De Haagse Beek is na de Hofvijver het bekendste water beek van Den Haag. Deze pagina's geven de geschiedenis van de Beek als waterleiding en riool.
-
De Haagse Beek is na de Hofvijver het bekendste water van Den Haag. Veel Hagenaars weten dat de Beek vanuit de duinen naar het Binnenhof liep om water naar de Hofvijver te brengen. Veel mensen kennen de verhalen over onderaardse gangen die verbonden waren met de Beek. De Beek liep namelijk ook onder de grond. Deze geschiedenis van de Beek bestaat uit drie webpagina’s. Een korte samenvatting staat op het eind van pagina drie.
Van de Beek zijn niet alleen de ondergrondse delen aan ons zicht onttrokken, maar ook grote delen van haar ontstaansgeschiedenis. In dit artikel wordt beschreven wat er bekend is en welke theorieën er bedacht zijn over de Beek. Dit artikel heet 'Haagse Beek' om haar te onderscheiden van andere beken uit de Haagse geschiedenis. Naast de ‘Haagse Beek’ bestonden er in ieder geval ook nog een Westerbeek en een Bosbeek.
Tracé van de Haagse Beek (ingetekend op een kaart van OpenStreetMap.org)
Een beek is volgens het Van Dale-woordenboek een “smal stromend water, dat nog overal doorwaadbaar is”. Volgens het ‘Woordenboek der Nederlandse Taal’ kan een beek ook gegraven zijn, maar vermoedelijk alleen als een soort poldersloot. De Grote Winkler Prins encyclopedie beschrijft een beek als een ondiepe, stromende en natuurlijke waterloop, die water bovengronds of ondergronds transporteert. De Haagse Beek voldoet in veel opzichten aan deze omschrijvingen. Maar als een gegraven beek alleen in een polder kan voorkomen, dan was de Haagse Beek geen beek. De Beek is gegraven en liep niet door een echte polder. De Beek, zoals wij die kennen, is pas ontstaan toen men verschillende natuurlijke waterstroompjes met elkaar verbond. Toen ontstond het waterkanaal dat duinwater transporteerde van Kijkduin naar het Binnenhof.
Het is niet bekend wanneer de Haagse Beek is gegraven. Het is zelfs niet bekend waarom hij is gegraven. Maarten van Doorn en Jaap Mennema schrijven in hun boek over de Beek dat er verschillende theorieën zijn over het ontstaan van de Beek, maar dat niet één de volledige waarheid vertelt. Zo is de Beek volgens hen “waarschijnlijk” gegraven om de slotgracht van het Binnenhof van water te voorzien. Dat is dus zelfs niet zeker1.
Er zijn dus enkele theorieën over het ontstaan van de Beek. Je kunt je immers afvragen wanneer de Haagse Beek nodig was. Wanneer had men zoveel water nodig, dat het lonend werd de Beek aan te leggen? Uit de schaarse informatie over de eerste eeuwen geschiedenis van Den Haag vindt je twee belangrijke redenen. De eerste was de bouw van het grafelijk kasteel op het Binnenhof. De tweede was de aanleg van de Hofvijver.
Volgens de kronieken besloot graaf Willem II in 1248 het kasteel op het Binnenhof te graven. Hij wilde een groots kasteel en zijn zoon Floris V liet het nog grootser maken. De bouw duurde daarom enkele tientallen jaren en het kasteel was vermoedelijk pas rond 1290 gebruiksklaar. Rond dat jaar kwam graaf Floris V er geregeld wonen en kun je er van uitgaan dat hij er veilig kon wonen. Muren en grachten moesten hem beschermen tegen onverwachte indringers en de grachten moesten toen zijn gevuld met water. Volgens één theorie was de Beek dus gegraven in de jaren rond 1290 en vermoedelijk wat eerder. Er zijn ook aanwijzingen dat er deze tijd helemaal geen Beek hoefde te worden gegraven. Uit bouwkundig onderzoek bleek dat het Binnenhof voor 1290 moet zijn opgehoogd wegens wateroverlast. Er was dus al genoeg water op het Binnenhof. En rond 1442 was er nog de Bosbeek, die zoveel water langs het Binnenhof voerde, dat het Bezuidenhout onder water kwam te staan.
Volgens een andere theorie is de Haagse Beek pas gegraven toen de Hofvijver werd aangelegd. Toen dat gebeurde rond 1352, was er extra water nodig. Volgens deze theorie is de Haagse Beek dus tegen het jaar 1352 te graven.
