde en beefde” de grond. Op de Zuid-Oost Buitensingel hoorden mensen “ongelooflijke dreunen” en zag men rookwolken opstijgen boven het Bezuidenhout. Na de laatste aanvalsgolf hing er een zwarte rookmassa boven de wijk. Van der Jagt ging na de laatste aanval weer naar huis. Hij zag bij de 1ste Van den Boschstraat dichte rookwolken uit brandende huizen komen. De straffe wind wakkerde de vlammen aan: “Reeds konden wij het knetteren en kraken horen”5.
Bombardement op het Bezuidenhout gezien vanuit Voorburg (Gemeentearchief, foto 1.10730, fotograaf D. Dijkstra)
De bommen maakten de eerste slachtoffers. “Tegenover ons huis stond de Huishoudschool voor meisjes. Een oude man stond daar te schuilen en deed een stap naar voren, toen een bom op die school viel. Hij kwam onder het puin terecht en kwam er niet meer onder vandaan”. Veel mensen raakten bedolven onder het puin en waren op slag dood of zwaar gewond. De taferelen waren onbeschrijfelijk
Na het bombardement sloegen veel mensen op de vlucht. Ze namen uit huis mee waar ze op dat moment aan dachten en gingen de straat op. Ze gingen naar een schuilkelder of ontvluchtten de wijk. Een grote stroom mensen liep onder het spoorviaduct naar Voorburg: “We hebben onze kleren gepakt en onze jassen. We zijn met de stroom mensen meegelopen. Alles liep het viaduct onderdoor. Nu eens zag je een dode kat liggen en dan weer een arm. Daar stap je overheen. Mensen die gilden. Vervolgens een brand.” Iemand anders liep door glas heen: “Ik dacht zelfs dat wij niet eens schoenen aan hadden.” Je zag “mensen op wagens, helemaal onder het bloed, gillen, rook, stank, lakens over mensen, ik was negen, je was bang, wist niet wat er aan de hand was.” “Iedereen liep naar buiten en ging de straat op. Je zag mensen overal heen hollen, hollen, hollen. Maar welke kant je ook uit holde, overal was er brand ... Op een gegeven moment gingen wij in grote getale achter een groep vluchtelingen aan, die hun heil zocht in de richting van de Laan van Nieuw Oost Indië. Vandaar ging het naar Voorburg.”
Mensen die na de eerste aanvalsgolf via de Schenkkade naar Voorburg liepen, of de andere kant op, via het Schenkviaduct naar de Stationsbuurt, werden daar geraakt door bommen van de tweede aanvalsgolf. Er was “vreselijke paniek, want niemand wist waar zij naartoe moesten gaan. Kwamen de vliegtuigen van rechts dan liep je naar achteren. Kwamen ze van de andere kant, dan liep je weer vooruit de andere kant op. Je had geen echt doel. Je loopt maar”. Aan het begin van het Schenkviaduct lagen erg veel doden en gewonden.
Een meisje van vijftien zag bij de Liduinakerk aan de Schenkkade (in 1977 gesloopt) veel mensen naar buiten komen: “er lagen veel doden op straat”. Ze zag “een kop met haar liggen, (…) een melkboer die ondersteboven was gevallen hing met zijn benen nog aan zijn omgeslagen karretje. Een oma met kinderwagen, kinderen helemaal in stukken, die ze probeerde bij elkaar in de kinderwagen te leggen”. Haar vader wilde dat het meisje haar ogen dicht deed en vader een hand gaf. Maar zo kon je niet lopen, want “je moest wel kijken vanwege de gaten en de lijken.“
Overal zag je brandende gebouwen en dode mensen: “Onze hele wijk stond volkomen in lichterlaaie. Je zag alleen maar één vuurzee. En een hele stoet mensen, die huilden, schreeuwden, kinderen, mannen. Alles vluchtte het Bezuidenhout uit.”
1e Van den Boschstraat vanaf de Bezuidenhoutseweg na het bombardement om ongeveer vier uur (Gemeentearchief, foto nr. 1.10661, fotograaf Koelé)
Naar schatting vluchtten er 30.000 tot 50.000 mensen de wijk uit. In Voorburg zag een ooggetuige huilende mensen en kinderen in een lange stoet voorbij trekken. Veel mensen liepen in pyjama en op blote voeten. Sommige mensen zagen helemaal wit van het stof van het puin. Andere mensen bloedden uit wonden die niet of slechts deels waren verbonden. Vrachtauto’s reden af en aan met lijken en zwaargewonden6.
In de paniek die ontstond raakten mensen elkaar kwijt: “Mijn jongste broertje is in zijn angst weggelopen. Hij is zijn ongeluk dus tegemoet gelopen”. Familieleden buiten de wijk maakten zich zorgen. Communicatiemiddelen waren schaars. Post en telefoon werkten niet of nauwelijks en dat gold ook voor radio en kranten. Mensen zaten daarom dagen of weken in onzekerheid over het lot van familie of kennissen: ”Vader was toen in Valkenburg, zag vandaar de rookpluim boven het Bezuidenhout. Ik heb hem pas ’s avonds weer teruggezien”. “Vader hoorde in Duitsland wel over het bombardement, maar wist niets over zijn familie. Toen hij ver na de bevrijding terugkwam liep hij met lood in zijn schoenen de straat in”. Iemand anders hoorde pas na twee weken dat zijn ouders nog leefden.
