Geschiedenis van Den Haag
kopfoto ooievaar
kopfoto

Koninklijke stad Den Haag

De viering van Tweehonderd jaar Koninkrijk duurt van november 2013 tot oktober 2015. Tweehonderd jaar geleden gebeurde er het volgende:

Op 21 november 1813 riepen Gijsbert Karel van Hogendorp en Frans van der Duyn van Maasdam in Den Haag na het vertrek van het Franse gezag een nieuw Algemeen Bestuur uit in naam van de Prins van Oranje.

Op 1 december riepen de vertegenwoordigers van dit Algemeen Bestuur in Amsterdam, WIllem Frederik, de prins van Oranje uit tot Souvereine Vorst van Nederland, niet als Willem VI (als opvolger van zijn vader Willem V), maar als Willem I

Op 2 december aanvaarde Willem I de soevereiniteit van ons land.

Op 16 maart 1815 werd soeverein vorst Willem I verheven tot Koning van de Verenigde Nederlanden en is Nederland een koninkrijk.

Koninklijk Den Haag

Den Haag is sinds 1815 de residentie van koningen en koningen uit het huis Oranje-Nassau en vanaf 1813 de residentie van soeverein vorst Willem I. Maar al bij het ontstaan was Den Haag bedoeld als koninklijke residentie. De man die opdracht gaf om op de plek van Den Haag een koninklijk paleis te bouwen was de Duitse koning Willem I. Dat de koning hier zijn koninklijke woning wilde laten bouwen, kwam omdat de koning tevens graaf Willem II was van Holland. Zijn ouders hadden hier al een kleine woning. Hij wilde de woning laten uitbreiden tot een groot kasteel en naast dat kasteel groeide het dorp Den Haag.

 

Vanaf het begin bepaalden graaf Willem II en zijn opvolgers de ontwikkeling van Den Haag. De graaf en koning bepaalde direct of indirect de ligging van de eerste gebouwen, eerste huizen en de ligging van de eerste land- en waterwegen. Onder zijn opvolgers als graaf werd Den Haag de regeringsstad en feitelijk hoofdstad van het graafschap Holland. Dankzij de vorst was in Den Haag de regering gevestigd en dankzij de aanwezigheid van regering en vorst werden hier vorstelijke gebouwen gebouwd en regeringsgebouwen, kazernes en grote woningen. Dankzij de vorst werd Den Haag ene economisch en cultureel belangrijke plaats, waar veel rijke vreemdelingen op bezoek kwamen en waar het nodige vertier te vinden was.

Koning Willem I en graaf Willem II

Op 30 november 1813 landde de Prins van Oranje op het strand van Scheveningen met het plan koning te worden van een nieuw en sterk vergroot Nederland. In 1813 werd hij uitgeroepen tot Soeverein Vorst van de Nederlanden. In 1815 werd hij ingehuldigd als koning der Nederlanden. Den Haag had zijn ontstaan te danken aan een eerdere koning Willem I. In 1247 werd graaf Willem II van Holland gekozen tot koning van het Duitse (officieel het Heilige Roomse) Rijk. De graaf was de eerste Hollander die koning was van dit rijk en de eerste koning Willem.

Prins van Oranje, koning Willem I

 

In het graafschap Holland hadden de graven verschillende woningen in steden, maar één woning lag op het platteland, op de plaats van het huidige Den Haag. Mogelijk waren eerdere graven al van plan hier een groter kasteel te bouwen, maar het was graaf Willem II die als koning Willem in 1248 zijn graafschap weer bezocht, en hier opdracht gaf een 'koninklijk paleis' te bouwen. In Holland had de graaf geen woning waar hij de allerhoogste heren van het Duitse rijk fatsoenlijk kon ontvangen. Hij hoorde zelf niet tot de hoge heren van het rijk. Hij was namelijk tot koning gekozen door een groep edelen, als tegen-koning tegen een reeds gekozen (en tot keizer gekroonde) koning. Andere kandidaten uit deze groep hadden geweigerd omdat ze dachten dat de tegenkandidaat snel zou worden verslagen door de echte koning. Willem II weigerde niet en had onverwacht succes in het Duitse Rijk. Hij was in één klap een belangrijke heer in het Duitse rijk, maar omdat hij niet uit een aanzienlijke familie kwam met prachtige kastelen en huizen, kon hij andere Duitse heren niet fatsoenlijk ontvangen. Hij liet daarom een vergelijkbare woning bouwen. Andere heren woonden in grote kastelen waarvan het centrum werd gevormd door een gebouw als de Ridderzaal. Zo’n gebouw, dat “Palast” werd genoemd, had een grote hal, met vertrekken daar omheen en een verdieping daaronder. Zo’n gebouw wilde hij hier laten bouwen.

 

Koning Willem zag zijn kasteel met ridderzaal nooit voltooid, want in 1256 werd hij gedood door opstandige West-Friezen. Zijn zoon Floris V zette de bouw pas later voort en liet het ontwerp van zijn vader vermoedelijk sterk vergroten. Binnen het grote kasteelcomplex dat het huidige Binnenhof omvatte, met het Buitenhof en het Plein, verrees een nog grotere Ridderzaal dan zijn vader had gewild. De zaal werd zelfs eeuwen later nog geroemd om zijn indrukwekkende grootte. Als graaf Floris V, zoals weleens werd gedacht, inderdaad koning van Schotland wilde worden, deed hij dat niet om een groter vorstelijk paleis te krijgen. Het Haagse grafelijke kasteel kon de vergelijking met veel andere koninklijke complexen eeuwenlang aan. De aanleg van dat kasteel in Den Haag ging onder volgende graven nog door, maar graaf Floris V ging er vermoedelijk al wonen. In zijn tijd ontstond naast het kasteel een flink dorp Den Haag, vermoedelijk op de plaats van een boerennederzetting die onder koning Willem I al bestond en misschien al het dorp Den Haag genoemd kan worden. De woonplaats Den Haag had een koninklijke start. Zie ontstaan van het Binnenhof.

tekening Ridderzaal

De Prins van Oranje

Den Haag als regeringscentrum

Na Floris V regeerde de Hollandse gravenfamilie niet lang meer in Den Haag. Zijn zoon graaf Jan overleed zonder kinderen na te laten en een buitenlandse gravenfamilie erfde het graafschap. Na deze familie volgde een andere buitenlandse vorstenfamilie en enkele vorstenfamilies later was het graafschap Holland bezit van de familie Habsburg. In de zestiende eeuw bezaten de Habsburgers een groot deel van Nederland en België en daarbuiten nog een heleboel andere landen. Koning Filips II van Spanje regeerde dit grote rijk vanuit Madrid, maar een groot deel van het bestuur van het graafschap Holland werd onder zijn toezicht gedaan in Den Haag.

