Weinig geschiedenissen zijn zo interessant als die van de oprichting van het Nederlands Dans Theater. Gestart met vrijwel geen financiële middelen slaagde het NDT er in om uit te groeien tot een van de beroemdste dansgroepen ter wereld.
Dat het in 1959 opgerichte Nederlands Danstheater na vijftig jaar nog steeds bestaat zullen de oprichters niet verwacht hebben. In het begin van de jaren 1950 stond het ballet in Nederland nog in de kinderschoenen en waren de belangrijkste gezelschappen in Amsterdam gevestigd. De gemeente Amsterdam gaf subsidies, de gemeente Den Haag niet.
De vier Amsterdamse balletten leken ieder afzonderlijk geen bestaansrecht te hebben. Het rijk wilde daarom samen met enkele grote steden tot één gesubsidieerd balletgezelschap komen, het ‘Nederlands Ballet’. Amsterdam zou daar ook aan meebetalen, maar koos op het laatste moment toch voor subsidie aan twee eigen, Amsterdamse, gezelschappen. Voor subsidiëring van het nationale ballet bleven alleen het rijk en de gemeente Den Haag over. Den Haag ging het nieuwe nationale ballet met even veel geld steunen als het rijk, namelijk 60.000 gulden. Het werd daarmee automatisch de vestigingsplaats van “Het Nederlands Ballet”. De leidster van het nieuwe ballet werd de door critici aanbeden Sonia Gaskell. Het balletgezelschap dat zij in Amsterdam leidde ging ook op in het nieuwe ballet. Een goede huisvesting was in Den Haag niet snel te vinden. Door de schade uit de oorlog en de uitbreiding van overheid en bedrijven in de naoorlogs wederopbouw waren te weinig gebouwen, zeker voor een ballet. In april 1955 had de gemeente met wat moeite ruimte gevonden in een oude school. Die werd nog gebruikt voor het onderwijs, maar de hal en twee lokalen werden voor ballet geschikt gemaakt. Het Nederlands Ballet kreeg een eigen ingang aan de Koningstraat, nummer 118a1.
Sonia Gaskell was in deze jaren de ongekroonde koningin van de balletwereld. Ze was afkomstig uit Rusland en had een tijd in Parijs gewerkt. In 1939 was ze vanwege de dreiging van oorlog, als Jodin, naar Amsterdam vertrokken. Ze overleefde de oorlog en leidde in Amsterdam een van de vier daar opgerichte balletten. Gaskell werd door de subsidiegevers en de pers aanbeden, maar de medewerkers en dansers van haar ballet hadden ook kritiek. Ze was een “ongelofelijk inspirerende persoonlijkheid”, maar ze was autoritair en ze kon niet organiseren. Carel Birnie vertelt later in een interview dat haar gezelschap volstrekt middeleeuws georganiseerd was. De dansers waren slaven en moesten, ook op zaterdag, van half tien tot half zes, in de kantine wachten tot ze geroepen worden. Hoewel iedereen eigenlijk bang voor haar was, hadden de dansers van Het Nederlands Ballet daar op een gegeven moment genoeg van. In de zomer van 1958 hadden enkele dansers een gesprek met het bestuur en dat vond het redelijk om op hun verzoek een balletmeester en een zakelijk leider aan te stellen. Maar Sonia Gaskell kreeg gedaan dat dit besluit weer werd ingetrokken. Carel Birnie, de administrateur die net was aangesteld als zakelijk leider, nam nu zelf ontslag. Het was duidelijk dat de dansers geen enkele invloed op hun werkomstandigheden zouden krijgen. Gaskell deed nog één belangrijke concessie voordat ze boos naar Parijs vertrok: ze benoemde de Amerikaan Benjamin Harkarvy tot balletmeester. Haar ontslagaanvraag werd door het bestuur routinematig omgezet in een half jaar rust. Dit halve jaar was een verademing voor de dansers. Onder Harkarvy kregen ze weer plezier in hun werk. Maar de eventuele terugkeer van Gaskell werd gevreesd. Een aantal dansers had al besloten om in dat geval te vertrekken. Het idee van een eigen dansgroep ontstond2.
In een huis in de Vuurbaakstraat in Scheveningen viel op 26 maart 1959 het besluit om het Nederlands Dans Theater op te richten.
In maart groeide de spanning over de beslissing van Gaskell. Op 26 maart 1959 kwamen Ben Harkarvy en Carel Birnie bij danser Aart Verstegen op bezoek in de Vuurbaakstraat. Die avond werd bekend of Sonia Gaskell zou terugkeren. Om negen uur kwam het bericht en besloten zij om het Nederlands Dans Theater op te richten. Voorwaarde was dat de belangrijkste dansers mee zouden doen, maar een week later legden de dansers Jaap Flier, Rudi van Dantzig, Wille de la Bye en Milly Gramberg zich schriftelijk vast voor een eerste seizoen. Artistiek leider Harkarvy benaderde andere dansers en veel van hen wilden juist meedoen vanwege zijn inspirerende leiding. Hij was enthousiast en betrokken en van hem leerden ze moderne dans. Sonia Gaskell was “nooit” bij repetities of uitvoeringen. Op 20 april 1959 werd bij de Rotterdamse notaris A. Meerstadt de oprichting wettelijk vastgelegd en die avond tekenden de gekozen zestien dansers hun contract. Veel niet gekozen dansers waren teleurgesteld, maar de gelukkigen stonden voor een onzekere toekomst. Het Nederlands Dans Theater kreeg geen subsidie zodat het salaris veel lager was dan ze gewend waren. Maar Aart Verstegen zei dat hij het beter vond om een risico te nemen, dan elke maand zijn salaris te innen en niet meer in zijn vak te geloven. Hij vond het ook een voordeel dat juist de sterkste karakters meededen. Het NDT kende niet de rangen van andere balletgezelschappen. Iedereen was solist en iedereen zou hetzelfde verdienen. De toekomst was niet alleen in financieel opzicht onzeker. Ook in artistiek opzicht was het volgens Carel Birnie nog allemaal vaag wat er ging gebeuren: “We wisten wel wat we deden, maar niet goed wat we wilden. Wel wat we niet wilden, zo ongeveer dan. Dat klinkt allemaal vaag maar het was ook vaag, vreselijk onduidelijk.”3.