De Hofvijver, waar de Haagse Beek misschien voor is gegraven
(ingekleurde ansichtkaart Lud Fischer)
Meer aanleidingen om de Haagse Beek te graven zijn in de Haagse geschiedenis niet te vinden. Er kunnen natuurlijk redenen zijn die nog niet bekend zijn. Misschien was er een periode van onverwachte droogte of misschien droogde een andere waterbron op. Misschien gebruikte men eerst een beek als de Bosbeek, maar was deze op een gegeven moment niet te gebruiken. Door gebrek aan gegevens blijven er voorlopig twee aannemelijke theorieën over het ontstaan van de Haagse Beek. De Beek is gegraven rond 1290 of hij is gegraven rond 1352. Een combinatie van deze twee theorieën is ook mogelijk, zoals verder in dit artikel zal blijken. Niet elke theorie past goed in bekende feiten of andere theorieën en dat is de reden dat Maarten van Doorn en Jaap Mennema in hun boek over de Beek schrijven dat er verschillende theorieën zijn over het ontstaan van de Beek, maar dat niet één de volledige waarheid vertelt2.
Tot ver in de tijd moeten we het doen met theorieën en snippers informatie. De geschiedenis van de Haagse Beek wordt pas duidelijk in de zeventiende eeuw. Uit deze tijd stammen de oudste kaarten waarop de Beek enigszins duidelijk staat afgebeeld. De Beek liep toen door het Noordeinde, achter de Hoogstraat en het Achterom naar het Spui.
De Haagse Beek heeft zijn ontstaan dus vrijwel zeker te danken aan de graven van Holland. Zij lieten het kasteel op het Binnenhof bouwen, met de grachten en de Hofvijver. Rond 1230 had een graaf al een adellijke woning op het Binnenhof en rond 1248 besloot graaf Willem II die woning uit te breiden tot een groot kasteel. Het werd zo'n groots complex dat de bouw enkele tientallen jaren duurde. Toen het uiteindelijk gereed kwam, was het omgeven door muren en grachten. Die moesten de graaf beschermen tegen een verrassingsaanval.
Schets van het grafelijk kasteel ingetekend op een moderne stratenkaart. De zwarte lijnen geven de omtrek van het kasteel weer. Vaak stonden hier muren. De zwarte blokjes geven ongeveer de plaats van poorten aan. Om het kasteel heen lag, in blauw, de gracht. Op het Binnenhof, achterin, woonde de grafelijke familie. Daarachter lagen de tuinen. Voor het kasteel lag de Nederhof (het voorhof lag op het Binnenhof), tegenwoordig het Buitenhof (Open Streetmap.org)
Toen men de Beek ging graven, moesten er enkele hoogteverschillen worden overwonnen. De Haagse binnenstad lag op de middelste van drie zandruggen die in de Haagse regio lagen. Die waren in de prehistorie ontstaan, toen de zee veel verder in het binnenland lag. De zee had tot voorbij Rijswijk gereikt en week toen langzaam terug. Terwijl dat gebeurde, ontstonden op enkele plaatsen duinen of strandwallen. Op de eerste strandwal of zandrug liggen nu Rijswijk en Voorburg. Op de tweede ligt de binnenstad van Den Haag en op de derde strandwal de Laan van Meerdervoort (zie hiervoor Die Haghe). De Beek moest tussen Kijkduin en het Binnenhof twee zandruggen passeren. Bij Zorgvliet ging hij door de uitloper van de derde strandwal en bij de Haagse binnenstad liep hij door de middelste strandwal.
De Beek lijkt oorspronkelijk uit verschillende delen te hebben bestaan, die later zijn samengevoegd tot één enkel waterkanaal. Hieronder wordt de geschiedenis beschreven van de verschillende delen van de Beek. Dat zijn de Beek in Segbroek, in Zorgvliet, in het Willemspark, de verschillende straten van de binnenstad en tenslotte de Beek op het Binnenhof.
Hoogteverschillen in Haagse regio. Van links naar recht zijn de hoogtes de zeeduinen, de zandrug rondom de Laan van Meerdervoort, rondom het Binnenhof. Nog verder naar rechts ligt de zandrug bij Rijswijk en Voorburg.