 

Tussen graaf Floris en koning Filips II was het bestuur van Holland steeds meer verbeterd. Een groter rijk eiste een beter georganiseerd bestuur waarin openbare orde, rechtszekerheid en goede justitie de welvaart en economische bloei bevorderden. Het aantal bestuurders, klerken, rechters en adviseurs nam toe en Den Haag werd het steeds meer groeiende bestuurscentrum van Holland.

 

Vanuit de kleine nederzetting groeide een dorp waar rijke edelen uit de hofhouding van de graaf hun stadswoningen lieten bouwen. Naast hun echte kasteel op het platteland, lieten ze in Den Haag een woning bouwen met kasteelachtige trekken. Daarnaast en daar tussen, maar vooral rond de Groenmarkt lieten ambachtslieden, herbergiers en arbeiders hun meer eenvoudige huizen bouwen. Al vrij snel ontstond de scheiding van rangen en standen die Den Haag ook later karakteriseerde. Edelen en hoge ambtenaren concentreerden zich later vooral aan de Kneuterdijk en de omgeving van het Lange Voorhout. De gewone Hagenaar woonde vooral bij de Groenmarkt, het Spui en in de straten naar het zuidwesten.

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

In de zestiende eeuw stagneerde de uitbreiding van Den Haag door een verslechterende en politieke en religieuze onrust. Filips II joeg vanuit Madrid de bevolking van zijn Nederlandse landjes tegen zich in het harnas en kon niet voorkomen dat hier een opstand uitbrak. In het noordelijk deel van Nederland en België waren de opstandelingen zo succesvol dat zij Filips in 1581 afzetten als vorst en een eigen landsbestuur probeerden op te zetten. In het graafschap Holland vormden de opstandelingen een regering en in Utrecht, Gelderland en de andere “provincies” deed men dat ook. Omdat het zulke kleine staatjes waren, besloten ze in de militaire strijd tegen Filips II te gaan samenwerken als verbond van staten. Deze statenbond werd Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden genoemd, maar de regeringen van de zeven provinciën bleven benadrukken dat ze op alle andere terreinen dan buitenlandse politiek en defensie, volkomen onafhankelijke staatjes bleven.

 

In de praktijk raakten de zeven verenigde Nederlanden zeer innig met elkaar verbonden en bestond er in de praktijk eigenlijk wel één land. Het bestuur was ingewikkeld en zat in elke provincie weer anders in elkaar en was in ieder geval niet democratisch. In Holland bestond de regering uit de vertegenwoordigers van de zes belangrijkste steden. De andere steden en het platteland zaten niet in de regering. De stadsbesturen van de zes belangrijke steden werden evenmin democratisch gekozen. Het oude stadsbestuur koos elk jaar het nieuwe stadsbestuur.

 

De regeringen van Holland en de andere “provincies” stuurden hun vertegenwoordigers naar de centrale regering van de statenbond, de Republiek. Dat was de Staten-Generaal, die net als de regering van Holland vergaderde op het Binnenhof in Den Haag.

Republiek zonder leider

Nadat de opstandelingen Filips II hadden afgezet, bleek het nog niet zo gemakkelijk om met een groep burgers het land te regeren. De opstand was slechts gelukt doordat deze in de beginjaren werd geleid door de aanzienlijke edelman Willem van Oranje. De prins had de opstandelingen door zijn status kunnen verenigen en daarom wilde Holland hem in 1584 zelfs benoemen tot graaf, dus eigenlijk tot nieuwe vorst van het land. Maar Willem van Oranje werd vermoord en de opstandelingen zaten zonder leider.

 

Ook een nieuwe regering onder de zeer capabele leiding van burger Johan van Oldenbarnevelt had behoefte aan een man die door zijn gezag de opstandelingen kon verenigen. Ook was behoefte aan een edelman die zijn adellijk gewicht in de schaal kon leggen tegenover buitenlandse vorsten en hun meestal adellijke gezanten. Daarom stelde Johan van Oldenbarnevelt in 1585 graaf Maurits, een zoon van Willem van Oranje, aan tot stadhouder. De nieuwe edelman kreeg niet de positie van vorst, want de regering van burger Oldenbarnevelt zou de leiding houden en stadhouder Maurits zou “dienaer” worden van de regering. In de eerste jaren ging dit goed, maar na verloop van tijd werden Maurits en Oldenbarnevelt het steeds vaker oneens.

Republiek met Oranje

Graaf Maurits ontleende veel prestige aan de geslaagde veldtochten, die hij, gewoonlijk met veel hulp van Oldenbarnevelt, voerde tegen de legers van Filips II. Het lukte hem in de felle politieke strijd met Oldenbarnevelt de overhand te krijgen. Hij pleegde in 1618 een staatsgreep en liet Johan van Oldenbarnevelt wegens landverraad berechten. Hij liet zichzelf extra bevoegdheden geven, zodat hij in ons land de macht in handen kreeg. In hetzelfde jaar was hij na het overlijden van zijn oudste broer Filips Willem prins van Oranje geworden. Als prins van Oranje bezat hij de soevereine of hoogste macht in dit Franse prinsdom. Maar na zijn staatsgreep in de Republiek der Verenigde Nederlanden bezat hij ook in Nederland over vrijwel vorstelijke macht om de politiek in de Nederlandse Republiek te kunnen beheersen.

Het hof van de stadhouders

Prins Maurits kreeg als stadhouder de beschikking over een woning op het Binnenhof, het zogenaamde stadhouderlijk kwartier. Zijn woonvertrekken lagen dicht bij de vergaderzalen van de verschillende regeringscolleges en als het nodig was, kon hij daar in korte tijd aanwezig zijn. Zijn woonvertrekken bij de Hofvijver en het Buitenhof vormden nog geen paleis met vorstelijke allure, maar Maurits maakte wel een begin. Op het Buitenhof liet hij een tuin aanleggen van ongeveer honderd bij vijftig meter groot en volgens de mode van die tijd met grot en fontein. De tuin was een ontwerp van de uit Antwerpen afkomstige kunstenaar en tuinarchitect Jacob de Gheyn.

Het hof van de stadhouders

Prins Maurits kreeg als stadhouder de beschikking over een woning op het Binnenhof, het zogenaamde stadhouderlijk kwartier. Zijn woonvertrekken lagen dicht bij de vergaderzalen van de verschillende regeringscolleges en als het nodig was, kon hij daar in korte tijd aanwezig zijn. Zijn woonvertrekken bij de Hofvijver en het Buitenhof vormden nog geen paleis met vorstelijke allure, maar Maurits maakte wel een begin. Op het Buitenhof liet hij een tuin aanleggen van ongeveer honderd bij vijftig meter groot en volgens de mode van die tijd met grot en fontein. De tuin was een ontwerp van de uit Antwerpen afkomstige kunstenaar en tuinarchitect Jacob de Gheyn.

