Graaf Floris IV geldt als grondlegger van Den Haag. Daar is geen direct bewijs voor, maar uit bronnen en uit de feiten kun je opmaken dat hij een rol speelde bij het ontstaan van Den Haag.
Over het ontstaan van Den Haag is nog maar weinig met zekerheid bekend. Er zijn geen oude documenten uit die tijd waarin daarover iets wordt geschreven. Er zijn wel kronieken waarin over de stichting van het grafelijk kasteel wordt geschreven. Deze kronieken zijn echter geschreven door schrijvers die later leefden. Ze hoeven dus niet betrouwbaar te zijn. Pas na 1343 is er een grafelijke boekhouding met rekeningen over bijvoorbeeld werkzaamheden aan het kasteel, of cadeaus voor vrienden en vriendinnen van de graaf. De posten in de rekeningen geven echter niet alle informatie over het leven van de graaf of het ontstaan van Den Haag. De weinige informatie die er is wordt daarom aangevuld met theorieën die wel of niet waar kunnen zijn 1. De laatste tijd komt er door archeologisch onderzoek nieuwe informatie beschikbaar. Uit gevonden akkersporen blijkt bijvoorbeeld dat in het centrum van Den Haag al boeren werkzaam waren, voordat de graven het Binnenhof stichtten. Tot deze ontdekking dacht men dat de graven het Binnenhof had gesticht op een onbewoonde plek.
Den Haag werd gesticht door de laatste graven van het Hollandse huis, Floris IV, Willem II en Floris V. Floris IV reisde nog steeds langs zijn verschillende woningen in het graafschap, maar zijn hof (woning) bij 's-Gravenzande schijnt hij relatief veel gebruikt te hebben2. Dichterbij Den Haag had hij nog een hof in Loosduinen. Deze hof was niet onbelangrijk, want hier trouwde graaf Dirk VII in 1186 met Aleida van Kleef. In de buurt van deze twee hoven kocht Floris in 1229 vermoedelijk nog een derde hof. De akte vermeldt alleen dat de hof werd bewoond door een mevrouw Meilendis. De locatie werd niet genoemd, maar was volgens sommige historici het Binnenhof3. Rond 1229 schonken de graven immers hun hof in Loosduinen aan een kloosterorde. Het is dus niet onlogische dat ze in de buurt grond kochten voor een nieuwe woning. Het dorp 's-Gravenzande was niet geschikt voor een nieuwe grafelijke woning. Dit dorp kreeg in 1246 stadsrechten en het is bekend dat graven liever niet in steden woonden. Steden hadden een stadsmuur en een eigen legertje, dus daar was de graaf niet altijd).
Van bouwplannen van Floris IV is niets bekend, maar vermoedelijk liet hij al wat bouwen op het Binnenhof. Een van de kelders onder de Ridderzaal is vermoedelijk rond 1230 gebouwd4. En vermoedelijk was hij al van plan op en rond het huidige Binnenhof een groot kasteel te bouwen. Zijn zoon en kleinzoon gingen verder met plannen die Floris IV al had gehad. Floris werd in 1234 gedood tijdens een riddertoernooi in Corbie. Hij liet een zoon na, Willem, die op jonge leeftijd al in Den Haag woonde. Dat moet dus de woning van zijn vader zijn geweest, waarschijnlijk op het Binnenhof.
Boer, D.E.H. de, E.H.P. Cordfunke, Graven van Holland. Portretten in woord en beeld 880-1580, Zutphen 1995.
Blok, D.P., Holland sinds Gosses. De vorming van het graafschap opnieuw bezien, D.E.H. de Boer e.a. (red), Holland in Wording, Hilversum 1991. pp 9-ev.
Janse, Antheun, Een in zichzelf verdeeld rijk. Politiek en bestuur van de tiende tot het begin van de vijftiende eeuw, Thimo de Nijs en Eelco Beukers (red), Geschiedenis van Holland, deel I, Hilversum 2002, pp 69-102.