Vijf dagen later, 25 april, brachten de kranten de oprichting uitgebreid op de cultuurpagina’s. Het was een schok voor de balletcritici die dweepten met Sonia Gaskell. De bekendste balletleidster van Nederland raakte zomaar een derde van haar dansers kwijt en ook vrijwel al haar solisten. Het kwam volgens Het Vaderland niet onverwacht, maar de krant vond de afsplitsing jammer. Dezelfde krant meldde een paar dagen later dat de ambitieuze dansgroep het komende seizoen al een repertoire van zestien balletten wilde hebben, waaronder enkele nieuwe van Rudi van Dantzig. Volgens Carel Birnie was er in het begin geen afgerond idee en was er nog geen artistieke lijn, maar wees de praktijk voor een groot deel al de richting. De 16 dansers waren te weinig om klassiek balletten uit te voeren, maar klassieke pas-de-deux konden wel. Voor een groot corps de ballet was geen geld. In het begin richtte het NDT zich op balletten die voorhanden waren, zoals Giovanezza van Rudi van Dantzig, Feestgericht van Hans van Manen en Septet van Benjamin Harkarvy4.
De doelstelling moest wel ambitieus zijn, want het NDT moest meteen vanaf 1 september meteen inkomsten binnenkrijgen en zonder subsidie kon dat alleen met optredens. Het programma moest voor die tijd helemaal klaar zijn, maar de dansers stonden tot die datum nog onder contract van Het Nederlands Ballet. Er kon dus alleen ’s avonds en in het weekend geoefend worden. Er was nog geen eigen gebouw en er was geen geld, dus moest er gerepeteerd worden in ruimtes die toevallig beschikbaar waren: klaslokalen, in kerken, op zolders, in een ballroom-studio en bij elkaar thuis. Iemand herinnert zich bijvoorbeeld dat de dansstudio van Lily Green in de Van Beverningkstraat werd gebruikt. Ook de gladde en voor ballet niet zo ideale dansvloer van dansinstituut Kuypers in de Bazarstraat kon in de vakanties worden gebruikt. De Amerikaanse choreografe Anna Sokolow studeerde haar twee balletten in het begin van 1960 in, in een ijskoude leegstaande kerk aan de Bazarlaan. Om te voorkomen dat Sonia Gaskell ergens een stokje voor zou steken gebeurde dit allemaal in het geheim. Pas na 1 april 1960 kon men openlijk de Boterwaag gaan huren. Op 15 mei begon Hans van Manen met het instuderen van het eerste ballet, De maan in de trapeze. Van de 17 balletten, die in het eerste seizoen werden uitgebracht, waren er 8 speciaal voor het NDT gemaakt. Dat waren wereldpremières5.
Terwijl choreografen en dansers aan het programma werkten moest zakelijk leider Carel Birnie proberen het NDT aan inkomsten te helpen. Het ballet kreeg geen (structurele) subsidie en het broodnodige geld moest vooral komen uit optredens. Omdat dit niet voldoende zou zijn werd ook gezocht naar andere inkomstenbronnen. Birnie bood aan zoveel mogelijk instellingen optredens van het NDT aan. Niet alleen de grote theaters, maar ook vakbonden, volksuniversiteiten en middelbare scholen. Het NDT ging ook educatieve optredens voor de jeugd verzorgen. Birnie schreef ook provinciebesturen en gemeentebesturen aan om subsidie te krijgen voor eenmalige optredens in plaatsen waar normaal nooit een ballet kwam.
De Boterwaag in Den Haag was de eerste ruimte waar het Nederlands Dans Theater zich echt kon huisvesten. (Haags Gemeentearchief).
Het viel tegen dat de ‘grote theaters’ niet mee wilden werken aan de optredens van een concurrent van Sonia Gaskell, maar Birnie had meer succes dan verwacht. Het NDT kon het eerste seizoen al een overladen programma afwerken want hij had 157 optredens geboekt, waarvan 86 in de grote steden en 71 “in de provincie”. Het NDT had dus meer optredens dan de twee gesubsidieerde gezelschappen (Het Nederlands Ballet en het Amsterdams Ballet) samen. Carel Birnie had het geluk dat de grote Nederlandse toneelgezelschappen juist dat seizoen hun voorstellingen in kleinere plaatsen hadden verminderd. Het Dans Theater was een welkome gast om de gaten in de programmering op te vullen. De provincies Noord- en Zuid-Holland, Gelderland en Groningen gaven eenmalige subsidies zodat de inwoners van kleinere plaatsen ook een keer een ballet konden zien. De gemeenten Alkmaar, Eindhoven, Haarlem, Rotterdam, Utrecht, Zwolle en Winschoten gaven vergelijkbare subsidies. Het Danstheater kon optreden in kleine zaaltjes, warenhuizen en cafés omdat het een eigen toneelinrichting in de bus meenam. Lichtspots, een regelkast, toneelgordijnen en een horizondoek konden worden gekocht met geld van het Prins Bernhardfonds. Dat die eigendom bleven van het fonds was een teken dat een lang bestaan niet zeker werd geacht.