Den Haag regeringsstad

De oprichting van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was goed voor Den Haag. In de beginjaren van de opstand was de bevolking het zonder muren en grachten moeilijk te verdedigen Den Haag ontvlucht, maar vanaf 1577 bloeide Den Haag weer op als regeringscentrum van een van de rijkste landen van Europa. Dankzij die rijkdom speelde ons kleine land een eeuw lang een belangrijke rol in de Europese politiek, Den Haag deed door de aanwezigheid in de stad van veel bestuurders, diplomaten, edelen, officieren en het hof van de Oranjes, royaal mee met onze Gouden Eeuw. Den Haag was dan wel niet een van de zes steden die in Holland de dienst uitmaakten, maar het was samen met Amsterdam een van de rijkste woonplaatsen van de Republiek. De komst van zoveel rijke mensen maakte een snelle uitbreiding van Den Haag noodzakelijk. Aan alle kanten breidde Den Haag zich uit met woningen voor nieuwe inwoners. Rond het Lange Voorhout en de Kneuterdijk gingen vooral rijke nieuwe inwoners wonen en rond het Spui ontstond een groot havenkwartier.

Een vorstelijke stad

Na het overlijden van Maurits, erfde Maurits’ halfbroer Frederik Hendrik in 1625 de prestigieuze prinsentitel en het vele geld dat Maurits bezat. Frederik Hendrik volgde zijn broer ook op als stadhouder in de meeste provincies en werd opperbevelhebber van leger en vloot. In Friesland, Groningen en Drenthe bekleedde de graaf van Nassau, een ver familielid, de functie van stadhouder.

 

Frederik Hendrik kreeg door zijn successen op het slagveld nog meer macht dan zijn voorganger Maurits. Hij werd ook rijker dan zijn voorganger Maurits en stak veel geld in de bouw van paleizen die zijn prestige verder moesten benadrukten. Veel geld ging naar het grote huis dat zijn moeder, Louise de Coligny, had gekregen op het Noordeinde. Hij liet het huis, het huidige paleis Noordeinde, grondig verbouwen, uitbreiden en voorzien van een moderne voorgevel en twee, niet helemaal even lange vleugels aan het Noordeinde.

 

Nadat hij er in was geslaagd zijn zoon Willem ver boven zijn stand te laten trouwen met de dochter van de Engelse koning, moest het huis aan het Noordeinde worden verbouwd tot een bijna koninklijke gebouw. Kosten noch moeite werden gespaard voor het paleis van de toekomstige stadhouder Willem II en diens koninklijke echtgenote. Het Noordeinde zou ook worden gebruikt door latere koningen en koninginnen. Naast het stadhouderlijke kwartier op het Binnenhof en het paleis op het Noordeinde, liet Frederik Hendrik in het Haagse Bos nog een buitenverblijf bouwen, voor zijn vrouw Amalia van Solms. Ook in dit gebouw, de Oranjezaal, zouden later koningen en koninginnen wonen.

 

Ook buiten het stadhouderlijk hof wilde Frederik Hendrik meer allure in Den Haag. Toen men de vroegere grafelijke tuin achter het Binnenhof wilde verkopen voor de aanlet van een nieuwe stadswijk, vond de stadhouder het bouwplan met smalle straten en kleine percelen te schraal. Hij had met zijn moeder een jaar in Frankrijk gewoond en gezien hoe mooi de monumentale Parijse pleinen waren. Dat wilde hij ook in Den Haag. Hij slaagde erin de plannen te laten wijzigen, zodat er in de wijk ruimte kwam voor een groots plein, het Plein, met daar omheen monumentale gebouwen.

Een koninklijk hof

In 1621 werd Den Haag verrast door de komst van de koning en koningin van Bohemen. Het koningspaar was uit Praag verjaagd door de Duitse keizer en alleen de regering van ons land durfde hen toe te laten als vluchteling. Het echtpaar kreeg het grote huis Kneuterdijk 22 toegewezen en daar hield het vorstenpaar er een on-Hollands uitbundig hofleven op na. Frederik Hendrik ondersteunde het berooide vorstenpaar, maar hij kreeg er veel inspiratie voor terug, om zijn eigen hof meer vorstelijke allure te geven.

Internationale allure

Aan het hof van Frederik Hendrik heerste een internationale smaak op het gebied van de kunst. De prins en zijn hovelingen hielden zich op de hoogte van de laatste mode op het gebied van architectuur en tuinaanleg. Zijn twee vertrouwelingen Johan Maurits en Constantijn Huygens lieten in het nieuwe bouwplan rond het Plein hun nieuwe huizen bouwen in de classicistische bouwstijl die toen populair was aan het hof. Het Mauritshuis staat nog steeds aan de Hofvijver, maar het hierop gelijkende huis van Huygens is vervangen door het departement van Justitie aan het Plein. Ook na Frederik Hendrik haalden stadhouders hun inspiratie voor verbeteringen van hun paleizen en tuinen bij kunstenaars uit het buitenland en dan vooral uit het toonaangevende Frankrijk.

Erfelijke opvolging

Met zijn grote invloed op de regering, zijn geld, zijn paleizen en zijn internationale smaak, had Frederik Hendrik veel bereikt, maar toch was hij in feite niet meer dan een dienaar van de regering, die zich door grote successen op het slagveld onmisbaar had gemaakt. Voor zijn zoon lag dat natuurlijk anders. Die had zich nog niet onmisbaar gemaakt en zou na het overlijden van zijn vader misschien juist niet in zo’n machtige functie worden benoemd. Om te voorkomen dat de regering na zijn overlijden zijn zoon in een minder machtige positie zou benoemen, regelde Frederik Hendrik in 1631 alvast de opvolging door zijn zoon. Willem II werd aangewezen als zijn erfelijk opvolger voor het stadhouderschap. Het was een volgende stap op weg naar een heuse vorstendynastie.

 

De volgende zorgvuldig uitgedachte stap was een goed huwelijk voor zijn zoon. Frederik Hendrik en Amalia van Solms vonden een meer dan aantrekkelijke huwelijkspartner in de dochter van de koning van Engeland, Maria Stuart. Velen verwachtten dat Frederik Hendrik in de Republiek een positie als vorst zou bereiken, maar de laatste jaren van zijn leven kampte hij met een zwakke gezondheid en ging zijn invloed achteruit. Toch had de prins met zijn paleizen en de invloed die hij bereikte Den Haag de trekken van een vorstelijke residentie gegeven. Hij had een klein kroontje op Den Haag gezet

Stadhouderloos Den Haag

Zijn zoon Willem II volgde hem automatisch op, maar slaagde er niet in het stadhouderschap verder uit te bouwen. Hij probeerde het wel, maar op zo’n onhandige manier dat het op een burgeroorlog dreigde uit te lopen. Toen hij in 1650 onverwacht overleed, besloten de burgers van de republiek dat er geen nieuwe stadhouder benoemd zou worden. De regering nam de macht weer terug die zij onder Maurits en Frederik Hendrik was kwijtgeraakt.