Toen later op de dag de eerste paniek voorbij was, keerden de eerste mensen terug naar huis. Als ze hun huis beschadigd hadden achter gelaten, keerden ze nu terug om hun eigendommen in veiligheid te brengen. Andere mensen herinnerden zich dat ze deuren open hadden laten staan en dat alles voor het grijpen lag. Iemand vertelde hoe hij met zijn moeder tegen twaalf uur bij hun huis aankwam. Ze haalden zoveel mogelijk spullen uit huis en dat brachten ze met een handkar weg. Je kon niet veel meenenen op een handkar, maar ander vervoer was er niet. Er reden vrijwel geen auto’s. Je moest dus vaak heen en weer rijden. Andere mensen ontdekten dat hun huis volledig in puin lag. Het enige bruikbare bezit dat zij kon meenemen was de naaimachine. De meeste andere spullen waren verbrand. Mensen die meer geluk hadden gingen de hele nacht door met verhuizen. Ze waren uitgehongerd, maar gunden zich nauwelijks tijd om te eten. Het eten dat aan burgers werd uitgedeeld kwam niet op. Het werd toen maar verdeeld onder personeel van de brandweer en de luchtbeschermingsdienst. Mensen die geen eigen vervoer voor hun inboedel hadden zetten meubels voorlopig op straat. Maar daar werd het nat van de regen die die nacht viel of het werd een prooi van dieven en plunderaars. Het was niet moeilijk de beschadigde huizen binnen te komen. Als de deur niet open stond of was beschadigd, kwam je wel binnen via de ramen. Overal waren de ruiten gesprongen. In verschillende verslagen wordt gemeld dat er ontzettend veel werd geroofd.
Oud-gouverneur Van der Jagt vluchtte de wijk niet uit, maar keerde na zijn verblijf in de schuilkelder terug naar zijn huis. Hij beschreef de problemen bij het blussen van de branden. Hij zag hoe “een kleine brandspuit verscheen. De hoop leefde op. Helaas! Ze gaf geen water. De slang bleef slap liggen op het trottoir. De manschappen, de helm op, liepen doelloos heen en weer […]. Aan weerskanten laaide en loeide steeds dichterbij de vlammenzee. Wij waren aan onszelf overgelaten. En wisten niet hoe en wat. Er was geen telefoon, geen hulp, geen uitkomst. Alleen stond de kleine, zielige brandspuit in de boomloze geheel verlaten laan. Reeds tegen drie uur vlogen grote vonken mijn vertrekken binnen, toen ik, in een valies het allernodigste samengepakt, ze verliet. Ik vluchtte door de Emmastraat, niemand ontmoetende en kwam aan de Bezuidenhoutseweg”. Daar vielen opnieuw bommen uit vliegtuigen. “Het grote hoekhuis voor mij werd getroffen, ook een voorbijrijdende kar. Verderop lag het paard, de vier benen gestrekt en twee mannen, bloedend en bewegingloos”7.
De Haagse hulpverleningsdiensten waren voorbereid op calamiteiten, maar niemand zal een ramp van deze grootte hebben verwacht. Daarnaast was de hulpverlening gehandicapt door de oorlogsomstandigheden. Er was te weinig personeel en er was te weinig werkend materieel. Jonger personeel was afgevoerd om in Duitsland als dwangarbeider te werken. Veel jongeren waren ondergedoken en werkten dus ook niet. Het personeel dat overbleef was ouder en velen van hen waren in de hongerwinter ernstig ondervoed geraakt. Mensen waren verzwakt of ziek.
Het luchtalarm was de ochtend van het bombardement al twee keer vroeg afgegaan, van 8.02 tot 8.20 uur en van 8.36 tot 8.47 uur. Dit gebeurde waarschijnlijk voor jachtvliegtuigen die in de buurt vlogen. Om 8.56 uur ging het luchtalarm voor de derde keer. Enkele minuten later troffen de eerste bommen het Bezuidenhout. De hulpverlening kwam snel op gang. Het hoofd van de Luchtbescherming kwam nog tijdens het bombardement (dus nog voor ongeveer 9.20 uur) op zijn hoofdcommandopost aan de Laan Copes van Cattenburg.p>
Carolina van Nassaustraat na het bombardement, rechts achteraan de Wilhelminakerk aan het Louise de Colignyplein (Gemeentearchief foto nr. 0.15301, fotograaf onbekend)
Om 9.05 uur kwam op deze commandopost de eerste brandmelding binnen uit het Bezuidenhout: er was een uitslaande brand achter de Rooms-Katholieke kerk aan de Bezuidenhoutseweg (O.L.V. van Goede Raad, op de kaart nummer 1). Om 9.08 uur noteerde men in een logboek dat men veel gewonden verwachtte. Er waren verschillende branden gemeld, maar zolang het bombardement bezig was wilde men niet uitrukken. Om kwart over negen kwamen nieuwe brandmeldingen binnen: in de Princesse-Schouwburg (nummer 2), in de 2de Van den Boschstraat (3) en op de hoek van de Adelheidstraat en de Schenkstraat (4). Vermoedelijk werden niet alle beginnende branden geregistreerd. De telefoon was uitgevallen en deed het pas na enkele uren weer. Toen bleek dat veel belangrijke telefoonnummers waren afgesloten. Totdat dit was verholpen moesten berichten worden overgebracht door ordonnansen. Die werden er ook op uitgestuurd om extra personeel thuis op te halen.