De optredens waren lang niet voldoende om de uitgaven te dekken. Een ex-bestuurslid van Het Nederlands Ballet schonk anoniem het voor die tijd tamelijk grote bedrag van 15.000 gulden en familieleden en sympathisanten leenden of schonken geld als lid van de ‘Vriendenkring’. En ook buiten de Vriendenkring bleek het NDT vrienden te hebben. Het goede publiciteitsbeleid van Carel Birnie heeft er ongetwijfeld bij geholpen dat het NDT vaak een gunstige behandeling kreeg. In plaats van een balletorkest had men vanwege de kosten gekozen voor geluidsopnames en de muziekbanden kreeg men op gunstige voorwaarden. De banden bleken ook in artistiek opzicht een goede keus te zijn. Ook de vervoerskosten vielen mee toen touringcarbedrijf De Hotam bereid bleek het NDT gratis het hele land door te rijden6.
Het Nederlands Dans Theater voerde vanaf het begin al een uitgekiend publiciteitsbeleid. Een mooi affiche moest het publiek naar de optredens lokken en dat affiche van Ed van der Elsken werd meteen tot beste verzorgde culturele affiche van 1959 bekroond door het Genootschap voor Reclame. Foto’s van Ed van der Elsken werden samen met enkele foto’s van Eddy Posthuma de Boer opgenomen in een fotoboekje dat werd uitgegeven als kunstzinnige Zwarte Beertjes-pocket.
Het ‘gevoel’ werd evenmin vergeten. Het NDT bestond immers uit rebellen die de “euvele moed” hadden om zonder geld voor zichzelf te beginnen en de opofferingen en de lage inkomens werden naar de pers en de mogelijke subsidiegevers breed uitgemeten. Alleen de accountant van de gemeente ’s-Gravenhage merkte later op dat de lage salarissen buiten het dansseizoen werden aangevuld met een uitkering. Maar ook hij vond toen niet dat er geen reden was voor subsidie. Later vertelden dansers in interviews hoe moeilijk het was om met zo weinig geld rond te komen en dat dit alleen maar lukte dankzij hulp van familie7.
Het eerste programmaboekje was net als het fotoboekje een fraai uitgevoerde ‘Zwarte Beertjes-pocket’. Het boekje vermeldt de medewerkers, de balletten en het bestaan van de ‘Balletschool van het Nederlands Dans Theater’. Die school was bedoeld voor beroepsdansers. Financiële steun was ook welkom. Wie wilde betalen kon lid, donateur of begunstiger worden van de Vrienden van het Nederlands Dans Theater.
De medewerkers van dat eerste seizoen waren:
Balletmeester: Benjamin Harkarvy.
Regisseur: Aart Verstegen.
Dansers: Marianna Hilarides, Willy de la Bye, Milly Gramberg, Jaap Flier, Martin Scheepers, Aart Verstegen, Rudi van Dantzig, Charles Czarny en
Annemarie Verhoeven, Hannie van Leeuwen, Olga Dzialiner, Marianne Westerdijk, Martinette Janmaat, Alexandra Radius, René Vincent, Hans van der Togt, Pepita Goedmans.
Muzikale leiding: Peter Rester, Pianist: Harrie Broekhuizen, costumière Marian van Bergen, inspecient Lucas van Leyden.
Programma:
Giovinezza (Rudi van Dantzig /Antonio Vivaldi)
Grand pas de deux
Feestgericht (Hans van Manen / Luctor Ponse)
Pauze
De Maan in de Trapeze (Hans van Manen / Benjamin Britten)
Four Times Six (Benjamin Harkarvy / Walter Mourant)
De twee volgende seizoenen werd het programmaboekje uitgegeven in een rode kaft. Het programma was niet meer gedrukt, maar gestencild. Het geld was duidelijk op.
Al in de voorbeschouwing op het balletseizoen vond het Haagse avondblad Het Vaderland het NDT al een “artistieke verruiming”. Harkarvy had op een persconferentie gezegd dat hij dans wilde brengen als serieuze kunst en niet alleen als verstrooiing. Dans moest op één lijn komen te staan met muziek en met schilderkunst. Carel Birnie zei later in een interview er vanaf het begin van de Haagse pers en vooral van Het Vaderland veel steun kwam. Die kranten hadden volgens hem door dat het NDT Europese allure zou kunnen krijgen8.
Vijf dagen na hun eerste officiële werkdag bij het Nederlands Dans Theater beleefden de dansers hun officiële première. Die was op 5 september gepland in het Kurhaus van Oostende om minder last te hebben van de vooringenomen Nederlandse pers. Birnie hoopte dat goede kritieken van de Belgische pers. Onofficieel was het eerste optreden van het NDT op 2 september de uitvoering een pas de deux (uit de Notenkraker) in ‘Katholiek Leven’ in Eindhoven9.
Het programma bestond uit vier moderne stukken en één klassieke pas-de-deux: het gevoelige Giovinezza (van Dantzig/Vivaldi), De Maan in de Trapeze (Van Manen/Britten), het komische Four Times Six (Harkarvy/Mourant), Don Quichotte (Pepita/Minkus) en Feestgericht (Van Manen/Ponse). Het harde werken in de avonden en de weekends wierp zijn vruchten af, want de Telegraaf en de kranten in Den Haag, Rotterdam en de provincie waren positief over het optreden. Drie dagen later was er een net zo succesvol optreden in Utrecht10. Feestgericht kreeg in 1960 de staatsprijs voor choreografie.
