Op deze pagina meer informatie over muziek op het Binnenhof
Klonk er tromgeroffel en trompetgeschal bij de eerstesteenlegging van het Binnenhof? We weten het niet, maar waarschijnlijk is het niet. Toen Willem II, graaf van Holland en net gekroonde koning van het Heilige Roomse rijk van het Duitse volk, in 1248 besloot voor zich zelf een nieuw 'coninclijc pallays' te gaan bouwen op de plek die wij nu het Binnenhof noemen, stond daar namelijk al een stenen gebouw. Zijn vader Floris IV had vijftien jaar tevoren deze plaats uitgekozen voor een nieuwe residentie en misschien stond er ook toen al een gebouw, mogelijk een versterkte boerderij. Floris zocht naar een nieuwe verblijfplaats, omdat hij even eerder zijn herenboerderij in Loosduinen had geschonken aan nonnen, die er een klooster lieten bouwen met een kerk erbij, de huidige Abdijkerk. De graven van Holland hadden verschillende residenties of pleisterplaatsen in hun graafschap, zoals Dordrecht, Leiden, 's-Gravenzande en Haarlem. Zij waren continu op reis in hun graafschap om ter plekke recht te spreken en belasting te innen. Deze belasting kregen zij in natura aangeboden: kippen, varkens, eieren, graan. Geld was nog weinig voorhanden in die tijd en de geïnde belasting konden zij tijdens hun verblijf meteen consumeren, samen met hun hofhouding.
Toen graaf Floris zijn 'villa' in Loosduinen wegschonk, moest hij uitkijken naar een nieuwe verblijfplaats tussen 's-Gravenzande en Leiden. Dat werd het gebouw, zo'n tien kilometer verderop, in een gebied dat hij kort tevoren van Dirk van Wassenaar had gekocht en dat later Haagambacht ging heten. Graaf Willems paleis kennen wij nog terug als het Rolgebouw, dat achter de Ridderzaal staat. De Ridderzaal, eigenlijk Grote Zaal geheten en bedoeld voor feesten, kwam tot stand tijdens de regering van Floris V. Deze graaf en opvolger van Willem II kwam wat vaker dan zijn vader in deze contreien. Haagambacht was een plek in het graafschap waar de graaf het zelf helemaal voor het zeggen had en niets te maken had met de langzamerhand steeds zelfstandiger en invloedrijkere steden. Floris liet bij zijn Haagse kasteel ook een kapel bouwen, de Hofkapel, gelegen aan de oever van de Hofvijver, die inmiddels gegraven was. De bouw van de Grote Zaal en de hofkapel duiden erop dat Floris graag wat langer en vaker op 'onse woninge ter Hage' wilde vertoeven en dit kasteel mogelijk tot een vaste residentie wilde maken. Zijn opvolgers - na zijn zoon Jan die maar drie jaar regeerde, waren dat de graven van Henegouwen - kwamen hier weer wat minder vaak, zij het toch altijd een paar keer per jaar. Zij hadden een veel groter gebied te besturen dan Holland alleen. Pas hertog Aelbrecht van Beieren, die in 1358 zijn krankzinnig geworden broer verving als graaf van Holland en na diens dood in 1389 zelf de troon besteeg, maakte van het Binnenhof zijn (vrijwel) permanente residentie. Toen was het Binnen- en het aangrenzende Buitenhof al uitgegroeid tot een flink kasteel met allerlei bijgebouwen als stallen, een brouwerij, een valkhuis en voorraadschuren. Drie buitenpoorten gaven toegang tot het complex: de Gevangenpoort aan de zuidwestelijke kant van de Hofvijver, een poort aan de andere kant waar nu de Sint Sebastiaansdoelen staat en de Spuipoort aan de zuidoostkant.
De Ridderzaal op het Binnenhof.
Meer nog dan onder zijn voorgangers werd het Binnenhof tijdens het bewind van Aelbrecht bezocht door muzikanten, sprooksprekers en zangers. Vooral op kerkelijke feestdagen als Kerstmis, Pasen en Pinksteren werd hun aanwezigheid op prijs gesteld. In 1389 traden de fluitisten en trompettisten van Gelre, de fluitspelers van Arkel, twee Henegouwse herauten en bovenal de beroemde dichter en sprookspreker Willem van Hildegaersberch op om de viering van Vastenavond luister bij te zetten. Bij de bruiloft van Aelbrecht en Margaretha van Kleef in 1394 waren zelfs tientallen kunstenaars aanwezig, onder wie fluitspelers, violisten, gitaarspelers en een organist, om ons tot de musici te beperken.
Vanaf de tijd dat de Bourgondische hertogen en de Habsburgers de scepter over Holland zwaaiden (1433-1581), was het Binnenhof meer de zetel van het Hof van Holland en andere regeringsorganen dan echte residentie. Stadhouders vervingen de graaf en huisden in hun ambtswoning op het Binnenhof. Philips de Goede hield in 1456 in Den Haag nog wel een luisterrijke bijeenkomst van ridders van het Gulden Vlies, waarbij de Ridderzaal het centrum van de feestelijkheden is, maar daarna verwerd de Grote Zaal tot plaats waar onder andere slagers hun kraampjes hadden en de Hagenaars graag rondslenterden.