Om 9.20 uur kwam een melding binnen van een zware bominslag bij het Korte Voorhout. De Koninklijke Schouwburg en de omliggende percelen lagen “in puin”. De Koninklijke Schouwburg bleef gelukkig gespaard, maar de vlakbij op de hoek van het Korte Voorhout en de Prinsessegracht gelegen Princesseschouwburg werd veel gebruikt voor opera. Ook hier waren veel doden en gewonden gevallen. Om 10.05 uur kwam er een melding binnen over vier grote branden die woedden in de omgeving van de Theresiastraat (5)8.
Al snel bleek dat niet de bominslagen het grootste gevaar voor de wijk vormden, maar de branden die waren veroorzaakt door de bominslagen. Vlak na het bombardement bestond de schade in grote delen van het Bezuidenhout slechts uit gesprongen ruiten. Maar de in kracht toenemende noordenwind blies de branden naar de relatief onbeschadigde delen van de wijk. De branden die aan de noordkant van de wijk (Bezuidenhoutseweg) ontstonden sloegen van huis tot huis over naar het midden van de wijk (Juliana van Stolberglaan, Juliana van Stolbergplein en Louise de Colignyplein) en vandaar naar de Schenkkade. Daar kwam bij (zoals de commandant van de brandweer, J. van Houten in 1960 vertelde) dat de brandweer in eerste instantie probeerde te voorkomen dat de branden niet oversloegen naar de binnenstad. Dat gevaar dreigde bij het Korte Voorhout. Pas toen de wind meer naar het westen draaide en dit gevaar geweken was, kon men alle aandacht geven aan de branden in het Bezuidenhout9.
Ondanks alle problemen waar de brandweer mee kampte, arriveerde de eerste brandweerauto al om 9.36 uur bij de kerk op de Bezuidenhoutseweg (O.L.V. van Goede Raad). Het was de 1ste autospuit van de post Rijswijkseweg. Twee minuten later arriveerde de 1ste autospuit van de post Prinsestraat bij een van de branden in de Theresiastraat. Brandweerauto’s van andere posten vertrokken wat later van hun standplaats. Brandweermensen moesten lopen naar hun brandweergarages en daar bleek vaak dat het blusmaterieel niet in florissante staat was. In de oorlog was het onderhoud niet goed bijgehouden door gebrek aan onderdelen. Toen de Duitsers materiaal in beslag gingen nemen om dit af te voeren naar Duitsland was veel brandweermateriaal verstopt. Dat moest worden opgespoord en opgelapt voordat het kon worden ingezet. Gezien deze problemen arriveerden de auto- en motorspuiten nog verrassend snel ter plekke. Auto’s van de posten Laan Copes van Cattenburg, Elboogstraat, Gaslaan, Archimedesstraat, Boylestraat en Duinstraat arriveerden bij achtereenvolgens de Bethlehem Kliniek op de Prinsessegracht, in de Louise Henriettestraat, het Smidswater en op de kruising van Bezuidenhoutseweg met 1e Van den Boschstraat (Voor een completer overzicht van de gegevens uit het “meldingsboek” zie bijlage 1 en bijlage 2).
De zwaarste branden woedden op dat moment op vijf plaatsen: achter de kerk aan de Bezuidenhoutseweg, aan de Theresiastraat tegenover het politiebureau (toen tussen de Mariastraat en Paulinastraat, maar na de wederopbouw een locatie tussen de De Carpentierstraat en de Koningin Marialaan), bij het Smidswater, de Prinsessegracht bij de Bethlehemkliniek en op de hoek van de Bezuidenhoutseweg en de 1ste Van den Boschstraat.
Volgens een later geschreven rapport zouden de eerste manschappen van politie en ordedienst (van de Luchtbeschermingsdienst) om 10.00 uur zijn begonnen met de afzetting van het Bezuidenhout. De afzetting zal niet volledig zijn geweest, want uit verslagen blijkt dat er op grote schaal werd gestolen uit het Bezuidenhout.
Om 10.10 uur werd de hoofdcommandopost van de luchtbeschermingsdienst gevraagd om opruimingsploegen te sturen. Een van de verwoeste gebouwen was het politiebureau aan de Louise Henriettestraat. Het hulpbureau aan de Adelheidstraat bleek later op de dag ook niet meer gebruikt te kunnen worden. Dezelfde dag of de volgende dag werden drie nieuwe commandoposten ingericht. Eén van deze posten kwam in de uitrukpost van de Luchtbeschermingsdienst aan de Joan Maetsuyckerstraat (in de wijk zelf). De andere twee werden gevestigd in het gebouw van de Rijksinspectie van de Luchtbeschermingsdienst op Herengracht 23 en in hotel Vieux Doelen aan het Tournooiveld10.