Het Nederlands Dans Theater oefent onder leiding van Hans van Manen in een studio in het gebouw aan de Koningstraat (1962 of later). (Haags Gemeentearchief).
Toen zou het eerste optreden in eigen stad plaatsvinden. Er waren maar liefst zeven voorstellingen gepland in het Kurhaus-Paviljoen, maar dat leek op het laatste moment erg ambitieus. Met enige moeite kon Carel Birnie Het Vaderland overhalen tot een lezersactie. De krant koos twee voorstellingen waarvoor lezers korting konden krijgen en deze actie was zo’n succes dat de krant alle voorstellingen afnam. Elke avond was uitverkocht en Het Vaderland plaatste een lyrische recensie over een met “puur ballet” en “verhalend dansdrama” goed afgewogen dansprogramma. Het NDT werd in alle opzichten geprezen. De dansers dansten zeer goed tot uitzonderlijk goed en het moderne ballet “Four Times Six” van Harkarvy had volgens de klant al veel eerder moeten zijn uitgebracht. De muziek in de vorm van een bandopname was een goede vondst. Dit uit financiële nood geboren alternatief van een balletorkest beviel de recensent beter, want zo’n orkest had zich vaak te kort voorbereid11.
Na deze goede start volgde een tijd die de dansers zich later vooral herinnerden als vermoeiend. Reizen naar verre plaatsen over smalle wegen betekende ’s avonds laat thuiskomen, soms drie uur, half vier ’s nachts. En de volgende ochtend moest er ’s ochtends weer geoefend worden. Ook buiten het repeteren en het optreden was er nog veel te doen, want er was geen geld om kostuums en decors te laten maken. Alles werd zelf gedaan, tot het plaatsen van de decorstukken toe12.
In de eerste helft van 1960 zette het NDT enkele stappen vooruit en daarna weer enkele achteruit. De twee moderne balletten die werden ingestudeerd door een Amerikaanse choreografe waren een stap vooruit. De eigen huisvesting was een stap vooruit, net als de aankondiging dat Hans van Manen bij het NDT zou gaan werken.
Om het repertoire te moderniseren vroegen Ben Harkarvy en Carel Birnie de Amerikaanse choreografe Anna Sokolov om twee van haar balletten in te studeren. Birnie schreef haar dat hij niet meer kon bieden dan 2000 gulden, gratis huisvesting en een belastingvrije vergoeding van tien gulden per dag, maar het maakte haar niet uit. Binnen een week schreef ze al “that I am looking forward to this experience with great pleasure.” In februari 1960 kwam ze uit New York en ging aan het werk in een ijskoude kerk aan de Bazarlaan, die het NDT had kunnen huren. Verrassend genoeg konden de dansers haar moderne stijl niet meteen waarderen, maar toen ze gewend waren wisten ze dat dit de weg was die ze op wilden. De buitenwereld had meer tijd nodig om te wennen aan haar balletten Rooms en Opus 58. De kaalheid en het moderne van haar werken vielen niet in de smaak en zelfs de Engelstalige titel Rooms werd in de kranten vertaald tot Kamers. Het Nederlands Dans Theater vond het “stimuleren van de geest en het hart” haar doel, maar het Amsterdamse ‘Vrije Volk’ schreef dat het NDT danskunst met psychiatrie verwarde. Teveel diepgang voor deze en andere Amsterdamse kranten, behalve de Telegraaf.13.
Sinds mei 1959 stond het NDT ingeschreven voor geschikte huisvesting. Een jaar later kwam een deel van de Boterwaag (Prinsegracht) beschikbaar. Het Oranje Nassau Museum verhuisde naar Delft en haar deel van de Boterwaag (de voormalige marktmeesterswoning, de eerste verdieping en de zolder) kwam vrij. Het Koninklijk Conservatorium kreeg te laat belangstelling en andere instellingen wilden niet, dus werd het Nederlands Dans Theater voor vijf jaar huurder van de gemeente. Gemeenteraadslid Van Praag vroeg om de huur van fl. 5.528,30 per jaar om te zetten in subsidie maar wethouder Van Zwijndregt van kunstzaken was in politieke zin geen liefhebber van moderne dans. Het rijk wilde slechts één gesubsidieerd balletgezelschap in Nederland hebben en hij volgde die lijn nauwgezet. Hij weigerde de subsidie. Het wel gesubsidieerde Nederlands Ballet was ook niet tevreden, want het was nu boos dat het Nederlands Dans Theater wel goede huisvesting had. De gesubsidieerde dansers moesten zich behelpen met een slecht onderhouden oude school in de Koningstraat. De Boterwaag voldeed het NDT uitstekend, want er was plaats voor drie studio’s, kleedkamers, een plek voor de administratie en een decor- en kostuumatelier. Er was genoeg plaats om te repeteren, voor lezingen en voor demonstratielessen. In de Boterwaag werden ook de eerste televisieballetten voorbereid voor de VPRO. De Boterwaag werd ook een cultureel ontmoetingscentrum voor kunstenaars en er kwamen mensen als Otto Ketting, Louis Andriessen, Lancelot Samson, Peter Schat, Mengelberg en later ook Co Westerik en George Lampe. Martinette Janmaat vertelde later aan Coos Versteeg dat ze van deze mensen zoveel leerden: “Je was niet alleen bezig met de danskunst, maar ook met muziek en beeldende kunst”14.