Het eerste stuk van de Beek liep door duinvallei Segbroek. Tegenwoordig is Segbroek een stadsdeel met een veel groter oppervlak, maar in dit verhaal wordt met Segbroek meestal de duinvallei bedoeld. De vallei lag tussen de zeeduinen en de laatste rij “oude” duinen. De oude duinen waren in de prehistorie ontstaan, toen de kust daar lag. In de Middeleeuwen lag de kust meer naar het westen en ontstonden daar nieuwe duinen, die ‘Jonge Duinen’ worden genoemd. Zij zijn een stuk hoger dan de oude duinen. Segbroek was het natte, moerassige gebied dat tussen deze beide duinenrijen lag. Seg komt mogelijk van het middeleeuwse ‘segga’ (zegge, een grasachtige plant die voornamelijk in vochtige omgeving groeit). Broek betekent 'moerassig land'. Segbroek wordt voor het eerst genoemd in 1286. Later krijgt de duinvallei de status van polder met de naam Segbroek. Omdat deze polder geen dijk had en geen (ring)vaart, was dit eigenlijk geen echte polder3.
Segbroek was in de Middeleeuwen bezit van de heren van Wassenaer. Deze edelen hadden een groot deel van het kustgebied als 'leen' van de graven van Holland (een leen was een soort langdurige pacht, zie heerlijkheid). Zij verpachtten waarschijnlijk land aan boeren, maar informatie daarover is niet bekend. De oudste kaart met details van Segbroek stamt uit 1611. Pas in 1627 worden in een belastingregister de eerste gebruikers van land genoemd. Vijf boeren werden toen aangeslagen in "Segbrouck". Vermoedelijk werkten er al eerder boeren in Segbroek, maar over hen is niets bekend. Boeren zullen het hier niet gemakkelijk hebben gehad, want de kuststrook werd eeuwenlang geteisterd door harde wind. In de zeventiende eeuw beschermden boeren hun land nog met dijken en bomen tegen de gure zeewind4.
Een van de Jonge Duinen, die in de Middeleeuwen ontstonden was het Schapenatjesduin bij Kijkduin. Een vochtige plaats bij dat duin geldt nu als bron van de Haagse Beek. Het duin is waarschijnlijk in de elfde of twaalfde eeuw ontstaan. Bij de vochtige plaats ontstond een natuurlijke beek, die vanaf het duin omlaag stroomde naar het midden van Segbroek. Verder kon deze beek niet stromen, want bij het andere eind van Segbroek (bij Zorgvliet) liep het terrein omhoog. Als hier een beek lag, dan stroomde hij van boven (Zorgvliet) naar beneden (het midden van Segbroek).Toen men de Haagse Beek ging graven, moest die steeds dieper worden gegraven, zodat het water naar de Haagse binnenstad bleef stromen.
Het is niet bekend wanneer dit is gebeurd. De Beek wordt volgens Pabon het eerst genoemd in de tweede helft van de veertiende eeuw als er verbeteringen worden aangebracht aan de Beek. Uit deze tijd zijn ook geen kaarten die informatie kunnen geven. De oudste kaart met de Beek stamt uit 16115. Daarna is de Beek te zien op een klein aantal kaarten uit de zeventiende en achttiende eeuw. De ligging van de Beek is op deze kaarten in grote lijnen hetzelfde, maar op twee kaarten wijkt deze een vreemde manier af. Waarschijnlijk maakte de eerste maker een fout en nam de tweede maker die klakkeloos over. Op de andere kaarten ligt de Beek in het midden van Segbroek, op ongeveer dezelfde plaats als nu. Waarschijnlijk lag de Beek hier altijd en is er aan het traject nooit veel veranderd. Voor details zie bij noot 66.
Zoals later zal blijken was het graven van de Haagse Beek een ambitieus plan. Het is niet bekend of de Beek in de begintijd goed functioneerde, maar later waren er vaak problemen met de doorstroming. In Segbroek was de Beek vaak gestremd in de buurt van Zorgvliet. Daar klaagde men vaak over te weinig water, maar in het lagere deel bij Kijkduin klaagde men juist over onder water gelopen land. Het lukte soms om de doorstroming van de Beek tijdelijk te verbeteren, maar de klachten kwamen bijna altijd terug. De Beek liep steeds weer vol met zand en daar was blijkbaar geen afdoende oplossing voor te bedenken. In de veertiende eeuw worstelde men al met de doorstroming van de Beek en in latere eeuwen was dat niet anders. Uit de vijftiende en zestiende eeuw vond ik hier overigens geen informatie, maar in de zeventiende eeuw leverde de Beek te weinig water voor de Hofvijver.
