Korte stukjes over straten in de Stationsbuurt en Rivierenbuurt.
De laan ontleent zijn naam aan het middeleeuwse kasteel dat een paar keer verwoest en herbouwd is. Het huidige gebouw werd omstreeks 1570 gebouwd en in 1935 helemaal gerestaureerd. De Binckhorstlaan hier vroeger als landweggetje dat de Bezuidenhoutseweg verbond met de straatweg tussen de dorpen Voorburg en Rijswijk. Tot in het begin van de 20ste eeuw was het gebied rondom het kasteel nog grotendeels onbebouwde polder binnen de gemeente Voorburg. In 1917 werd het door Den Haag geannexeerd dat hier toen industrieterrein De Binckhorst vestigde. Een van de vele bekende fabrieken die zich toen aan de Binckhorstlaan vestigden was carrosserie-fabriek Pennock, die voorheen aan het Bleijenburg zat. Meer over de wijk.
De Bogt van Guinee was een geliefkoosd uithangbord bij matrozenkroegen en hoewel er nooit informatie over zo’n herberg gevonden is zal die er vermoedelijk wel haast zijn geweest. De straatnaam komt al voor in 1741. De straatnaam Bocht van Guinea herinnert aan een weinig bekend deel van ons koloniaal verleden. Sinds de 17de eeuw lagen er aan de Afrikaanse Golf van Guinea Nederlandse handelsposten waar slaven werden gekocht die onder erbarmelijke omstandigheden naar Amerika werden vervoerd om te gaan werken op plantages. Ze werden in de 19de eeuw zelfs door het KNIL in dienst genomen om een tekort aan soldaten in Indië op te vangen. In 1872 kwam er een eind aan de Nederlandse band met de Golf van Guinea, want toen verkocht Nederland zijn vestigingen aan Engeland. In hetzelfde jaar vond hier de roofmoord op de rijke weduwe Van der Kouwen en haar dienstbode Neeltje Beeloo koelbloedig plaats. Dit maakte zoveel indruk dat de straatnaam Bocht van Guinee op verzoek van de bewoners zelfs gewijzigd werd in Huijgenspark. De moordenaar Hendrik Jut leeft voort in de kermisattractie “Kop van Jut”.
Boomsluiterskade
De kade ontstond toen er op verzoek van prins Maurits een gracht om Den Haag werd gegraven. Dit gedeelte dat in 1617 gereed kwam werd Zuid-Oost Singelsgracht of Zuid-Oost Buitensingel genoemd. De kade vormde tot in de 19de eeuw de zuidgrens van Den Haag. Aan de kade lagen mooie huizen van mensen die aan het water wilden wonen en aan de achterkant uitzicht wilden hebben over de weilanden. De kade is genoemd naar de boomsluiter die 's avonds bij zonsondergang het Zieken met een balk (boom) afsloot zodat schepen dan niet meer Den Haag konden binnenvaren. De boomsluiter had overigens niets met de Boomsluiterskade te maken, want hij zat in een huis aan het Zieken. De boomsluiter moest hierna de boom openen en sluiten voor schepen die toestemming hadden om op andere tijden te varen. De boomsluiter moest alle binnenkomende schepen controleren op goederen waarvoor een stedelijke accijns moest worden betaald. Je betaalde dus al invoerrechten aan de grens van elke stad. Als een schipper gewoon doorvoer of geweld pleegde dan kon hij rekenen op een hoge boete. Bij het uitvaren moesten schippers in sommige gevallen ook hun verplichtingen voldoen. De keur (verordening) die de taken van de boomsluiter regelde werd in 1654 vastgesteld door de "Camere van Burgemeesteren". Wie over de weg Den Haag binnen kwam betaalde accijns bij een van de accijnsambtenaren langs de verschillende invalswegen.
Vermoedelijk zo genoemd naar het landelijk aanzien. Ter plaatse woonde Jacob Ariens Groenewech die in 1634 hier twee erven en huizen kocht. Voor 1650 al aangeduid als wegje. In 1917 werd het Korte Groenewegje onderdeel van het Groenewegje. Op Groenewegje 122 woonde van 1852 tot 1856 Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink, historicus, mede-oprichter van De Gids, rijksarchivaris en lid van de Hoge Raad van Adel.