Jazzballet Klaar Af (in een later seizoen) (Haags Gemeentearchief).
Een tweede succes in voorjaar 1960 was de komst van Hans van Manen. Het gezelschap waar hij danste (van Roland Petit) zou er mee stoppen en hij had nog geen ander werk. Hij schreef Carel Birnie dat hij graag bij het Nederlands Dans Theater wilde werken, maar hij zou zijn vriend Gérard Lemaitre meenemen: “Weet wel, ik ben twee”. Zij hadden in Frankrijk met dansen veel geld verdiend en kwamen naar Den Haag met chique kleren en een eigen auto. Maar door het veel lagere salaris dan ze gewend waren, 250 gulden per maand, moesten ze zich snel aanpassen15.
Hoewel 1960 in artistiek opzicht uitstekend begon, liep in financieel opzicht veel minder goed. Dat was de buitenwereld ook wel zo duidelijk dat het Algemeen Handelsblad op 20 april het einde van het NDT al aankondigde. Verder konden veel kranten niet wennen aan de moderne dans. Het Vrije Volk vond dat moderne dans het niveau van een balletschool niet ontsteeg en zo was het niet onbegrijpelijk dat enkele dansers de moed verloren en samen met Benjamin Harkarvy bij het Amsterdams Ballet gingen praten over een fusie. Dat Amsterdams Ballet was in 1959 ontstaan omdat de gemeente Amsterdam slechts één Amsterdams balletgezelschap wilde subsidiëren. Maar dit gezelschap kampte met weglopende dansers en had tegenvallende bezoekersaantallen.
Het ontbrak overigens niet aan steun, want in de Haagse gemeenteraad suggereerde mevrouw Sicman-Hardeman al om de subsidie voor het Nederlandse Ballet niet te verhogen maar dat geld te gebruiken voor het Nederlands Dans Theater. Zij kreeg bijval van onder meer de raadsleden Van Praag en Schürmann. De aangekondigde komst van Hans van Manen was voor de laatste een teken dat het NDT nog steeds toekomst had. Maar wethouder Van Zwijndregt hield koppig vast aan steun voor het Nederlands Ballet. De Telegraaf, Het Vaderland en de Haagsche Courant spraken schande van zijn opstelling16.
Toen een kans op een buitenlandse tournee in rook op leek te gaan, eindigde het eerste seizoen in mineurstemming. In de vakantie, halverwege juni, werden de dansers opgetrommeld om in een lege Haarlemse Schouwburg voor een Israëlische impresario te dansen. Maar een uitnodiging bleef uit.
Per 1 september werd Marianna Hilarides vervangen door de Parijse Linda Manez en kwamen Hans van Manen, Gérard Lemaitre en Mabel Alter bij de groep. De provincies en gemeenten die vorig seizoen subsidie gaven, deden dat dit seizoen weer, zodat de agenda dit jaar ook weer overvol was. De salarissen van de dansers werden verdubbeld omdat men verwachtte dit jaar geen grotere schulden te krijgen. Dat betekende niet dat er geen financiële nood was. De salarissen bleven bijzonder laag en de bestaande schulden konden nog niet worden afgelost.
Het NDT ging in artistiek opzicht verder met de weg die het had ingeslagen. In het eerste seizoen was de formule ontwikkeld waarmee het NDT zich van andere groepen onderscheidde en dit seizoen werd die formule breed uitgemeten in de publiciteit. Het NDT wilde vernieuwing brengen met dansen van Nederlandse choreografen met muziek van Nederlandse hedendaagse componisten17. Het tweede seizoen begon met enkele successen, maar 1960 eindigde in een sombere stemming.
Het huidige Lucent Danstheater aan het Spui (zomer 2009).
Het seizoen begon uitermate goed met een geslaagde tournee door Israël. De uitnodiging kwam dus toch nog, tijdens de vakantie. Ook deze reis had men maar net voldoende geld voor het hoognodige. De dansers werden bijna de trein uitgezet toen ze de decorstukken, achterdoeken en andere bagage zelf in de trein meenamen. De tournee vond in oktober plaats. De eerste voorstelling met klassiek ballet was geen succes, maar toen het programma werd omgegooid bleken de moderne balletten in Jeruzalem en andere plaatsen een enthousiast onthaal te krijgen18.
Maar in Nederland ging het in de herfst van 1960 al niet goed. Eerst maakte men nog een geslaagde promotiefilm voor de Nederlandse staalindustrie en ook in artistiek opzicht bleef het goed gaan. Van het nieuwe programma zou het eerste Nederlandse jazzballet van Hans van Manen, Klaar Af! het slotstuk vormen. Dit ballet van Hans van Manen op muziek van Duke Ellington sloeg zo aan dat het publiek elke avond om een toegift vroeg. Zelfs Het Parool sprak van een daverend succes19. Maar intern rommelde het. Rudi van Dantzig sloeg niet alleen het aanbod af om samen met Hans van Manen het artistieke leiderschap van Harkarvy over te nemen, maar even later kondigde hij aan dat hij het Nederlands Dans Theater wilde verlaten. Hij was het niet eens met de salarisverschillen, want ondanks de beloften van Carel Birnie verdienden Harkarvy en Hilarides toch veel meer dan de andere dansers. Hij wilde terug naar het Nederlands Ballet van Sonia Gaskell.