Het is niet bekend of er tijdens het bewind van prins Frederik Hendrik als stadhouder (1625-1647) veel gemusiceerd is op het Binnenhof waar hij resideerde. We nemen aan dat dat wel degelijk gebeurde. Misschien werden composities van Sweelinck ten gehore gebracht en wellicht liederen van Constantijn Huygens, de secretaris van Frederik Hendrik, al is er in de archieven niets over te vinden. De prins voerde immers een vorstelijke staat samen met zijn echtgenote Amalia van Solms. De kunst in zijn verschillende uitingen droegen zij een warm hart toe en bovendien wilden zij niet onderdoen voor andere vorstelijke hoven in het Europa van hun tijd. Zij gaven opdrachten aan kunstschilders als Rembrandt, Gerard van Honthorst en Jacob Jordaens en zij hadden op kosten van de Staten van Holland hun verblijven op het stadhouderlijk kwartier luxueus mogen inrichten. Zo weten we dat de prins en zijn vrouw elk over een reeks eigen vertrekken konden beschikken, Frederik Hendrik op de eerste verdieping van het stadhouderlijk kwartier en Amalia daarboven op de tweede etage. Deze vertrekken waren toegankelijk via een bordestrap in de hoek tussen de Buitenhofvleugel en die aan de vijverkant. Ook het torengebouw op de hoek van de vijver, gebouwd voor prins Maurits, behoorde tot hun vertrekken. In de Ridderzaal verkochten boekdrukkers hun producten en werden zelfs de trekkingen van de Generaliteitsloterij, de voorganger van onze Staatsloterij, gehouden. In de andere gebouwen op het Binnenhof zetelden diverse regeringsorganen, zoals de Rekenkamer, en de Staten van Holland.
Van enige muzikale activiteit op het Binnenhof is vooral weer sprake onder het bewind van prins Willem V (1751-1795). De leden van de stadhouderlijke familie waren niet onmuzikaal. Zo speelde dochter Louise verdienstelijk piano en mocht zelfs de beroemde Portugese mezzosopraan Louisa Rosa Todi begeleiden tijdens een optreden aan het hof. Willem zelf heeft wel eens enkele stukken uit toen populaire kleine opera's als Félix ou l'Enfant trouvé gezongen in de familiekring. Of hij echt muzikaal was, vermeldt de historie niet. Wel dat hij vaak in slaap viel tijdens opvoeringen. De prins hield er een hofkapel op na zoals gebruikelijk was bij vorsten uit zijn tijd. Deze kapel bestond uit een variërend aantal musici. Bij galafeesten bestond hij uit wel twintig of meer leden. Jean Malherbe was een van de belangrijkste orkestleden. Hij speelde de eerste viool en gaf daarnaast muziekles aan de jongste zoon van de stadhouder. Een ander bekend lid was Giovanni Colizzi, klavecinist en zanger en leraar van prinses Wilhelmina, Willems echtgenote, en Louise. Hij schreef gelegenheidscomposities bij feestelijke gebeurtenissen als het huwelijk van Louise met de erfprins van Brunswijk-Wolfenbüttel in 1790.
Bekend zijn natuurlijk ook de optredens van Mozart en Beethoven aan het stadhouderlijk hof. Mozart was met zijn vader en zusje Nannerl door de zuster van Willem, Carolina, uitgenodigd Den Haag aan te doen tijdens hun Europese tournee. Vader Leopold was toen zo slim om Wolfgang, zeven jaar oud, zes net geschreven sonates voor clavecimbel met fluitbegeleiding aan de prinses op te laten dragen. Dat leverde veel goodwill en een extra geldelijke beloning op. Beethoven kwam in november 1783 meespelen met een ensemble, waarin ook altviolist Carl Stamitz zat, die tussen mei 1782 en juli 1784 23 concerten gaf. Beethoven ontving 12 dukaten voor zijn optreden, Stamitz moest met heel wat minder genoegen nemen. Ook toen was het verschil al duidelijk.
In de negentiende eeuw huisvestte het Binnenhof de Eerste en Tweede Kamer. Muziek werd er weinig meer gehoord. De Tweede Kamer had zijn intrek genomen in de balzaal die Willem V enkele jaren voor de komst van de Franse troepen in 1795 had laten bouwen. De Eerste Kamer zetelde in de oude vergaderzaal van de Staten van Holland. De Ridderzaal zag er treurig uit. In de Franse tijd had de zaal gediend als exercitieruimte voor soldaten. Aan de buitenkant waren er in de loop der eeuwen verschillende bouwsels aan vastgemaakt. Het dak lekte zo erg dat men in de vloer een goot uithakte voor de afvoer van het hemelwater. Er werd over gediscussieerd wat men aan moest met dit oude kavalje. Afbreken of restaureren. Gelukkig werd het herstel, maar wat rijksbouwmeester Rose ervan maakte doet ons nu gruwen. Hij was van mening dat de oude middeleeuwse eikenhouten kapconstructie uit de zeventiende eeuw stamde en dus niet origineel was. Hij haalde het oude hout weg en zette er neo-gotische gietijzer voor in de plaats. Vervolgens deed de zaal dienst als depot voor het oud-archief van Binnenlandse Zaken. Ook de overige bebouwing van het Binnenhof was niet veilig voor de ideeën van 'herstellers'. Er werden zelfs plannen ontworpen voor geheel nieuwe ministeries op de plaats van de oude bebouwing. Zover is het niet gekomen, maar wel werd het Binnenhof grondig gerestaureerd, waarbij bijvoorbeeld de oude Hofkapel tot op zijn fundamenten werd afgebroken en nieuw werd opgebouwd in Hollandse renaissance-stijl. Ook de Ridderzaal werd in oude luister hersteld, met een nieuwe eikenhouten kap naar oud model en in gebruik genomen voor wat wij nu nog kennen als de opening der Staten-Generaal op Prinsjesdag en andere plechtige gebeurtenissen. En muziek is daar dan steeds bij te beluisteren.
Maarten van Doorn (27-4-1998)
Deze pagina is cookie-vrij.