 

Vlak na het overlijden van Willem II werd zijn zoon Willem III geboren, maar een nieuw luisterrijk Oranjehof had Den Haag niet meer. Zijn grootmoeder Amalia van Solms probeerde de jonge prins klaar te stomen voor een mogelijk toekomstig stadhouderschap, maar de burgers hielden voorlopig de touwtjes in handen onder leiding van de capabele Johan de Witt. Veel burgers waren ontevreden over de regering door het gebrek aan democratie, maar pas toen ons land in 1672 door vier landen tegelijk werd aangevallen kon Willem III van die onvrede gebruik maken en zich laten benoemen tot nieuwe stadhouder van het land. Hij redde het land met handige diplomatie en goed veldheerschap en wist een vergelijkbaar onaantastbare positie te bereiken als zijn grootvader Frederik Hendrik. Willem III kwam dichtbij de positie van soeverein, de persoon met de hoogste macht in het land, maar ook hij schopte het in zijn functie van stadhouder niet verder dan de positie van dienaar van de regering.

Koning van het Verenigd Koninkrijk

Den Haag profiteerde niet zo veel van het nieuwe stadhouderlijk hof van Willem III. De prins was vaak in het buitenland en als hij in ons land was, verbleef hij graag op een van zijn jachtsloten buiten Den Haag. In 1688 verruilde Willem III zijn Nederlandse paleizen voor de meer majestueuze paleizen van Engeland. Hij raakte door zijn huwelijk met de Engelse prinses Maria betrokken bij de Engelse politiek. Samen met haar steunde hij het protestantse parlement tegen zijn schoonvader, de katholieke koning Jacobus. Die dreigde bondgenoot van het machtige Frankrijk te worden en dat kon gevaarlijk zijn voor ons land. In 1688 stak hij met een leger over naar Engeland en verdreef de koning van de troon. Samen met zijn vrouw kreeg hij het gemeenschappelijk koningschap van de Britse eilanden aangeboden.

 

Hij verbleef vaak in Londen of was met zijn leger te velde tegen zijn schoonvader of tegen de koning van Frankrijk. De Haagse paleizen werden wel opgeknapt, maar weinig gebruikt. Wel had stadhouder-koning Willem III in de Londense paleizen heimwee naar Den Haag. Het veeleisende Engelse hofleven beviel de gesloten Hagenaar niet erg en op een heel moeilijk moment verzuchtte hij zelfs hoe graag hij op dat moment had rondgelopen op de gemoedelijke Haagse jaarmarkt. Maar staatszaken verhinderden dat hij Engeland verliet. Hij vestigde er ook geen dynastie, want in 1702 overleed hij onverwacht, zonder nakomelingen. In Londen regeerde zijn vrouw alleen verder. In Den Haag namen de burgers de macht weer over.

Den Haag en de Friese stadhouders

In Den Haag begon opnieuw een periode zonder stadhouderlijk hof, maar nu werd de afwezigheid van de rijke stadhouder enigszins gecompenseerd door rijke burgers, de regenten, die na jarenlang regeren aristocratische trekjes gingen krijgen. De regenten waren minder sober en met hen gaven ook de edelen meer uit. Een rijke edelman als Johan Hendrik graaf van Wassenaer Obdam, liet een nieuw huis ontwerpen door de bekendste architect van Willem III, de Fransman Daniël Marot. Zijn nieuwe huis werd later misschien niet geheel ontoevallig door de Oranjes worden gekocht om te worden verbouwd tot paleis Kneuterdijk.

 

Via een ingewikkelde weg kreeg Den Haag een nieuw stadhouderlijk hof. Ons land had in Leeuwarden nog een stadhouder, voor de drie noordelijke provincies Friesland, Groningen en Drente. De Friese stadhouders kwamen vaak in Den Haag om mee te praten in het centrale landsbestuur van de Verenigde Nederlanden. Ze hadden hier sinds 1652 een woning op de Lange Vijverberg.

 

Willem III had de Friese stadhouder Johan Willem Friso, vorst van Nassau-Dietz, een ver familielid, benoemd tot erfgenaam. Maar zijn testament werd aangevochten door een neef van Willem III, een erfgenaam met betere papieren. Omdat de neef, koning Frederik I van Pruissen, de erfenis kreeg toegewezen, werden ook de Haagse paleizen van Oranje eigendom van de Pruisische koning. De koning ging ook de titel Prins van Oranje dragen, maar aan deze titel was ondertussen geen soeverein gezag meer verbonden. Koning Lodewijk XIV had dit Franse vorstendom bezet en hij had de titel van prins van Oranje verleend aan een Franse edelman. Maar ook de Friese Nassaus gingen zich prins van Oranje noemen en zo waren er nu drie prinsen van Oranje.

 

In 1732 kocht een jongere Nassau, Willem Carel Hendrik Friso, de Oranjezaal terug van de Pruisische koning. Deze Nassau wilde net als zijn vader stadhouder van de gehele Republiek worden en hij zette deze wens kracht bij door zijn Friese Hof op de Lange Vijverberg te verruilen voor een groter paleis. Hij liet de Oranjezaal moderniseren en met twee vleugels uitbreiden tot het huidige Huis ten Bosch.

 

In 1747 was ons land in een zware crisis beland en vroeg men hem stadhouder te worden in het hele land. Hij was er klaar voor, stemde toe en vroeg om uitgebreidere bevoegdheden die hem machtiger maakten dan een stadhouder ooit was geweest. Nog steeds was hij officieel slechts “dienaer” van de regering, maar in de praktijk had hij meer macht dan de koning van Engeland.

Een vorstelijk stadhouderschap

Willem IV en zijn zoon Willem V bliezen het stadhouderlijk hof nieuw leven in. Omdat ze niet zonder regering konden, vestigden ook zij zich op het Binnenhof, dicht bij de vergaderzalen van de regeringen van Holland en van de gehele Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Zij lieten het stadhouderlijk kwartier van Willem III uitbreiden met een nieuwe vleugel aan de kant van het Spui. De balzaal in deze vleugel werd later bekend en kwam vaak op televisie als vergaderzaal van de Tweede Kamer.

 

In 1754 kochten de Nassaus het paleis aan het Noordeinde van de Pruisische koning, maar het weinig gebruikte “Oude Hof” moest na jarenlange verwaarlozing eerst worden hersteld, voordat het kon worden gebruikt voor hoge gasten en grootse feesten. Den Haag had zoveel vorstelijke pracht en praal nog niet eerder meegemaakt. Een cultureel hoogtepunt was het bezoek van de beroemde componist Mozart in de winter van 1765 en 1766. Zijn vader kon tijdens een Europese rondreis met moeite worden overgehaald om een omweg te maken langs het muzikaal minder interessante hof in Den Haag. Bij grootschalige hoffeesten liep paleis Noordeinde door zijn minimale voorplein en de te smalle straten daar omheen tegen de grenzen aan, althans in zijn functie van paleis. De aanvoer van gasten in honderden koetsen ging gepaard met lange files en ook in de volgende eeuw bleek het moeilijk te zijn dit gebouw goed te laten functioneren als koninklijk paleis. In het buitenland konden vorsten hun paleis en de omgeving meestal gemakkelijker de gewenste vorstelijke afmetingen geven. Vooral de koningen van Frankrijk konden doen en laten wat zij wilden, maar zij hadden dan ook vrijwel absolute macht.