Brandweer tot 11.00 uur
Toen de brandweerploegen in het Bezuidenhout arriveerden konden ze niet overal meteen gaan blussen. De bominslagen hadden veel waterleidingen beschadigd, zodat er geen water uit de brandkranen kwam. Om 9.15 uur noteerde de Duinwaterleiding in een logboek dat het waterverbruik te groot werd. Het werd niet echt gebruikt, maar stroomde weg uit een groot aantal gebroken leidingen. De brandweer vroeg het waterleidingbedrijf om de watertoevoer niet af te sluiten zodat er hier en daar nog wel kon worden geblust. Maar er bleef steeds minder water over en om 10.05 uur kwam er geen water meer uit de brandkranen. Brandweerploegen probeerden nu water te gebruiken uit grachten en vijvers. Ze pompten dat op uit de Schenkkade, uit de sloot langs de Bezuidenhoutseweg en de Bosvijver, Hofvijver, het Smidswater en de Prinsessegracht. In straten die hier in de buurt lagen kon men doorgaan met blussen. Dat waren straten als Bezuidenhoutseweg, de Schenkkade en andere straten. Maar branden in het midden van de wijk waren een probleem. Er waren te weinig waterslangen en er was soms 600 meter te overbruggen tot de brand. Men besloot toen om ook het riool te gaan gebruiken. Om 10.30 uur ging personeel van gemeentewerken riolen openbreken om brandweerploegen van water te voorzien11.
Volgens het ‘meldingenboek’ woedde de brand op de hoek van Prinsessegracht en Korte Voorhout op een gegeven moment zo hevig, dat de brandweer zich moesten terugtrekken. Volgens een ander bericht bleven er toch ploegen aan het werk. De branden op deze locatie leverden immers gevaar op voor de binnenstad.
Tegen het eind van de ochtend was dat gevaar geweken en kon men spuitwagens die niet meer nodig waren naar het Bezuidenhout sturen. Daar kwamen ook andere spuitwagens aan. Dit waren waarschijnlijk brandweerauto’s die niet direct gebruiksklaar waren, maar eerst moesten worden opgeknapt. Deze gingen naar de kerk aan de Bezuidenhoutseweg, de hoek Bezuidenhoutseweg met 1ste Van den Boschstraat en naar de hoek van de Adelheidstraat met de Schenkkade.
De Haagse brandweer had ondertussen ook hulp gevraagd aan de gemeenten Voorburg en Rijswijk. De autospuiten uit deze plaatsen arriveerden even na elf uur bij het Korte Voorhout. Zij gingen helpen bij het oppompen van bluswater uit het Smidswater en de Hofvijver. Om kwart voor elf vertrok een motorspuit naar de Van Linschotenstraat in het Bezuidenhout12.
In het Bezuidenhout waren niet alle straten meer bereikbaar. Die waren geblokkeerd door brand of door op straat terecht gekomen puin. Twee auto’s van een luchtbeschermingsploeg kwamen niet verder de wijk in dan de Daendelstraat. In de volgende straten hing “rook als een ondoordringbare mist”13.
De GG & GD (Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst) stuurde direct na de eerste melding van het bombardement vier wagens naar de getroffen gebieden. Op de commandopost kwamen steeds meer dringende verzoeken binnen om wagens en personeel te sturen. De wagens kwamen van posten als Gevers Deynootweg, Elboogstraat, Gaslaan en Frankenheuvel. Ook de Transportcolonne van het Rode Kruis en individuele EHBO-ers meldden zich om te komen helpen. Maar er waren te weinig auto’s beschikbaar om ingezet te worden. De Duitsers hadden onder andere de hulpziekenauto’s naar Duitsland afgevoerd. Het personeel van de post Gaslaan moest de brancards lopend meenemen naar het Bezuidenhout14.
De politie probeerde auto’s van particulieren te vorderen, maar had daarbij weinig succes. Men vond niet meer dan enkele wagens met paarden, enkele bakfietsen en handwagens. Daarmee moesten de vele doden en gewonden worden vervoerd. Volgens een later rapport van de Luchtbeschermingsdienst kon de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst vijf ziekenauto’s inzetten, vijf wagens met paard, drie wagens van de Reinigingsdienst en twee wagens van de Desinfectiedienst. Ook de wagens van de GG & GD konden de wijk steeds minder goed bereiken. De GG & GD had niet alleen last van de branden en het op straat liggend puin, maar ook door in de weg liggende brandslangen en door meubels die mensen uit hun brandende huizen hadden gered en voorlopig maar op straat hadden gezet. De wagens met paarden waren nauwelijks te gebruiken omdat de paarden bang werden van de branden.