Het Huijgenspark (vroeger ook wel Huygenspark geschreven) en de straat vormde eeuwenlang de ingang van Den Haag voor wie vanuit Delft de stad binnenkwam. De weg bochtige loop van de weg is waarschijnlijk veroorzaakt doordat de weg tussen een aantal landerijen heen moest worden geleid. Tussen de weg en het Zieken lag in ieder geval het Leprooshuis met tuinen. Het Huygenspark was een van de weinige bebouwde gebieden buiten de grachtengordel die om Den Haag lag. Hier lagen herbergen en waren wagenverhuurders gevestigd omdat dit de drukke route naar Delft en Rotterdam was. Meestal gaven mensen de voorkeur aan de goedkope en comfortabeler trekschuit, maar als je haast had ging je per wagen. Met de komst van de spoorwegen nam in de 19de eeuw het belang van vervoer per wagen af. In 1866 kwam aan het Huijgenspark het eindpunt van de paardenspoorweg Den Haag - Delft. Rond 1860 werden de weilanden die hier lagen verder bebouwd. Langs de Stationsweg en de Huijgensstraat werden sjieke huizen gebouwd en tussen de Huijgensstraat en Bocht van Guinea werd in 1860 een park aangelegd. Tot 1873 heette het hier Bogt van Guinea. Na de roofmoord op mevrouw Van der Kouwen door Hendrik Jut werd de straatnaam op verzoek van de bewoners gewijzigd in Huijgenspark. In de 19de eeuw werd hier een politiebureau gevestigd, in de 20ste eeuw vestigde Siemens hier het Nederlandse hoofdkantoor. Eigenlijk lag hier alleen de achteringang van de panden die aan het Zieken lagen, maar om de een of andere reden was het postadres van het begin af Huygenspark 39c. Directeur Willem Huygens vond Huygenspark misschien een betere naam dan het Zieken. In 1922 kwam hier een nieuw groot kantoor, het Siemens Huis. In 2003 werd in het Huijgenspark een bank geplaatst ter herinnering aan Piet Vink, een van de populairste wethouders die Den Haag gekend heeft.
Het Huijgenspark
De Oranjelaan heette voorheen Hoefkade, maar is in de 19de eeuw vernoemd naar de metaalfabriek die sinds 1840 op de hoek van de Hoefkade en de Stationsweg stond. De straat heette eerst Sterkmanslaan toen de fabriek nog firma Wed. A. Sterkman en Zoon heette. Toen in 1872 de naam werd gewijzigd in IJzergieterij "De Prins van Oranje" werd de straatnaam Oranjelaan..
De Pletterijkade werd rond 1912 gegraven tijdens de aanleg van de Rivierenbuurt. Voor de aanleg werden de fabriek en de huizen die hier stonden afgebroken. Deze stonden langs het Voorburgstraatje en Geldelooze Pad, ook wel Zusterkade genoemd. Het pad was een van de routes tussen Den Haag en Voorburg. De naam Geldelooze Pad komt ook in andere plaatsen in Nederland voor en over de naamsverklaring doen verschillende onbewezen verhalen de ronde. Voor de Haagse situatie is de meest aannemelijke verklaring dat men op dit pad geen tolgeld hoefde te betalen, terwijl dat wel moest op de route langs de Wervelaan en Laan van N.O. Indië. In 1824 lagen aan het landelijke Voorburgstraatje nog enkele mooie huizen, een manege en een kazerne. In dat jaar werd de manege ?Pas Binne? verkocht en werd hier de metaalfabriek Enthoven gevestigd. Deze fabriek werd in 1905 gesloopt en maakte ruimte vrij voor bouwplan 'Wijk VII' dat nu Rivierenbuurt genoemd wordt. De door het gemeentebestuur voorgestelde naam Oost-Zieke werd door de gemeenteraad veranderd in Pletterijkade. In de 18de eeuw lagen aan deze kant van het Zieken boothuizen (jacht- of schuithuizen) van de staat en van Den Haag.
Pletterijkade
Deze straat had voor 1937 een andere naam, Faber van Riemsdijkstraat. Mr. Jeremias Cornelis Faber van Riemsdijk (1786-1865) was in 1813 waarnemend burgemeester en werd later lid van de gemeenteraad. De straat had geen goede naam. In een krant als Het Vaderland wordt de straat regelmatig genoemd als het gaat om beroving en geweld. Op 23 oktober 1920 schrijft een columnist in Het Vaderland al dat er plannen zijn om de Faber van Riemsdijkstraat te herdopen. "Niet doen, menschen, niet doen!", waarschuwt hij, want Zoolang er nog gekken los loopen, die met een paar ton in hun zich "afzonderen" met onbekende bandieten van het zwakke geslacht, moeten die maar tegen de lamps loopen". Mannen worden door vrouwen van hun geld beroofd, helers wonen er, de politie doet er invallen in woningen waar illegaal wordt gegokt. Op 10 februari 1922 nog werd een vreemdeling die een bezoek bracht aan een pand wat hij zich niet meer kon herinneren, maar aan de Faber van Riemsdijkstraat bestolen van 5000 gulden! De straat had ook een andere kant. Rond 1920 was er een kleine synagoge, een huissjoel, genaamd Beis Jisroeil, aan de Faber van Riemsdijkstraat. De synagoge was er voor Poolse joden die zich niet thuis voelden in de Grote Synagoge in de Wagenstraat. In 1924 verhuisde deze sjoel naar de Van der Duynstraat. Al meerdere malen was bij de gemeente een verzoek ingediend om de straatnaam te wijzigen vanwege de slechte naam die de straat had op zedelijk gebied. Onder andere een nazaat van Faber van Riemsdijk was een van de verzoekers. In 1920 werd een verzoek om naamswijziging nog door de gemeenteraad afgewezen. Maar in 1937 dienden Burgemeester en Wethouders toch een nieuw verzoek in, ondanks dat er na 1923 geen berovingen zijn voorgekomen en er na 1928 geen klachten over haar bewoners bij de zedenpolitie zijn binnengekomen, bleef de straat een slechte naam houden. Een-vijfde van de huizen staat daarom leeg en de waarde van de huizen is sterk gedaald. Mensen die in de straat wonen worden bij sollicitaties meteen afgewezen en handelaars krijgen er ook problemen mee. Op 31 mei 1937 werd de straatnaam gewijzigd in Repelaerstraat. Ondertussen, in 1936 werd het bijpostkantoor van de Van Limburg Stirumstraat verplaatst naar de Stationsweg, hoek Faber van Riemsdijkstraat. In dit voormalige postkantoor zit nu de huisartsenpraktijk De Doc.