De laatste stadhouders

De Oranje-Nassaus hadden lang niet zoveel te vertellen als de Franse koningen en het eind van de achttiende eeuw was geen goede tijd om zoveel macht na te streven. De burgerij eiste meer invloed op het bestuur en in veel landen gaven verstandige vorsten net voldoende gehoor aan die wens om een opstand te voorkomen. In ons land wilden burgers ook een hervorming van het landsbestuur. Door het bestaan van zeven republiekjes was het centrale bestuur versnipperd en weinig daadkrachtig. De stadhouders werden verantwoordelijk gesteld voor het uitblijven van hervormingen.

 

In Frankrijk barste als eerste de bom. In het land waar de koningen de absolute macht hadden brak de revolutie uit en werd tussen een serie staatsgrepen in 1793 de koning onthoofd. De Fransen wilden nu ook in andere landen de vorsten verjagen en zij verklaarden onder andere stadhouder Willem V de oorlog. Dat de Staten-Generaal nog antwoordde dat dit niet kon, omdat Willem V geen vorst was, en de Staten-Generaal de regering, veranderde niet aan de vurige wens ons land te bezetten. In januari 1795 bereikten de Franse legers Den Haag, een paar dagen nadat Willem V, op 18 januari 1795 vanaf het strand van Scheveningen naar Engeland was gevlucht. Daar werd hij hartelijk ontvangen door koning George III, zijn neef. De koning stelde voor zijn Hollandse familieleden het paleis Hampton Court beschikbaar waar stadhouder-koning Willem III nog had gewoond.

Arm Den Haag

Veel burgers vierden de komst van de Fransen als een bevrijding, maar voor de Haagse economie was het vertrek van de Oranjes niet gunstig. Met de stadhouders verdwenen ook de rijke regenten die naast de stadhouders veel overheidsfuncties hadden vervuld. In hun plaats kwamen gewone en meestal minder rijke burgers in de regering. De oude regenten hadden hier niets meer te doen en verhuisden vaak terug naar hun woningen in de provincie. In Den Haag lieten zij grote, vaak onverkoopbare woningen na. De Haagse middenstand raakte in korte tijd zijn beste klanten kwijt en Den Haag verarmde in de loop van achttien jaar aanzienlijk.

 

Frankrijk lijfde ons land niet in, maar liet de burgers in ons land zelf hun gang gaan met de modernisering van het landsbestuur. De zeven “provincies” werden samengevoegd tot één enkele staat, de Bataafse Republiek. De regeringen van de zeven provincies werden opgeheven en hun taak werd overgenomen door het centrale bestuur in Den Haag. Dat had ineens meer ambtenaren nodig en die werden gehuisvest in enkele van de nog leegstaande grote gebouwen. De versnippering van het bestuur was voorbij, maar de strakke regie uit Den Haag was ook weer niet iedereen naar de zin.

Koninklijk en keizerlijk Den Haag

Toen het revolutionaire vuur weer was gedoofd en keizer Napoleon de macht in Frankrijk aan zich had getrokken, bleek democratie een obstakel voor efficiënt bestuur. Napoleon wilde landen veroveren en ons land moest hem daarbij als bondgenoot steunen. In 1806 plaatste de keizer zijn broer Lodewijk als koning aan het hoofd van een nieuw “koningrijk Holland”.

 

Koning Lodewijk woonde eerst in Den Haag. Hij vestigde naar Frans voorbeeld een echt koninklijke hofhouding in Den Haag, met zoveel mogelijk de bij het protocol horende vertrekken in zijn paleis en de juiste daarvoor benodigde functionarissen en natuurlijk een hof-orkest. Helaas voor Den Haag beviel het zeeklimaat hem niet en hij verhuisde zijn hof en regering via Utrecht naar Amsterdam. Zijn vertrek was wederom een achteruitgang voor Den Haag. Dat werd niet beter toen keizer Napoleon in 1810 ons land toevoegde aan zijn keizerrijk. Den Haag werd hoofdstad van het (Franse) Departement des Bouches de la Meuse en een Franse prefect nam zijn intrek in een groot gebouw op het Lange Voorhout. Daar vertegenwoordigde hij met zijn opvallende koets, zijn ambtenaren en zijn gardes, het keizerlijk gezag, maar vorstelijk zag het er allemaal niet uit.

 

Aan keizer Napoleon heeft Den Haag niet meer te danken dan een bezoek aan de stad en de verheffing tot “bonne ville”. Zijn bezoek aan de stad was kort en stond vooral in het teken van de oorlogvoering. Iedereen die dat wilde of er voor betaald werd stond klaar om de keizer op 24 oktober 1811 te verwelkomen, maar na een bezoek aan Scheveningen en een audiëntie in het latere paleis Lange Voorhout, liet de keizer zich niet meer zien. De volgende ochtend vertrok hij na een vroeg bezoek aan de geschutgieterij in alle stilte naar Rotterdam. De volgende dag liet hij Den Haag verheffen tot 'bonne ville de l'Empire', een eretitel die betekende dat Den Haag in ruil voor een kleurig stadswapen af en toe iets extra’s moest doen om de keizer te plezieren. Dat kostte weer geld en daar zat het gemeentebestuur in deze moeilijke tijd niet op te wachten.

De Oranjes in ballingschap

Ondertussen waren de Oranjes sinds 1795 in ballingschap. Willem V raakte al zijn functies, inkomsten, paleizen en andere bezittingen in ons land kwijt. Zijn uitgebreide museale collectie werd genationaliseerd en voor een groot deel overgebracht naar Parijs. Met deze collectie als basis zou later onder andere het museum het Mauritshuis worden opgericht.

 

Omdat hij in ons land niet terug kon komen, wachtte stadhouder Willem V in Londen tot andere landen de Fransen uit ons land zouden verdrijven. Hij hoopte dat Engeland dan zijn stadhouderschap zou herstellen. Zijn zoon Willem Frederik verwachtte meer hulp van Pruisen en lobbyde in Berlijn bij zijn schoonvader en later zijn zwager, de koningen van Pruisen. Hij hoopte in Duitsland ter compensatie van het verlies van het stadhouderschap een vorstendommetje te krijgen. Maar beide Willems hoopten vergeefs en Willem V leefde bij zijn overlijden in 1806 nog steeds in ballingschap. Zijn zoon Willem Frederik werd afgescheept met een teleurstellende klein Duits vorstendommetje Fulda. Dat raakte hij zelfs kwijt, toen hij Napoleon te weinig eer bewees. De laatste jaren van zijn ballingschap was hij een gewoon edelman en bracht hij zijn dagen door op zijn landgoederen in Polen, in zijn paleis in Berlijn of was hij weer voor de Fransen op de vlucht.