Personeel van de Dienst Gemeentewerken moest samen met personeel van de Luchtbeschermingsdienst (de 'Technische Luchtbescherming') gaan zoeken naar mensen die werden vermist. Als mensen hun buren misten konden die onder het puin van hun huis liggen, maar ze konden ook gevlucht zijn. De mensen van Gemeentewerken moesten ook straten vrijmaken van puin en ze moesten muren slopen die op instorten stonden en gevaar opleverden voor voorbijgangers. Dit kon alleen op plaatsen waar de brand was geblust. Het niet urgente sloopwerk in de wijk werd later uitbesteed aan aannemers. Er lag zoveel puin dat het niet meteen kon worden afgevoerd15.
Duizenden mensen waren op de vlucht geslagen en moesten worden opgevangen. Van veel mensen was het huis licht of zwaar beschadigd door bommen of door de luchtdruk van ontploffingen, of door brand. Veel mensen trokken in bij familie of bekenden, maar niet iedereen vond meteen vervangende woonruimte. Even na tien uur (in de ochtend) besloten de autoriteiten drie evacuatieposten te openen voor noodopvang. In de stad werden borden geplaatst om mensen naar deze posten te wijzen.
De posten waren gevestigd op de adressen Nieuwe Haven 6 (politiebureau), Hemsterhuisstraat 2e (Museum voor het Onderwijs) en in bioscoop Metropole Palace aan de Carnegielaan. De evacuatieposten werden rond twaalf uur geopend. Mensen die steeds hadden rondgelopen zonder opvang, konden daar even zitten en bijkomen. Later op de dag was er op deze posten eten uit de Centrale Keuken beschikbaar. Op de evacuatieposten hoorden mensen wat de locaties waren van de verschillende noodtehuizen. Mensen die zich meldden bij de evacuatiepost aan de Nieuwe Haven werden verwezen naar de noodtehuizen Westeinde 99 en die aan de Van der Duynstraat. Op de Hemsterhuisstraat werden mensen verwezen naar de noodtehuizen in de Boerenstraat, Atjehstraat en later in de Morsestraat. Mensen die zich meldden bij bioscoop Metropole moesten naar de noodtehuizen op Morsestraat 9 en die in de Sneeuwbalstraat. In de ochtend van 4 maart zaten alle posten en noodtehuizen vol. Mensen werden toen opgevangen op het stadhuis (Kerkplein 3). Hierna werden ook schoolgebouwen gevorderd om mensen tijdelijk op te kunnen vangen. In Rijswijk werden enkele gebouwen opengesteld op het Julialaantje en op adres Broekslootkade 95. De noodtehuizen waren speciaal opgezet voor calamiteiten, maar nu het zover was bleek dat ze grotendeels waren leeggeroofd. Dus ook bij de opening van de noodtehuizen moest geïmproviseerd worden. Mensen moesten bijvoorbeeld slapen op los stro. In Rijswijk zorgde het Duitse leger voor bedden16.
Net als andere Hagenaars waren de vluchtelingen uit het Bezuidenhout ernstig ondervoed en die ochtend moesten velen uren rondlopen zonder eten te krijgen. ’s Middags ging men brood aan vluchtelingen uitdelen. Dit was afkomstig van het Zweedse Rode Kruis. In de nacht arriveerde nog eens 10.000 kg aan levensmiddelen afkomstig van het hulpcomité ‘De Zaanstreek’. Inwoners uit Sassenheim deelden de ingezamelde goederen zelf uit om te voorkomen dat nationaal-socialistische organisaties met de eer zouden strijken. Ook veel particulieren kwamen eten en gebruiksgoederen brengen. In Voorburg en andere plaatsen werd voedsel, kleding en huisraad ingezameld. Fabrikant Verkade stelde grote opslagplaatsen en personeel ter beschikking voor de inzameling en de verdeling17.
Ook later op de ochtend arriveerden nieuwe brandspuiten. Er werden steeds nieuwe branden gemeld. Om 11.18 uur ging een tweede brandspuit helpen op de hoek van de Bezuidenhoutseweg en de 1ste Van den Boschstraat. De spuit kwam van de post Gaslaan. Om 11.21 uur arriveerde een tweede autospuit op de hoek van de Schenkstraat en Adelheidstraat. Deze kwam van de Rijswijkseweg. Om 11.30 uur kreeg de commandopost bericht dat het Juliana van Stolbergplein aan beide zijden in brand stond. De 2de Adelheidstraat stond vanaf dit plein ook aan beide zijden in brand, tot aan de Schenkkade. Iets meer naar het noorden stond de Anna van Saxenstraat in brand.
Brandweer vanaf 11.00 uur.
Volgens de brandweer braken er meteen na het bombardement vele grote branden in een groot deel van de wijk. De harde noordenwind (later noordwest tot west) blies de branden naar de zuidkant van de wijk. De branden sloegen makkelijk over doordat van veel huizen de ruiten waren gesprongen door de luchtdruk van de bomexplosies. De gordijnen wapperden door de tocht naar buiten en vatten vlam door de brandende snippers die door de straat vlogen. Daarna raakte de rest van het huis in brand. Een ooggetuige zei dat er zoveel brandende snippers waren dat hij bang was dat zijn kleren in brand zouden raken. Veel mensen waren niet thuis om de brand bij het begin al te blussen. Een Zaanse brandweerman die de tweede dag kwam helpen blussen, weet het overslaan van de branden aan het brandende mastiek van de platte daken, het droge riet in de plafonds en aan de “afgrijselijke tocht” in de raamloze huizen18.