Repelaerstraat
Het plein lag vroeger net buiten Den Haag en stond bekend als Haagweide. Deze weide werd voor van alles gebruikt en lag langs de entree van Den Haag, de Rijswijkseweg Wie hier vanuit Delft Den Haag binnen kwam moest eerst nog accijns (invoerrecht) betalen aan de gemeentelijke belastingambtenaren die hier zaten in het ‘Wachtje’. Het Wachtje werd na de pokkenepidemie in 1872 door de 's- Gravenhaagsche Vereniging voor Koepokinenting gebruikt om kinderen in te enten. Op zondag gratis, op maandag alleen voor de leden van de vereniging en voor mensen die betaalden. In 1933 werd het Wachtje een café-restaurant, “Het Paviljoen”. De Haagweide was toen ondertussen als Rijswijkseplein een druk verkeersplein geworden. De aanleg van de Rivierenbuurt was aangegrepen om de Haagse spoorwegstations te met elkaar en met de stad te verbinden en de drukke wegen kruisten elkaar op dit plein. Het plein staat sinds die tijd bekend als verkeerstechnisch zorgenkind. De hoogbouw van studentenflat De Struyck zal er binnenkort misschien gezelschap krijgen van woontoren Het Strijkijzer. Buiten Den Haag is het Rijswijkseplein vermoedelijk vooral bekend om de haringkar die er staat. Vroeger stond hier ook nog een schoolgebouw. In 1926 trok hier het gemeentearchief in. Een artikel.
De Rijswijkseweg zal net zo oud zijn als Den Haag. Het meeste verkeer ging vroeger over het water, maar wie haast had ging te paard of per koets over de Rijswijkseweg naar Delft. Buitenlandse diplomaten die in Den Haag met de landsregering van de Republiek wilden overleggen werden door vertegenwoordigers van de regering afgehaald bij de Hoornbrug in Rijswijk en daarna over de Rijswijkseweg en de Wagenstraat Den Haag ingeleid. De Rijswijkseweg eindigde vroeger bij de herbergen en stalhouderijen van het Huygenspark dat toen nog Bocht van Guinea heette. Ter hoogte van het Zieken moesten mensen accijns betalen over goederen die ze Den Haag ‘invoerden’. Het accijnshuisje staat nog steeds aan het Rijswijkseplein.
Het Zieken
Aan het Zieken lag in de Middeleeuwen al het Leprooshuis, het ziekenhuis voor leprozen, mensen die leden aan de besmettelijke ziekte lepra. De zieken konden alleen op het erf vrij rondlopen; een hoge muur scheidde het terrein van het jaagpad langs de Vliet, en een sloot lag rondom. Toen in 1654 de laatste melaatse was overleden werd het gebouw gebruikt als proveniershuis, een verzorgingshuis. Vanaf 1793 werd het weer even als hospitaal gebruikt, daarna als kazerne voor het Bataafse leger. In 1826 is het gesloopt. Op dezelfde plek werd het Wachtje gebouwd, het huisje waar gemeente-ambtenaren accijnzen hieven op goederen die vanuit andere plaatsen Den Haag werden ingevoerd. Hierna kwam op dezelfde plek het nog bestaande gebouw van de Koepokintenting te staan. Het Zieken werd ook wel Delftse Trekvaart of Delftse Veerkade genoemd. Vanaf het Zieken, bij het Groenewegje, vertrok de veerschuit naar Delft.
De informatie is in eerste instantie afkomstig uit 'Haagsche straatnamen voorheen en thans' van Th. Morren ('s-Gravenhage, 1912) en De straat waarin wij wonen: geschiedenis en verklaring van de straatnamen in 's-Gravenhage van S.E. Veldhuijzen. Daarnaast zijn gegevens aangevuld uit allerlei andere bronnen: boeken, archieven, documentatie.
Meer informatie over de Stationsbuurt.
Meer informatie over de Rivierenbuurt.
© Voor niet-commercieel gebruik mogen teksten worden overgenomen, met bronvermelding of een link naar deze pagina.
Bij de afbeeldingen ligt dat anders: veel afbeeldingen zijn niet mijn eigendom en er kunnen nog rechten op rusten.
Suggesties voor verbeteringen zijn altijd welkom. Reacties.
Deze pagina is cookie-vrij.