 

Pas in 1812 gloorde er hoop toen Napoleon in Rusland werd verslagen en in oktober 1813 opnieuw een zware nederlaag leed. In november naderde een Russische leger ons land en men verwachtte dat dit leger spoedig de Fransen uit ons land zou verjagen.

November 1813

Begin november 1813 drong het nieuws van Napoleons nederlaag door tot Den Haag en ondanks het Franse garnizoen werd het onrustig. Het kostte moeite de orde te handhaven en Franse ambtenaren stuurden hun vrouwen en kinderen alvast naar huis. Op 17 november verlieten de laatste Franse autoriteiten Den Haag en de volgende ochtend vertrokken de laatste Franse troepen. Dit was het moment waarop de Oranjegezinde oud-regent Gijsbert Karel van Hogendorp had gewacht. Al sinds 1795 had hij gehoopt op de komst van een nieuwe Oranje-stadhouder. Een landsbestuur zonder Oranje kon hij zich niet voorstellen.

 

Van Hogendorp had wel enkele medestanders, maar de meeste Oranjegezinden durfden geen opstand aan. Men was bang voor wraak, als Napoleon alsnog zou winnen. En veel mensen wilden helemaal geen stadhouder, want zij wilden het zwakke en versnipperde bestuur van voor 1795 niet terug. Van Hogendorp had haast, want hij wilde voorkomen dat ons land werd bevrijd door een buitenlands leger. Dat zou vermoedelijk een tijdelijk bestuur instellen en daarna zouden buitenlandse vorsten vervolgens voorschrijven wie ons land zou regeren. Van Hogendorp wilde een Oranjevorst voor van ons land en hij besloot op 21 november uit naam van de Prins van Oranje een nieuwe regering uit te roepen. Die werd geleid door hemzelf en zijn medestander Adam Frans graaf van der Duyn van Maasdam. Dit besluit was het eerste dat in het Staatsblad der Verenigde Nederlanden zou worden gepubliceerd.

 

De twee heren namen als regering allerlei besluiten om de orde en de rust te handhaven en wachtten in spanning op de komst van Willem Frederik, de zoon van voormalig stadhouder Willem V. Die arriveerde op 30 november op het strand van Scheveningen, met een kleine Engelse troepenmacht. Het was allemaal net op tijd, want vlak hiervoor waren Kozakken, een kleine eenheid van het Russische leger, in Den Haag aangekomen.

Soeverein vorst Willem I

In de verwarrende dagen die volgden, moest nog snel worden beslist wat Willem Frederik precies van ons land zou worden. De politieke elite wilde geen machtige stadhouder zoals zijn vader Willem V, maar Willem Frederik wilde geen aan een parlement gebonden koning worden zoals die in Engeland. Hij wilde de macht van de burgers zo klein mogelijk houden en de grenzen van het land zo ruim mogelijk. Hij dacht aan een koninkrijk met Nederland, België en delen van Duitsland. Dit zou niet worden uitgemaakt door de bevolking van die landen. Dat was toen een zaak van de grote mogendheden.

 

Met enige spoed bedacht men een voorlopige oplossing, door Willem Frederik in Amsterdam uit te roepen tot Willem de Eerste, “Souverein Vorst” van de Verenigde Nederlanden. Willem I werd geen stadhouder en geen koning, maar hij werd vorst met de hoogste (soevereine) macht van het land. Die macht zou overigens worden gebonden aan de regels van een grondwet, die de komende maanden zou worden opgesteld. Op 2 december nam soeverein vorst Willem I de regering over van het voorlopige algemene bestuur. De machtswisseling die Gijsbert Karel van Hogendorp voor de soeverein vorst op touw had gezet, was geslaagd. Nederland had zelf een vorst gekozen, voordat een buitenlandse mogendheid dit had kunnen doen.

Koning Willem I

De grote mogendheden confereerden in Parijs en Wenen over nieuwe grenzen en vorsten in Europa en daar had men in 1814 en 1815 al bedacht dat Willem I koning zou worden van een nieuw verenigd koninkrijk met Nederland en België. Dit was nog niet officieel bekend gemaakt, toen de verslagen keizer Napoleon onverwachts uit zijn gevangenis ontsnapte en een nieuw groot Frans leger ging opzetten. Terwijl in Wenen grote verwarring ontstond over hoe men dit probleem zou aanpakken, proclameerde Willem I zich op 16 maart 1815 tot koning der Nederlanden. Van Hogendorp had hem dit aangeraden omdat hij bang was dat Napoleon weer keizer van Frankrijk zou worden. Napoleon zou tegen een verenigd koninkrijk van Nederland en België onder Willem I zijn geweest. Na zijn proclamatie toog Willem I naar Brussel, het grote Franse leger van Napoleon tegemoet. Dat maakte een goede indruk, zodat de grote mogendheden, nadat Napoleon vlakbij Brussel bij Waterloo was verslagen zonder morren het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden accepteerden, met een lid van het Huis van Oranje-Nassau als koning. Op 21 september liet Willem I zich in Brussel inhuldigen als koning.

Den Haag koninklijke residentie

In 1815 besloot de regering dat het koninklijk hof en de regering afwisselend in het noorden (Den Haag) en in het zuiden (Brussel) zouden verblijven. In Den Haag was niet meteen een paleis beschikbaar, want in 1813 vond men het Stadhouderlijk Kwartier totaal uitgewoond en bleken ook de andere paleizen in de stadhouderloze tijd verwaarloosd. Tot 1817 woonde Willem I in het door de Franse prefect bewoonde grote huis Lange Voorhout 34.

 

De oude paleizen van Den Haag vond men niet geschikt in het gebruik door een moderne koninklijke hofhouding. De paleizen konden niet worden aangepast voor het goed ontvangen van gasten en voor het juist uitvoeren van het protocol. Men wilde een nieuw winterpaleis bouwen, maar dat bleek te duur. Men besloot dan toch het paleis Noordeinde op te knappen en vooral aan de achterkant flink uit te breiden. Dit kostte zelfs meer geld dan begroot, maar in 1817 kon de koninklijke familie het paleis Noordeinde gaan gebruiken.

 

Het hofleven van de sobere Willem I was eenvoudig, maar zijn hof was er wel op gericht indruk te maken en zijn koningschap de gewenste uitstraling te geven. Uit de paleizen, de hofhouding, het protocol en op schilderijen van de koning, moest duidelijk worden dat Willem I de juiste man was om het land te leiden. De vorst omgaf zich met militairen, adviseurs en vertrouwelingen die in de adelstand werden verheven. En deze heren droegen weer bij aan de koninklijke uitstraling van Den Haag. Zij gingen wonen in de grote huizen op en rond het Lange Voorhout en de Kneuterdijk en hadden vaak ook wel wat geld te besteden. En door de aanwezigheid van de koning en de regering vestigden zich ook weer diplomaten in de stad.