De brandweer stond die middag voor een onmogelijke taak. De commandant wist niet precies wat er in de wijk gebeurde. Het contact met de blusploegen verliep moeizaam, want berichten moesten lopend worden overgebracht door ordonnansen. Er waren meer branden dan beschikbare brandweerploegen. Toen de brandweer om 15.55 uur bericht kreeg van branden in de 1ste Van den Boschstraat, Jan van Riebeekstraat en François Valentijnstraat kon men niets doen. Alle beschikbare brandspuiten waren bezig.
In de middag bluste de brandpuit van de Duinstraat in de Charlotte de Bourbonstraat. De motorspuit van de Gaslaan was ten zuiden van het Juliana van Stolbergplein aan het werk in de Anna van Buerenstraat, Anna van Hannoverstraat en de Schenkstraat. De motorspuit van de Elboogstraat was bezig bij de Schenkkade. Deze ploeg kon uitbreiding van de brand in de Anna van Buerenstraat niet voorkomen. Overal in de wijk zagen bewoners de vlammen dichterbij komen: “Aan weerskanten laaide en loeide steeds dichterbij de vlammenzee”19.
Het was moeilijk om hulp uit andere plaatsen te vragen, want de telefoon werkte niet goed. Na de ploegen uit Voorburg en Rijswijk kwam om twaalf uur een autospuit uit Delft in Den Haag. Die ging in de Adelheidstraat blussen (vermoedelijk de 2de Adelheidstraat)20.
Men ging nu ook doden overbrengen naar het gemeentelijke ziekenhuis aan de Zuidwal en naar het Gemeentelijk Badhuis in Voorburg. De identificatie van de gevonden lichamen werd een taak van de recherche21.
Om 16.20 uur was de brand bij het Korte Voorhout zover onder controle dat “al het materieel” kon worden ingezet in de buurt van de Bezuidenhoutseweg en in de Van Linschotenstraat. Daar woedden zware branden. Alleen de autoladder van de Laan Copes van Cattenburgh stond nog voor de Boskantkerk aan de Prinsessegracht. Volgens een melding van 17.00 uur stond de kerk nog “volledig” in brand. Niet veel later zou een deel ervan instorten. Omliggende percelen werden nat gehouden. Het niet ver hier vandaan gelegen Hotel Paulez was al volledig uitgebrand.
Om 17.30 uur mocht de Duinwaterleiding de watertoevoer naar het Bezuidenhout afsluiten. De brandweer kon op dat moment voldoende bluswater halen uit de sloten, kanalen, vijvers en riolering. De volgende ochtend sloot men om 11.00 uur ook de watertoevoer naar het Korte Voorhout af.
Tegen het eind van de middag stonden grote delen van het Bezuidenhout in brand. Vanuit Voorburg zag de Schenkkade er uit als één grote vuurzee: “Onze hele wijk stond volkomen in lichterlaaie”.
Langzamerhand arriveerde er hulp van meer brandweerkorpsen. Volgens de meest betrouwbare opgave kwam er hulp uit achtereenvolgens Rijswijk, Rotterdam, Voorburg, Leiden, Schiedam, Vlaardingen, Delft, Oegstgeest, Wateringen, Wassenaar, Haarlem, Gouda, Boskoop, Reeuwijk, Waddinxveen, Utrecht, Hilversum, Voorschoten, Zaandam en Wormerveer. In een ander rapport worden ook Naaldwijk en Leidschendam genoemd.
Van al deze ploegen is bekend waar ze begonnen met blussen. Maar het is vrijwel niet bekend hoe lang ze daar bleven en of (en wanneer) ze naar een andere straat gingen. Blusploegen moesten zich bijvoorbeeld verplaatsen toen de wind ging draaien. Er zal weinig tijd zijn geweest om elke wijziging door te geven. De volgende startlocaties zijn bekend:
Bezuidenhoutseweg (RK kerk en omgeving): 2 autospuiten en 1 autoladder (Den Haag).
Theresiastraat bij de Louise Henriëttestraat en omgeving: 1 autospuit en 2 motorspuiten (Den Haag).
Prinsessegracht (omgeving Behtlehemkliniek en kerk): 1 autospuit en 1 autoladder (Den Haag).
Korte Voorhout, Smidswater en omgeving: 4 autospuiten (Den Haag, Rijswijk, Voorburg), 3 motorspuiten (Den Haag en Wateringen).
Bezuidenhoutseweg bij de 1e Van den Boschstraat: 1 autospuit (Leiden) en 2 motorspuiten (Den Haag).
Schenkkade bij Adelheidstraat en omgeving: 3 autospuiten (Den Haag, Delft) en 1 motorspuit (Delft).
Van Linschotenstraat-Cornelis Houtmanstraat: 1 autospuit (Haarlem), 1 motorspuit (Den Haag).
Schenkkade bij kerk en omliggende straten: 4 motorspuiten (Voorburg, Voorschoten, Leiden, Wassenaar).