Zijn vertrek had zijn weerslag op andere dansers. Hans van Manen was gevraagd om naast Mascha ter Weeme artistiek leider bij het Amsterdams Ballet te worden. Het vertrek van Van Dantzig gaf waarschijnlijk de doorslag en Hans van Manen besloot eind november dat hij het volgende seizoen in Amsterdam ging werken. De dansers Jaap Flier, Willy de la Bye en Linda Manez besloten dit ook. Zakelijk leider Carel Birnie kreeg het nieuws toen hij in het ziekenhuis lag na een auto-ongeluk. Het was een zware tegenslag, maar hij ging door en wees een fusie met het Amsterdams Ballet af20.
Ondertussen had Van Manens ballet Feestgericht in november (1960) de eerste officiële staatsprijs voor choreografie gekregen. Dat bracht de Vrijzinnig Protestante Radio Omroep (VPRO) op het idee dit ballet in zijn geheel op te nemen en uit te zenden op de televisie. Dat was nog een nieuw medium waarop vooral serieuze programma’s werden uitgezonden. Ballet was iets nieuws, maar na de eerste opname besloten de VPRO en het NDT als vervolg een achtdelige serie over dans te maken,Inleiding tot de Dans. De eerste vier programma’s kregen theologisch verantwoorde thema’s, want de VPRO was toen nog een (modern) christelijke omroep. Daarna zou Hans van Manen in 1961 twee nieuwe balletten maken, die zowel op de televisie als op het toneel werden uitgevoerd. De televisie-uitzendingen vergrootten de naamsbekendheid en droegen misschien ook wel bij aan het voortbestaan van het Nederlands Dans Theater21.
Ook buitenstaanders viel de slechte sfeer bij het NDT op en eind maart zag zelfs Carel Birnie het niet meer zitten. Hij kondigde op 14 maart aan dat het Nederlands Dans Theater op 1 september 1961 opgeheven zou worden. Bijna alle dansers sloten per 1 september een contract met het Amsterdams Ballet. Hun nieuwe salarissen waren twee- à driemaal zo hoog en in enkele gevallen zelfs vier- tot vijfmaal zo hoog22. De gemeente Den Haag liet wegens een huurachterstand van 6000 gulden beslag leggen op alle goederen en het NDT kon de Boterwaag niet meer gebruiken. Weer moest het NDT op tijdelijke adressen werken. Het Prins Bernhardfonds vroeg de lichtinstallatie terug. Het was allemaal erg wrang, omdat het NDT het financiële tekort al had teruggebracht van 40.000 (1960) tot 30.000 gulden23.
Iedereen maakte zich zorgen, ook de gemeente Den Haag. Die liet wegens een huurachterstand van 6000 gulden beslag leggen op alle goederen van het NDT. Weer moest er op tijdelijke adressen gewerkt worden. Ook het Prins Bernhardfonds vroeg, met spijt over de opheffing, in maart de lichtinstallatie van het NDT terug. Dit was allemaal erg wrang, want het NDT had het financiële tekort in een jaar teruggebracht van 40.000 (1960) tot 30.000 gulden23.
Maar in mei werd onverwacht duidelijk dat de dansers bij het Amsterdams Ballet daar ook geen toekomst hadden. Het rijk zette alles op alles om ook dit gezelschap te laten fuseren met een nieuw nationaal ballet onder leiding van Sonia Gaskell, maar de NDT-dansers wilden niet onder haar dansen. Een oud-burgemeester van Amersfoort, H.Molendijk, moest advies geven over de samenvoeging van de drie balletgezelschappen. Hij merkte veel weerstand tegen de balletconcentratie. Drie solisten (Jaap Flier, Willy de la Bije en Aart Verstegen) en ook Hans van Manen wilden beslist niet meedoen. Twee beroepsverenigingen van dansers hadden grote bezwaren tegen Gaskell, te veel naar zijn mening. De danswereld was verdeeld, maar het was duidelijk dat wie niet in dit nieuwe ballet wilde dansen, in Nederland geen toekomst had. Er was geen ander ballet.
Carel Birnie had onder de toepasselijke naam Finale een uitgebreide afscheidstournee georganiseerd. Zelfs waren er optredens in Duitsland. De tournee moest voldoende geld binnen halen om de schulden te kunnen betalen. De morele steun van het publiek zal een ander doel van de tournee zijn geweest. Tijdens de tournee bleek het NDT te kunnen rekenen op een eigen publiek. De openluchtvoorstelling in het Vondelpark werd door meer dan duizend mensen bezocht, maar de laatste voorstelling liep anders dan verwacht.
Maar het rijk dacht daar anders over. Een commissie onder leiding van oud-burgemeester van Amersfoort H. Molendijk moest advies uitbrengen over de samenvoeging van de drie balletgezelschappen toe één nationaal ballet. De heer Molendijk schreef in zijn rapport dat hij veel weerstand had gemerkt tegen de balletconcentratie. Drie van de negentien solisten (Jaap Flier, Willy de la Bije en Aart Verstegen) wilden besliste niet overstappen naar het nationale ballet en ook Hans van Manen had principiële bezwaren. Twee beroepsverenigingen van dansers hadden zoveel kritiek op Sonia Gaskell dat Molendijk het zelf nodig vond daar tegen te protesteren. Het was duidelijk dat de danswereld verdeeld was en dat dansers die niet bij het nieuwe ballet wilden werken in Nederland geen toekomst hadden. Er was geen alternatief dan dansen bij Het Nationale Ballet.