Op deze kaart zijn de twee 'Haagse' strandwallen duidelijk te zien. De strandwal waar de binnenstad van Den Haag op werd gebouwd is aangegeven met 'od'. De strandwal waar de Laan van Meerdervoort op lag is aangegeven met 'lvm'. Deze strandwallen zijn duizenden jaren geleden ontstaan, in de prehistorie. Met 'zd' zijn de zeeduinen aangegeven, die pas in de Middeleeuwen zijn ontstaan. Met 'B' in blauw is de Haagse Beek aangegeven.
Het water in de vijver stond te laag en in 1620 vroeg prins Maurits, de stadhouder, het waterpeil te verhogen. Deze keer probeerde men niet de doorstroming in Segbroek te verbeteren. Men besloot dichter bij Den Haag extra water in de Beek te pompen. In het huidige Willemspark werd een windmolen gebouwd, die extra water in de Beek moest overslaan. Het water kwam door een sloot uit de Noord Buitensingel (Hogewal en Mauritskade) en ging door een smallere sloot naar de Beek. De molen verhoogde het waterpeil in de Hofvijver, maar deed niets aan de problemen in Segbroek. Daar klaagden de boeren dat de Beek hun land zelfs in de zomer nog onder water zette. Rond 1642 probeerde men de bedding te verbreden en uit te diepen, maar het resultaat was niet voldoende. Men was blijkbaar niet meer in staat de Beek zo te verbeteren dat overtollig water uit Segbroek weg kon lopen. Het is natuurlijk de vraag of men daar nog veel moeite voor deed. Sinds 1620 kreeg de Beek bij de Zeestraat extra water toegevoerd en dat was misschien al voldoende voor de Hofvijver en de grachten.
Vreemd genoeg was de eigenaar van landgoed Zorgvliet in deze tijd juist tevreden over de Beek. De eigenaar was raadpensionaris en dichter Jacob Cats. Cats had in 1643 Zorgvliet gekocht en hij liet naast het huis nieuwe tuinen aanleggen. In een van zijn gedichten suggereerde Cats dat de Beek voor zijn tuinen een overvloedige bron van water was. Als dit waar was, dan is het vreemd dat men in 1642 probeerde de Beek te verbreden en uit te graven. In 1650 stelden de boeren in Segbroek zelfs voor de Beek te negeren en voor de afwatering van Segbroek een nieuwe sloot te graven naar de (nieuwe) Loosduinsevaart. Omdat over deze sloot verder niets bekend is, ging dit plan waarschijnlijk niet door. In 1662 zette het Hoogheemraadschap Delfland vierentwintig aannemers aan het werk bij verschillende delen van de Beek. Naast het gebruikelijke graafwerk maakten zij bij Zorgvliet ook enkele bochten minder scherp.
In hoeverre dit tijdelijk hielp is niet bekend, maar in de achttiende eeuw kwamen de problemen weer terug. De informatie is schaars, maar het is duidelijk dat de Beek niet goed doorliep. Volgens een notitie uit 1774 stond de Beek bij Zorgvliet al vroeg in de zomer droog. Dat werd geweten aan de geringe breedte en aan het feit dat veel duinen waren afgegraven. Eigenaren van duingebied lieten hun duinen “afzanden” om het zand te verkopen. Dit werd per schuit afgevoerd en gebruikt bij bouwprojecten op andere plaatsen. Na het afgraven liep het duinwater niet meer naar de Haagse Beek, maar in de richting van Den Haag, naar de buitengracht. Het liep in de buitensingels, vermoedelijk ergens bij de Hoge Wal. Ook in de achttiende eeuw loste men de problemen niet op.
In het begin van de negentiende eeuw belemmerde de eigenaar van Zorgvliet de Beek met schotten die het water tegenhielden. De tuinen van de eigenaar, de toekomstige koning Willem II, profiteerden ervan, maar in Segbroek liep het land weer onder. Over de Hofvijver werd niet gerept, dus die kreeg het meeste water vermoedelijk niet uit Segbroek, maar uit de Noord Buitensingel. Het waterschap gaf opdracht de blokkades op te heffen, maar dat verbeterde de situatie nauwelijks.