 

Ook kwamen er nieuwe paleisjes bij voor prinsen en prinsessen uit de familie van Willem I. De paleisjes met een militair wachthuis op straat, versterkten het stadsbeeld van Den Haag als koninklijke stad. In 1816 kocht Willem I voor zijn oudste zoon een groot huis op de Kneuterdijk, het latere Paleis Kneuterdijk. Voor zijn moeder Wilhelmina van Pruisen, kocht hij het voormalige Logement van Amsterdam op Plein 23. Hij liet dit verbouwen tot paleis, voor haar en voor enkele andere prinsen en prinsessen. Onder andere de populaire prins Frederik, Willems tweede zoon, woonde daar. En ook zijn jongste dochter, de nogal zelfstandige en avontuurlijke prinses Marianne, woonde er korte tijd. Voor zijn vrouw Wilhelmina liet Willem in de duinen van Scheveningen een paviljoen bouwen, het huidige paviljoen Von Wied.

Koning Willem II

Willem II was geboren en opgegroeid in Pruisen, had een jaar in Oxford gestudeerd en was daarna in dienst gegaan bij het Britse leger. Daar had hij in Spanje in de strijd tegen de Fransen naam gemaakt door zijn onvoorzichtige dadendrang en heldhaftige moed. De charmante en spontane prins was het uitbundige hofleven van buitenlandse hoven gewend en vond de Nederlanders na zijn komst in 1813 nogal stijf en stug. Ook zijn vrouw, de Russische prinses Anna Paulowna, kon hier moeilijk aarden en het kroonprinselijk paar verbleef liever in het zuiden in hun paleis in Brussel. Daar liet de prins zich op onhandige wijze in met de politiek en moest hij ook om andere redenen door zijn vader uit de nesten worden gehaald. In het noorden (Nederland) maakte hij zich niet populair en met zijn vader kon hij het evenmin goed vinden.

 

In 1840 zette hij als koning het tamelijk autoritaire koningschap van zijn vader voort, maar toen in 1848 in veel landen een revolutie dreigde, ruilde hij dit snel in voor een veel moderner koningschap. In één nacht veranderde hij van zeer conservatief in zeer liberaal. Maar onder de nieuwe grondwet had de koning nog steeds veel invloed. Hij, de ministers en het parlement waren verplicht met elkaar samen te werken. De aanpassing was verstandig en zorgde er voor dat de Oranjes hun positie als koning zouden behouden, terwijl veel collega-vorsten bij revoluties hun troon of soms hun leven zouden verliezen.

De Zilveren Eeuw

Willem II hield er met zijn vrouw een on-Hollands vorstelijke levensstijl op na en zijn regeerperiode wordt weleens de Zilveren Eeuw genoemd. Net als andere vorsten uit hun tijd staken ze geld in paleizen, grootse feesten, dure juwelen en exotische dieren in hun tuin en daar profiteerden ambachtslieden en kunstenaars weer van. Ook in Den Haag breidde hij zijn paleis en tuin flink uit. Tijdens zijn studie in Oxford was de koning onder de indruk geraakt van de middeleeuws ogende gebouwen in die stad. Hij liet daarom zijn paleis op de Kneuterdijk uitbreiden met gebouwen in dezelfde stijl van de neogotiek. Aan de zijkant, langs de Heulstraat en tot het Noordeinde, kwamen nieuwe gebouwen en galerijen. Aan de achterkant kwam tot aan de Javastraat een prachtige tuin waar exotische dieren rondliepen. Aan de rand van de tuin kwam een grote manege. Vanuit de manege kon hij paardrijden op een uitgestrekt koninklijk domein. Tussen 1833 en 1848 breidde Willem II dat domein door nieuwe aankopen steeds uit en uiteindelijk strekte dit zich uit van de Scheveningseweg tot ongeveer de huidige Bomen- en Bloemenbuurt.

 

De nieuwbouw en verbouw van het paleiscomplex verliep niet goed. Willem II bemoeide zich tot in het detail met de bouwkundige constructie en bracht zijn architect tot wanhoop. Al tijdens de bouw stortten bouwdelen in en in de jaren die volgden, moest de meeste nieuwbouw wegens bouwvalligheid worden afgebroken. Van het droompaleis van Willem II bleef uiteindelijk alleen de Gotische zaal over.

 

Onder koning Willem II werd het koninklijk hof aanzienlijk uitgebreid en werd het een van de grootste werkgevers van de stad. De invloed van het hof was natuurlijk nog groter, want veel leden van de hofhouding hadden in hun grote huizen ook het nodige personeel in dienst. En dankzij de koning was de regering in Den Haag aanwezig als niet onbelangrijke werkgever en dankzij de regering had de grote ijzergieterij van Enthoven zich in Den Haag gevestigd om opdrachten te krijgen van de overheid. Verschillende grote Haagse fabrieken sierden zich overigens met namen van het koninklijk huis, zoals IJzergieterij de Prins van Oranje of meubelfabriek Anna-Paulowna.

 

Na het overlijden van Willem II, verliet zijn weduwe Anna Paulowna de Kneuterdijk en ging paleis Soestdijk of het kleine paleisje Buitenrust gebruiken. Dit lag met het huis Rustenburg aan het begin van de Scheveningseweg op landgoed Zorgvliet. Dit landgoed werd net als de rest van het grote domein van Willem II door zijn erfgenamen verkocht aan verschillende particulieren. Die legden hier nieuwe wijken en straten aan en een op klein stukje grond werd het Vredespaleis gebouwd.

Willemspark, een koninklijke stadsuitbreiding

Toen Willem III in 1848 het koningschap overnam, ging hij paleis Kneuterdijk niet gebruiken. Hij verkocht de tuin direct achter het paleis voor de aanleg van de Amaliastraat en zijstraten. De grond van de grote tuin tot de Javastraat verkocht hij aan de gemeente Den Haag. Voor de gemeente was dit een buitenkans, want Den Haag wilde toevallig net een villapark aanleggen om rijke inwoners naar de stad te trekken. Een gemeente kon in deze tijd bouwondernemers niet dwingen een wijk aan te leggen met een groot plein, brede straten en veel ruimte voor groen. Nu Den Haag in één klap eigenaar was geworden van voldoende grond, kon de gemeente wel voorwaarden stellen aan de aanleg van de nieuwe wijk. De nieuwe wijk “Willemspark”, met grote huizen, een statig plein en heel veel groen, voldeed aan de verwachtingen, maar zou voor lange tijd de laatste geslaagde stadsuitbreiding zijn. Het Willemspark was een echt koninklijke stadsuitbreiding.