1. Veel oudere theorieën over het ontstaan van Den Haag zijn ondertussen achterhaald. L. Tasseron opperde dat het Binnenhof oorspronkelijk een oud Frankisch hof kan zijn geweest uit het begin van de 8ste eeuw. Jacob van der Does in zijn ‘s-Graven Hage, met de voornaemste Plaetsen en Vermaeckelijkheden uit 1668 vermeldt een oorkonde die graaf Floris de Vette in 1097 in Den Haag uitvaardigde. Maar Jacob de Riemer denkt dat Den Haag pas met graaf Willem II een vaste residentie van de graven werd. Jacob de Riemer zat er het dichtste bij. De oorkonde van 1097 bleek verkeerd te zijn gedateerd en is een paar eeuwen jonger. Den Haag bestond dus nog niet in 1097.
G.G. Calkoen hield het najaar van 1247 aan als stichtingsjaar van het Hof, dit in verband met de verkiezing van Willem II tot Rooms Koning in die periode. Anderen houden 16 november 1229 aan, de dag waarop Dirc van Wassenaer in Leiden de akte tekent waarmee hij aan Floris IV al het rechtsgebied verkocht dat hij t.a.v. 'den hove' bezat van wijlen vrouwe Meilendis. Prof. E.H. ter Kuile stelde in 1978 dat Floris IV als stichter van het hof moet worden beschouwd. Volgens hem werd er op 16 november 1229 bovendien slechts een eerdere overdracht bevestigd. Al het metselwerk onder de vloer van de Grote Zaal (later Ridderzaal) dateert van de tijd van het oorspronkelijke ontwerp.
2. Een hof was een groot landbouwbedrijf waar een aantal boeren bij hoorden die er de grond bewerkten en andere diensten moesten verrichten. De boeren waren in meer of mindere mate slaaf van de heer die de hof bezat. De officiële term is horige en je had verschillende soorten horige. De een was minder ‘vrij’ dan de andere. De heer woonde in het hofgebouw. Het land dat daarbij hoorde werd door de horige boeren bewerkt. De horigen hadden zelf ook nog een stuk land dat ze zelf mochten bewerken. Ze woonden bij hun land in een boerderijtje. Deze vorm van slavernij is pas later in de Middeleeuwen ontstaan toen mensen zich om wat voor reden dan ook onder bescherming stelden van iemand die meer macht had dan zij. In ruil voor die bescherming moesten er voor die dienst allerlei werkzaamheden verricht worden, de zogenaamde diensten.
3. Volgens Jacob Kort in zijn Meilendis en de hof van Den Haag, Jaarboek Die Haghe 2002, 0. 13 ev verkocht Dirk van Wassenaar in 1229 de hof van Den Haag met toebehoren aan graaf Floris IV. De hof was hem toegekomen van zijn moeder Meilendis en stond op de plaats van het Binnenhof. Liggend aan de geestweg op de grens tussen geest en veen bij de waterpartij van de Hofvijver was dat de meest geschikte plek voor zo’n hof. Niet lang na 1229 en vermoedelijk onder graaf Willem II (1234-1256) werd het hofstelsel afgeschaft en ontstond op de hof in het Oostambacht het dorp Den Haag. Naderhand werd het bestuur van het graafschap in het Binnenhof gevestigd.
4. De middelste kelder (altijd de ‘oudste’ genoemd) is een gewelfd zaaltje waarin drie van de muren vensters bezaten en een deur. Dit moet dus oorspronkelijk een vrijstaand gebouw zijn geweest. F.A.J. Vermeulen dateerde dit zaaltje op ca. 1230. Later is het hele Binnenhofcomplex opgehoogd en werd de begane grondverdieping een kelder.
Deze pagina is cookie-vrij.
© Voor niet-commercieel gebruik mogen teksten worden overgenomen, met bronvermelding of een link naar deze pagina.
Bij de afbeeldingen ligt dat anders: veel afbeeldingen zijn niet mijn eigendom en er kunnen nog rechten op rusten.
Suggesties voor verbeteringen zijn altijd welkom. Reacties.