Dit is de verkorte versie van een verhaal over de vraag of Den Haag een stad is of een dorp. De langere versie staat hier.
e vraag of Den Haag een stad is houdt mensen op verjaardagsfeestjes nog steeds bezig. Op school leerde ik dat Den Haag een dorp is omdat het nooit stadsrechten heeft gehad. Op internet vind ik dat Den Haag in 1806 stadsrechten heeft gekregen. En in het spraakgebruik noemen we Den Haag altijd een stad: groene stad aan zee, mooie stad achter de duinen, en (volgens het gemeentebestuur) stad van recht en vrede. Den Haag heeft zelfs een stadhuis, twee hoogleraren in de stadsgeschiedenis en de laatste driedelige geschiedenis van Den Haag heeft als ondertitel Geschiedenis van de stad. Is Den Haag nu een stad of een dorp?
Er zijn veel verschillende definities van het begrip stad, maar meestal wordt een stad omschreven als een plaats met een niet-agrarische bevolking, een groot aantal inwoners en met een belangrijk politiek, cultureel of economisch centrum. Den Haag heeft veel inwoners, weinig landbouwers en het is een centrum: de regering is er gevestigd, er zijn belangrijke culturele en economische instellingen. Denk aan het Nederlands Dans Theater en het Residentieorkest en aan Shell.
Vroeger lag dat anders. In de middeleeuwen was een ‘stad’ een plaats met bepaalde voorrechten, had dus een eigen juridische status. Inwoners van een stad hadden rechten die bewoners van het platteland niet hadden. Hedendaagse historici hanteren beide criteria voor een stad.
De eerste Nederlandse steden waren Romeinse steden zoals Forum Hadriani (nu in de gemeente Voorburg). De bewoners van deze steden hadden bepaalde burgerrechten die inwoners van het platteland niet hadden. Na het vertrek van de Romeinen bleef Nederland eeuwenlang zo dun bevolkt dat er geen grote plaatsen waren. De middeleeuwse samenleving was een plattelandssamenleving van edelen en boeren en daar was de staatsinrichting en de wetgeving op aangepast. Toen er uiteindelijk toch weer grotere plaatsen ontstonden bleek dat de middeleeuwse wetgeving niet voldoende was om de handel te bevorderden en de misdaad te bestrijden. Daarom kregen deze plaatsen eigen rechtsregels in de vorm van een stadsrecht. Anders dan in de Romeinse tijd was er niet één soort stadsrecht, maar kreeg elke plaats zijn eigen rechten, als een soort maatwerk. Tot de stadsrechten hoorden bijvoorbeeld het mogen hebben of houden van een markt, een tol of tolvrijdom, een stadsmuur en het heffen van accijns. Een stadsmuur was niet noodzakelijk om stad te zijn.
De in 1603 voorgestelde vestingwerken - Een stadsmuur was niet noodzakelijk om stad te kunnen zijn. Den Haag heeft ze nooit gehad, maar in 1603 wilde stadhouder Maurits Den Haag beter kunnen beschermen tegen een aanval van Spaanse legers. De ontworpen muren zijn op een kaart van het hedendaagse Den Haag geprojecteerd. In rood de op de kaart aangegeven (hoofd)wegen. In blauw de haven van Den Haag, het Spui, toen nog niet gedempt.
Na de middeleeuwen kwam Holland in opstand tegen graaf Filips I (beter bekend als de Spaanse koning Filips II) en was er geen graaf meer die stadsrechten verleent. Het landsbestuur kwam in handen van de steden: Amsterdam, Haarlem, Delft, Leiden, Dordrecht en Gouda hadden het in Holland voor het zeggen.
Met de bezetting van Nederland in 1795 door de Fransen kwam er een nieuw landsbestuur waarin de steden niets meer in te vertellen hadden. In 1848 verdwijnen met de invoering van een nieuwe grondwet e steden definitief uit het staatsrecht. Nederland wordt verdeeld in gemeenten.
Den Haag heeft nooit een stadsrechtoorkonde gehad, maar had wel alle kenmerken van een stad, zoals:
1. Een eigen rechtbank en eigen wetgeving. Den Haag had zelfs de hoge jurisdictie, zodat de Haagse rechtbank zwaardere straffen mocht opleggen. Alleen grafelijke rechtbanken en stedelijke rechtbanken mochten dat.
2. Een burgerij. Alleen steden hadden burgers, elders ook wel poorters genoemd.
3. Een stadsbestuur. Naarmate steden groter werden kwamen er meer functionarissen bij. Ook Den Haag groeide en kreeg typisch stedelijke functionarissen zoals tresoriers, een pensionaris, burgemeesters en een vroedschap.
4. Een schutterij. De schutterij was een typisch stedelijke instelling.
5. Stedelijke rechten op economisch gebied. Den Haag kreeg een eigen jaarmarkt, had gilden en een lakennijverheid. In 1531 werd Den Haag gelijkgesteld met de steden toen werd bepaald dat nijverheid alleen werd toegestaan in steden. Ook na de middeleeuwen had Den Haag met bierbrouwerijen, molens en een geschutgieterij relatief belangrijke industrie binnen de stadsgrachten.
Verdeling in stadsgebied en hofgebied - Den Haag was verdeeld in een hofgebied en een stadsgebied. De precieze grens verschoof naarmate Den Haag groeide, maar de oorspronkelijke grens waren de beide beken rond het grafelijk kasteel. In lichtrood de situatie van nu (2006).
Verder was Den Haag net als andere steden ‘heer’ van een plattelandsdistrict, ofwel een ambachtsheerlijkheid. Dat was van Nieuwveen (Nootdorp) en van Rijswijk. Tenslotte had Den Haag instellingen als ziekenhuizen en instellingen van maatschappelijke zorg. Voorbeelden hiervan zijn het Leprooshuis en de zogenaamde 'Tafels van de Heilige Geest'. Tenslotte liet de nieuwe graaf zich huldigen in de steden en ook in Den Haag.
Den Haag had dus heel wat stadsrechten gekregen, maar geen echte stadsrechtoorkonde. Dat had ongetwijfeld te maken met de aanwezigheid van het grafelijk hof. Den Haag heeft regelmatig geprobeerd om de status van stad te krijgen, maar met name de andere steden hadden daar bezwaren tegen.
In 1806 kreeg Den Haag van koning Lodewijk Napoleon de rang en naam van derde stad van Nederland, maar dit had geen enkele waarde. Er werden geen rechten verleend. Het was een aardigheidje, dat in 1811 door keizer Napoleon werd herhaald. In de Franse tijd en vanaf 1813 was Den Haag een tijd stad, maar dan niet in de betekenis die het in de middeleeuwen had.
Conclusie: Den Haag had dus op een gegeven moment alle geografische, politieke en economische kenmerken van een stad, maar niet de formele erkenning in de vorm van een stadsrecht. Sinds de gemeentewet van 1795 deed dat er niet meer toe en sinds 1851 bestaan er staatsrechtelijk geen steden meer.
(laatst bijgewerkt januari 2007
Deze pagina is cookie-vrij.
© Voor niet-commercieel gebruik mogen teksten worden overgenomen, met bronvermelding of een link naar deze pagina.
Bij de afbeeldingen ligt dat anders: veel afbeeldingen zijn niet mijn eigendom en er kunnen nog rechten op rusten.
Suggesties voor verbeteringen zijn altijd welkom. Reacties.