Laan van Nieuw Oost-Indië en omgeving: 2 autospuiten (Vlaardingen, Hilversum).
Louise de Colignyplein: 1 autospuit (Rotterdam).
Anna van Buerenstraat: 1 motorspuit (Den Haag).
Charlotte de Bourbonstraat: 1 motorspuit (Den Haag).
Volgens een andere, iets afwijkende opgave, werden op 3 maart ingezet: 21 autospuiten, 14 motorspuiten, 2 autoladders, 1 slangenauto en 2 materiaalwagens. Volgens brandweercommandant Broeshart waren er uiteindelijk 25 autospuiten, 28 motorspuiten, 3 autoladders, 1 slangenauto en 2 materiaalauto’s aan het werk. In totaal zouden 104 “stralen” zijn ingezet. Een rapport van de brandweer meldt dat er per uur ca. 2.000.000 liter water op het vuur werd gespoten22./p>
Voor een ander overzicht zie bijlage 3.
Charlotte de Bourbonstraat na het bombardement, van het plein naar het Juliana van Stolbergplein (Gemeentearchief foto nr. 0.15485 , fotograaf onbekend)
Het blussen ging ‘s nachts zolang mogelijk door. Men probeerde vergeefs het overslaan van branden te voorkomen door een buffer te creëren tussen huizen. Daarvoor werden onder andere de huizen Cornelis Speelmanstraat 52 en 54 opgeblazen. Deze buffer was niet voldoende.
Om 18:15 uur werden de autospuiten uit Voorschoten en Leiden ingezet op de Schenkkade. Tegen half acht gingen autospuiten uit Leiden, Voorschoten en Vlaardingen de moeilijk te bestrijden branden in de (2de) Amalia van Solmstraat blussen. De autospuit uit Delft ging aan het werk op het Charlotte de Bourbonplein. De brandweer van Wassenaar ging naar de Laan van Nieuw Oost-Indië. Om 20:23 uur gingen de autospuit en motorspuit uit Utrecht ook naar deze laan. De autospuit uit Gouda ging naar een brand op de hoek van de Bezuidenhoutseweg en de Helenastraat. De autospuit uit Waddinxveen ging naar het Charlotte de Bourbonplein. De autospuit uit Leiden verplaatste zich naar de Schenkkade. De autospuit uit Voorschoten ging branden blussen op het Louise de Colignyplein. Om 21:14 uur ging de autospuit uit Hilversum ook naar de Laan van Nieuw Oost-Indië23.
Voor de brandweerlieden was het werk zwaar. Omdat jongeren tewerk waren gesteld in Duitsland of waren ondergedoken, werd het bluswerk vooral door oudere brandweerlieden gedaan die tijdens de Hongerwinter ook niet in optimale gezondheidstoestand verkeerden. Deze mensen waren de hele dag in touw en kregen op 3 maart nauwelijks te eten. Pas op het eind van de middag deelde de Distributiedienst porties gekookte bloembollen uit. Volgens een verslag van de brandweer waren de bloembollen bedorven en was een deel van het personeel na het eten te ziek om te kunnen werken.
Een brandweerman beschreef de toestand als ‘verschrikkelijk’: “Wij zijn 24 uur in touw geweest en hebben 24 uur veel te hard moeten werken. Toen wij thuis kwamen, waren wij echt kapot … Dat we hulp kregen uit andere plaatsen dat wisten we niet. Want je bleef staan op je plek. Het bleef branden totdat je het helemaal verzopen had. Dan ging je weer naar een geheel andere hoek. Daarbij hebben wij aan de gevels gehangen en we hebben daar op de daken gelopen. Af en toe moest je naar beneden springen omdat daar vlammen uitkwamen. Het was een verschrikking, in één woord”./p>
Rond half drie 's nachts was de voorraad benzine op. De Duitsers stelden alleen extra benzine beschikbaar toen het elektriciteitsstation aan de Schenkkade in brand dreigde te raken. Toen de benzine op was moesten alle blusploegen hun werk staken. Om 2:27 uur gaf de brandweer het Bezuidenhout op. Een paar minuten later stortte een V2 op de hoek van de Schenkweg en de Vlietstraat neer op de plaats waar de brandspuit uit de Elboogstraat stond. Vijf of zeven brandweerlieden kwamen om het leven. Het personeel van twee andere brandspuitjes aan de Schenkweg kwam er ongeschonden van af. De brandweermensen waren zo moe dat ze niet in staat waren hun wagens mee terug te nemen naar hun post24.
Bewoners van het Bezuidenhout gingen in de nacht door met het redden van hun bezittingen. Vooral in het begin van de nacht was het verkeer volgens ooggetuigen net zo druk als overdag. Mensen waren zo hard aan het werk dat ze zelfs hun honger vergaten. Veel van het beschikbaar gestelde eten bleef over en werd toen verdeeld onder mensen van de brandweer en de luchtbeschermingsdienst25.
Zie voor vervolg deel 5: op de grond (2).
Zie de verantwoording bij de andere pagina's over het bombardement.