In de zomer had Aart Verstegen de leiding genomen bij het verzet tegen de balletconcentratie. Hij schreef brieven waarin hij er voor pleitte dat de overheid twee gesubsidieerde balletgroepen in stand zou houden. Een groot gezelschap zou het internationale repertoire verzorgen en kon ook de opera van Amsterdam bedienen. Het kleine ensemble van hoogstens 24 dansers zou een vernieuwende richting in moeten slaan en Nederlandse talenten een kans te geven. Deze groep zou in combinatie met Nederlandse schilders, dichters en componisten de danskunst in Nederland een eigen karakter kunnen geven. Van de gemeenteraad van Amsterdam kreeg hij op 7 juni de eerste steun. Die voelde in meerderheid wel voor steun aan een kleine balletgroep met een Nederlands karakter. Voor het eerst was er weer hoop op voortzetting van het NDT24.
Maar ook in Den Haag lag de balletconcentratie moeilijk. Drie van de zes wethouders waren op 21 juli tegen Haagse subsidie aan de balletconcentratie. Den Haag moest niet meebetalen aan een operaballet waar het weinig aan had. Deze wethouders vonden een nationaal ballet geen zaak van Den Haag en meenden dat een tweede balletgezelschap goed was voor de concurrentie. De stem van de waarnemend-burgemeester, een voorstemmer, gaf de doorslag. Maar daar kreeg het voorstel om mee te doen met het nationale ballet nog meer weerstand. De Commissie van Kunstzaken was verdeeld, maar de commissie voor de gemeentefinanciën was tegen25.
Op 26 juli zou de gemeenteraad van Amsterdam vergaderen over de opheffing van het Amsterdams Ballet. Enkele dagen daarvoor diende het NDT een verzoek om subsidie in. Het was bedoeld als een soort ruil. Als Amsterdam het Amsterdams Ballet op te heffen, dan zou het de dansers een schadeloosstelling moeten betalen. Het NDT stelde Amsterdam voor om de schadeloosstelling om te zetten in subsidie aan het NDT. Beide partijen hadden daar voordeel bij, want het NDT vroeg maar de helft van de schadeloosstelling als subsidie en de dansers hadden het volgende seizoen toch weer een werkgever, het NDT. En als ook het Rijk en Den Haag dit bedrag (fl. 67.000) zouden geven dan konden de dansers hetzelfde verdienen als in Amsterdam.
De Amsterdamse gemeenteraad zegde dit geld op 23 juli toe en de Amsterdamse wethouder Roos beloofde met met het Rijk en Den Haag te gaan overleggen over structurele subsidie. Dit was op 27 juli voldoende reden voor het bestuur van het NDT om te besluiten verder te gaan met een derde seizoen. Het NDT vroeg nu ook het Rijk en Den Haag om een subsidie van fl. 67.000 te geven. Op 29 juli meldde de Haagsche Courant onder de kop ‘Danstheater draait door’ dat de afscheidsvoorstelling op die avond waarschijnlijk niet het einde betekende. Die avond werd het NDT in de Kurzaal ovationeel toegejuicht. Het afscheidsprogramma die avond was hetzelfde als het programma waarmee het NDT een paar jaar geleden in Oostende begon26.
De uitslag van de gemeenteraadsvergadering van 7 augustus zal niet helemaal als een verrassing zijn gekomen voor wethouder Van Zwijndregt. Zijn voorstel om 175.000 gulden subsidie te geven aan Nationale Ballet werd in een zeven uur durende, uiterst rumoerige zitting verworpen. De raad dreigde de subsidie aan het NDT te geven en de wethouder moest met een nieuw voorstel komen27.
Voordat de wethouder een voorstel naar de zin van de raad kon formuleren kreeg Aart Verstegen op 23 augustus in een gesprek met staatssecretaris Scholten al een toezegging voor steun van het rijk. De ambities van het NDT reikten nu veel verder dan de groep van 16 mensen, want op 25 september schreef de staatssecretaris dat hij de groep beperkt wilde zien tot 30 dansers. Het NDT had om uitbreiding gevraagd om ook te kunnen optreden als er zieken waren, of geblesseerden. Het voorstel om op te treden met een orkest werd ook niet gehonoreerd. Misschien kon er later wel eens gewerkt worden met een kamerorkest, maar nu moest een bandrecorder volgens de staatssecretaris maar voldoende zijn28.
Nadat Amsterdam en het Rijk hun officiële toezeggingen hadden gedaan werd op 9 oktober in Den Haag een nieuw voorstel van de Haagse wethouder besproken. De Vrienden van het Nederlands Ballet probeerde met een brief nog roet in het eten te gooien, maar de onjuiste informatie die zei gaven werkte alleen maar in het voordeel van het NDT. De subsidie van fl. 130.000 subsidie werd goedgekeurd. Het NDT huurde nu weer de Boterwaag en kon ook een lokaal van een school in de Rivierenbuurt gebruiken. Men wachtte op het vrijkomen van de Koningstraat29.
Op 1 september 1961 vertrok Sonia Gaskell met haar Nationale Ballet naar Amsterdam, maar ze hield de ruimte in de Koningstraat nog tot januari aan. Het NDT had nu 24 dansers, maar er waren geen nieuwe balletten voorbereid en er was geen studio. De Boterwaag was voor zo’n grote groep niet meer geschikt en daarom gebruikte men het gymnastieklokaal van een de christelijke Dr. Kuyperschool aan de Scheldestraat in de Rivierenbuurt. Voor het eerst sinds de oprichting kregen de dansers een normaal salaris en de terugkeer in de oude studio’s in de Koningstraat op 2 januari 1962 was voor de dansers een bijzonder moment. De verwarming was door de vorst kapot gevroren en het gebouw moest eerst provisorisch worden opgeknapt. De gemeente wilde geen groot onderhoud plegen, omdat de buurt spoedig gesaneerd zou worden.