Willem III

De nieuwe koning Willem III was niet zo gelukkig. Hij was ongelukkig met zijn beperkte rol als koning en hij was ongelukkig in zijn huwelijk. Hij was jaloers op vorsten die hun land konden regeren zonder tegenspraak van een parlement. Hij had veel ruzie met zijn vrouw, de veel intelligentere en meer belezen en breed geïnteresseerde Sophie van Württemberg. De koningin ging in 1855 zelfs apart wonen op Huis ten Bosch en vanuit dit paleis onderhield de vorstin contact met belangrijke politici, vorsten en wetenschappers. Ze liet daar bijvoorbeeld de bekende historicus John Motley werken aan zijn geschiedenis van Nederland. Onder andere door zijn gedrag ten opzichte van zijn vrouw verloor Willem III zijn goodwill als koning.

 

Koning Willem III verbleef het liefst op paleis Het Loo en hij verkocht de koninklijke domeinen rond Den Haag. Een groot deel van de tuin van paleis Noordeinde werd opgeofferd aan de nieuwe ‘Koninklijke Stallen’. Dit complex werd gebouwd in plaats van de oudere stallen die her en der in de binnenstad lagen. De aanwezigheid van de Oranjes in Den Haag verminderde verder door het opheffen van enkele paleizen Na het overlijden van de prinsen Frederik en Alexander werden hun paleizen op het Korte Voorhout en Kneuterdijk 6 verkocht. Onder Willem III kromp koninklijk Den Haag.

De redding van de monarchie

Kort nadat koningin Sophie in 1877 was overleden, trouwde Willem III in 1879 opnieuw, tot ontzetting van zijn zonen Willem en Alexander. Hij huwde de bijna 41 jaar jongere prinses Emma van Waldeck Pyrmont. Het echtpaar ging op paleis Noordeinde wonen en daar werd in 1880 hun dochter Wilhelmina geboren. Het huwelijk bleek de redding van de monarchie, want Willems oudste zoon prins Willem overleed onverwacht in Parijs. Zijn jongere broer Alexander kampte met zijn gezondheid. De prins trok zich steeds meer terug uit het openbare leven en overleed in 1884 in zijn paleisje Kneuterdijk 6. Zijn begrafenis werd een aantal weken worden uitgesteld omdat zijn vader eerst terug moest komen van vakantie in Duitsland.

 

Dankzij koningin Emma was er een troonopvolgster, maar prinses Wilhelmina was te jong om de troon over te nemen. Koningin Emma werd daarom benoemd tot regentes. Nadat Willem III in 1890 was overleden, pakte regentes Emma de zaken veel serieuzer aan en wist zij het aanzien van de monarchie te verbeteren. Je kunt die waardering in Den Haag misschien aflezen aan de vernoeming van een wijk, straat, plein, kerk en zwembad naar haar als Regentes.

 

Na het huwelijk van Wilhelmina met prins Hendrik, ging regentes Emma in 1901 wonen in paleis Lange Voorhout. Dit huis, in 1845 door prins Hendrik de Zeevaarder gekocht, had keizer Napoleon nog een nacht tot onderdak gediend. Het paleis bleef tot 1934 haar winterverblijf en ’s zomers woonde ze vaak op paleis Soestdijk. Latere koninginnen gebruikten paleis Lange Voorhout als werkpaleis, maar in 1991 werd het verkocht aan de gemeente Den Haag. “Huize Voorhout” daarnaast, had Wilhelmina in 1956 nog afgestaan aan oudere Russen, die Rusland waren ontvlucht en die elders als balling hadden geleefd.

Koningin Wilhelmina

Onder koningin Wilhelmina bleef paleis Noordeinde het centrum van het koninklijke leven in Den Haag en in dat paleis werd in 1909 prinses Juliana geboren. In november 1918 leek de troon toch even te wankelen, toen in navolging van het buitenland ook in Nederland een revolutie leek te dreigen. Op 18 november was Den Haag in de ban van Oranje toen op het Malieveld een goed voorbereidde aanhankelijkheidsbetuiging aan het koningshuis werd gehouden. Maar de kans op revolutie bleek gering en het gevaar was toen al geweken.

 

In 1899 droeg Wilhelmina bij aan de eerste stap van Den Haag als stad van recht en vrede. Zij stelde voor de eerste Haagse internationale vredesconferentie het Huis ten Bosch beschikbaar. De gedelegeerden genoten in de pauzes zo van het Haagse Bos en de landelijke omgeving dat zij het Vredespaleis in het Haagse Bos wilden bouwen. Na veel protest uit de Haagse bevolking ging dit plan niet door en kwam dit gebouw op een minder gewilde locatie in Zorgvliet, een voormalig koninklijk domein.

 

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog vluchtte de koningin naar Engeland en werden de Haagse paleizen niet door de koninklijke familie gebruikt. Het Huis ten Bosch overleefde op miraculeuze wijze de geallieerde luchtaanvallen op Duitse V2-rakketten, die vaak in de buurt stonden opgeslagen.

Naoorlogs koninklijk Den Haag

In 1945 ging Wilhelmina na haar terugkeer paleis Noordeinde gebruiken, maar in 1948 werd het paleis door brand zwaar beschadigd. Haar dochter Juliana gebruikte als koningin het paleis Soestdijk en kwam in Den Haag alleen voor haar werk. In haar tijd werden paleis Lange Voorhout en het Kabinet der Koningin op Korte Vijverberg 3 gebruikt door het koninklijk huis en natuurlijk de Koninklijke Stallen en het Koninklijk Huisarchief achter paleis Noordeinde.

 

In 1981 werd Den Haag weer een echt koninklijke stad, toen koningin Beatrix met haar gezin op Huis ten Bosch kwam wonen. Het paleis Noordeinde ging zij gebruiken als werkpaleis en Den Haag was weer echt een koninklijke stad. Hagenaars konden op straat, in de winkel of bij voorstellingen van het Nederlands Danstheater de koningin weer tegenkomen. Na koningin Beatrix zet koning Willem-Alexander de traditie van wonen en werken in Den Haag voort.

Een koninklijke stad

Het mag duidelijk zijn dat Den Haag een echte koninklijke stad is. Zonder de eerste koning Willem I zou Den Haag misschien niet zijn ontstaan. Zonder de tweede koning Willem I zou Den Haag misschien geen koninklijke residentie en regeringsstad zijn geworden. En zonder Oranjes was Den Haag geen stad met diplomaten en internationale betrekkingen geworden en geen stad van recht en vrede. Koningen en koninginnen zijn niet alleen de kroon op Den Haag, maar zijn ook het fundament onder Den Haag.

-

Verantwoording

Deze tekst zal nog worden uitgebreid.

Literatuur

• -.

Noten

1. -

2. -

3. Joor 519-520, Vles 45-46.

4. Zie noot 5.

5. Colenbrander, Gedenkstukken, deel 6, band 3, GS 17, p. 1654), Van Gelder Gedenkboek 1813 p. 11-17, 38, Baake 51-52.

6. Van Gelder Gedenkboek 1813 p. 15-17, 20-21.

7. Joor 114-115.

8. Houtte 137, Smit 1813, 9, Vles 33-34; de “Prins van Oranje” was niet Willem I, maar zijn in Engeland veel populairder zoon, de latere koning Willem II.

9. .

10. .