Voor meer informatie over de gebeurtenissen in de wijk zie in de hieronder genoemde literatuur de boeken van Doll en Tinschert. Ooggetuigenverslagen zijn te vinden in het boek van Doll, de interviews van Pars, in verschillende kranteartikelen en het ooggetuigeverslag van Karel Kanits op Soldaat zonder wapen, 1945 blz. 6 (klik op de helm).
Bijgewerkte versie, met textuele wijzigingen, 19 februari 2018, met dank aan Aat Visser.
Bart van der Boom, Den Haag in de Tweede Wereldoorlog, Den Haag 1995.
C. Broeshart, H. de Haas, Die brand moet uit. 100 jaar beroepsbrandweer in ’s-Gravenhage, Rijswijk 1989.
J.M.J.F. Doll, 3 Maart Bezuidenhout, Den Haag 1995
A. Korthals Altes, Luchtgevaar. Luchtaanvallen op Nederland 1940-1945, Amsterdam, 1984.
Bill Simpson, Spitfire Dive-bombers Versus the V2. Fighter Command’s Battle with Hitler’s Mobile Missiles, Barnsley 2007.
Carlo Tinschert, Boodschap aan de bevolking van Den Haag. Oorzaken, gevolgen en nasleep van het mislukte bombardement op het Bezuidenhout, 3 maart 1945, Den Haag 2005.
Hans Pars, Haagse Herinneringen. Bombardement, serie interviews, Den Haag, 2009.
1. Archief brandweer bnr. 665 inv. nr. 556, diverse ooggetuigeverslagen uit literatuurlijst. Zie ook de website www.soldaatzonderwapen.kanits.name/.
2. De ooggetuigenverslagen heb ik tot één verhaal aan elkaar geschreven en soms iets aangepast voor de leesbaarheid. De originele ooggetuigeverslagen zijn te vinden in Doll 84-87, de interviews van Hans Pars, in het tijdschrift ’s-Gravenhage, mei 1965 29-31, bij Van der Jagt 10-11, bij Haags Gemeentearchief, OV 10 no. 228a, in verschillende krantenverslagen en in bronnen die wel specifiek vermeld zijn.
3. Archief Luchtbeschermingsdienst, bnr 1165, inv. nr. 112.
4. Van der Jagt 10-11.
5. Van der Jagt 10-11.
6. Korthals Altes 293, zie ook Zie ook www.soldaatzonderwapen.kanits.name/.
7. Het is niet bekend in welke straat Van der Jagt woonde, maar vermoedelijk niet ver van de Bezuidenhoutseweg en de 1e Van den Boschstraat, bron: Van der Jagt 11.
8. Archief Brandweer, bnr 665 inv. nr. 556, Van der Boom 234-235.
9. In Het Binnenhof, 25 februari 1950, p. 3, geciteerd bij Tinschert 67.
10. De nieuwe posten werden op 3 of 4 maart ingericht, de bronnen spreken elkaar tegen; bron: Luchtbeschermingsdienst, bnr 1165, inv. nr. 112.
11. Archief Luchtbeschermingsdienst, bnr. 1165-01, inv. nr. 140.
12. Archief Brandweer bnr. 665 inv. nr. 556.
13. Doll 88.
14. Korthals Altes 296.
15. Vijfvinkel 309-310.
16. Archief Luchtbeschermingsdienst, bnr. 1165-01, inv. nr. 140, verslag hoofdevacuatieleider, Inleiding archief van de Tijdelijke Gemeentelijke Dienst voor het onderbrengen van oorlogsslachtoffers in noodtehuizen, bnr. 510.
17. Verslag van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst p. 5.
18. Van Heijnsbergen 5-6, Korthals Altes 296. De felle noordelijke wind ging later krimpen van noordwest tot west.
19. Van der Jagt 11.
20. Archief brandweer, bnr. 665 inv. nr. 556, Luchtbeschermingsdienst, bnr. 1165, inv. nr. 140.
21. Van der Boom 235, Luchtbeschermingsdienst 140, verslag hoofdevacuatieleider en verslagen van de Brandweer, Gasbedrijf, Duinwaterleiding, Nederlandsche Volksdienst.
22. Archief Luchtbeschermingsdienst, bnr. 1165, inv. nr. 112, 140, Broeshart 75, Archief Brandweer, Bnr 665 inv. nr. 556, tijdschrift ’s-Gravenhage mei 1947, p. 24- 28.
23. Verslag uit archief brandweer, bnr. 665 inv. nr. 556.
24. Broeshart 7, 74, Doll 87, Van der Boom 234, noot 107, Verslag uit archief brandweer, bnr. 665 inv. nr. 556, de opgave van het aantal overleden brandweerlieden verschilt.
25. Archief Luchtbeschermingsdienst, bnr. 1065, inv. nr. 140, hieruit: Rapport Hoofd afdeling luchtbescherming.
Deze pagina is cookie-vrij.
© Voor niet-commercieel gebruik mogen teksten worden overgenomen met bronvermelding of een link naar deze pagina.
Dit geldt ook voor afbeeldingen zonder bronvermelding. Voor gebruik van de andere afbeeldingen moet u zich wenden tot de eronder vermelde eigenaar.
Suggesties voor verbeteringen zijn altijd welkom. Reacties.