Eerste versie op 17 augustus 2009, Aangepast op 22 augustus 2009.
Een van de leukste boeken over iets uit de geschiedenis van Den Haag is het boek dat Coos Versteeg over het Nederlands Dans Theater. Aan de hand van interviews en andere bronnen legt hij minutieus en goed geschreven de spannende oprichtingsjaren van het gezelschap vast. Dit verhaal is voor het grootste deel op dit boek gebaseerd, omdat er vrijwel geen andere bronnen te vinden waren. Het boek is helaas niet meer te koop, maar is nog wel te leen bij bijvoorbeeld de Openbare Bibliotheek.
Paul de Neef, 'Carel Birnie. De tsaar van het Nederlands Dans Theater', in: Haagse Post, 23 maart 1985, 64-67.
Eva van Schaik, Hans van Manen. Leven & Werk, Amsterdam, 1997.
Eva van Schaik, Op gespannen voet. Geschiedenis van de Nederlandse theaterdans vanaf 1900, Bussum 1981.
Coos Versteeg, Nederlands Danstheater. Een revolutionaire geschiedenis. Amsterdam, 1987.
N. de Wal, 'Vijf jaar Nederlands Dans Theater', in Wikor, februari 1964, 27-30.
‘Onzekerheid, risico’s en succes. 25 jaar Nederlands Dans Theater’, in Dansbulletin, maart 1984.
1. Raadsvoorstel 25 april 1955 no. 287.
2. Versteeg 11-14, De Neef 65.
3. Versteeg 14-15, Archief Nederlands Danstheater, bnr. 705, inv. nr. 979.
4. Het Vaderland 28 april 1959, Dansbulletin.
5. Versteeg 17, 28-30, Van Schaik, Op gespannen voet, 18, De Neef 66.
6. Archief Nederlands Dans Theater (bnr 705, inv. nr. 43, 97, 594).
7. Versteeg 21, Archief Nederlands Dans Theater (bnr. 705, inv. nr. 979).
8. Het Vaderland 5 september 1959, Dansbulletin.
9. De Neef 66, het optreden van 2 september vermeld in Archief Gemeentebestuur Den Haag (bnr 828, inv. nr. 11.038 II).
10. Versteeg 18, Archief Nederlands Dans Theater (bnr. 705, inv. Nr. 979).
11. Het Vaderland 5 september 1959, Het Vaderland 10 september 1959.
12. Archief Nederlands Dans Theater (bnr 705, inv. nr. 43).
13. Versteeg, 27-30, Archief Nederlands Dans Theater (bnr 705, inv. nrs. 43, 212).
14. Verzamelingen Gemeenteraad, 1960 no. 57, Handelingen Gemeenteraad 22 februari 1960, Archief Nederlands Dans Theater (bnr 705, in. Nr. 979), Versteeg 30-31, 35, 37, Getypt stuk Gemeenteraad, 1960 no. 39.
15. Van Schaik 150-152.
16. Handelingen Gemeenteraad 10 mei 1960, Versteeg 32-33.
17. Archief Nederlands Dans Theater (bnr. 705, inv. nrs. 212, 979).
18. Versteeg 33-35, Archief Nederlands Dans Theater (bnr. 705, inv. nrs 43, 979).
19. Van Schaik, Op gespannen voet 155.
20. Van Schaik, Op gespannen voet 156, Versteeg 37.
21. Van Schaik 160, Versteeg 36-37, Archief Nederlands Dans Theater (bnr 705, inv. nr. 43, 979).
22. Archief Nederlands Dans Theater (bnr 705, inv. nr. 43).
23. Van Schaik 162, Versteeg 37-38, Archief Nederlands Dans Theater (bnr. 705, inv. nr. 979).
24. Versteeg 37-38, Van Schaik 163.
25. Archief Nederlands Dans Theater (bnr 705 Inv. nr. 214).
26. Versteeg 38-39, Archief Gemeentebestuur (bnr 828 inv. nr. 11.038), Raadsvoorstel no. 746 27 juli 1961, Archief Nederlands Dans Theater (bnr 705 inv. nr. 214), Haagsche Courant 29 juli en 31 juli 1959.
27. Versteeg 38-39, Van Schaik 165, Archief Gemeentebestuur (bnr 828, inv. nr. 11.038, Raadsvoorstel 1961 no. 422; de raad van Den Haag besloot op 7 augustus 1961 dat: Gehoord de beraadslagingen over het voorstel tot concentratie van balletten, stuk. No. 422 van 1961, spreekt als zijn oordeel uit, dat de daarin voorziene concentratie niet in de weg behoort te staan aan subsidiering van een andere, kleinere, balletgroepering, wanneer daartoe naar het oordeel van de Raad aanleiding bestaat. Nodigt b en w uit om hier bij beoordeling van aanvragen om subsidie rekening mee te houden.
28. Archief Gemeentebestuur (bnr 828, inv. nr. 11.038 II).
29. Handelingen gemeenteraad Den Haag 9 oktober 1961.
Deze pagina is cookie-vrij.
© Voor niet-commercieel gebruik mogen teksten worden overgenomen, met bronvermelding of een link naar deze pagina.
Bij de afbeeldingen ligt dat anders: veel afbeeldingen zijn niet mijn eigendom en er kunnen nog rechten op rusten.
Suggesties voor verbeteringen zijn altijd welkom. Reacties.