De Beek was ook niet in staat de nieuwste problemen in de Haagse binnenstad op te lossen. Den Haag kreeg steeds meer last van vervuild water in de grachten en de Hofvijver. Deze wateren raakte vervuild en de Beek was niet in staat ze periodiek schoon te spoelen. De windmolen in het Willemspark kon het tekort aan water niet meer voldoende aanvullen. De oplossing vond men bij de duinafzanding. Voor de schuiten die het zand afvoerden waren namelijk kanalen gegraven vanaf de Loosduinsevaart. Bij het eindpunt van een van die kanalen, het water in de Valkenboskade, legde men een stoomgemaal aan. Dit pompte het water door een sloot langs de Hanenburglaan naar de Haagse Beek. De eigenaar van de grond, Koning Willem II, werkte hier graag aan mee. Stoomgemaal Hanenburg werd gebouwd in de jaren 1845-1847. Het gemaal maakte de Beekmolen bij de Zeestraat overbodig, maar hield ook het lagere deel van Segbroek droog7.
Samengevat kun je zeggen dat de Beek in Segbroek waarschijnlijk in de elfde of twaalfde eeuw is ontstaan als natuurlijke beek en dat hij rond 1350 is gegraven als kanaal dat water naar het Binnenhof moest brengen.
De Haagse Beek (bovenin) liep midden door Segbroek (kaart Haags Gemeentearchief, kaart van Berends, 1670, signatuurnummer z.gr.0590)
Aan de noordoostkant werd duinvallei Segbroek afgesloten door twee rijen duinen. Hier kwamen de zeeduinen en het oude duin samen. Op het uitgestrekte oude duin lagen verschillende boerderijen, die vaak later werden bekend werden als landhuis. In 1643 kocht raadpensionarisJacob Cats een van die boerderijen met het bijbehorende land. Hij wilde de zorgen van de stad “ontvlieden” (ontvluchten) en verruilde zijn grote stadshuis Kneuterdijk 20 voor een woning buiten de stad. Hij noemde zijn nieuwe landgoed met het bijbehorende landhuis (Catshuis) toepasselijk "Zorgvliet". De raadpensionaris was de eerste eigenaar van Zorgvliet en ook een van de bekendste. Andere bekende eigenaren waren leden van de familie Bentinck. In de negentiende eeuw was Zorgvliet eigendom van koning Willem II en diens erfgenamen. Die verkochten het weer aan de Haagse bouwmagnaat Goekoop.
Bij de aanleg van de tuinen kwam de Beek volgens Jacob Cats goed van pas. Volgens de dichter diende de bagger uit de Beek als mest en werd het water uit de Beek gebruikt voor de irrigatie van de jonge plantjes. Volgens Cats gaf de Beek toen voldoende water, maar zoals hierboven al geschreven waren er in deze tijd ook problemen met de watertoevoer naar Zorgvliet.
Die problemen speelden in de zeventiende eeuw en in de achttiende en negentiende eeuw en werden pas toen definitief opgelost. De doorstroming van de Beek door Zorgvliet kan nooit erg uitbundig zijn geweest, omdat het landgoed zoveel hoger ligt dan het lager gelegen gebied van Kijkduin. Als de Beek van Kijkduin door Zorgvliet moest stromen, dan moest de Beek hier steeds lager liggen. Hij moest dus steeds dieper in het land zijn ingegraven. Op de kaart uit 1611 is te zien dat de Beek toen al dwars door Zorgvliet ging en daarvoor zelfs een omweg maakte. De Beek moest blijkbaar toen al zorgen voor irrigatie van het land. Net als nu liep hij om het Catshuis en maakt daarna een scherpe bocht in de richting van de Haagse binnenstad. Het tracé lijkt na 1611 nauwelijks veranderd te zijn. De Beek is vermoedelijk rond het midden van de veertiende eeuw (1350) gegraven, in aansluiting op het stuk Beek in Segbroek8.
De Beek door Zorgvliet
Na Zorgvliet loopt de Beek tegenwoordig over het terrein van het Vredespaleis en gaat daarna door de wijken Archipelbuurt en Willemspark. Het gebied van deze wijken lag vroeger buiten de stad. Tot in de negentiende eeuw kwam de bebouwing van Den Haag aan deze kant nauwelijks verder dan de Noord Buitensingel (Mauritskade-Hoge Wal). Langs de Zeestraat stonden nog enkele gebouwen, maar verder was het hier landelijk. Er stonden molens en op een oude prent zie je hier een schaapherder met schapen lopen.
Hoe de Beek hier liep is voor het eerst te zien op oude kaarten uit 1611 en 1620. De Beek ging aan de zuidkant van Zorgvliet door een heul (onderdoorgang) onder het zandpad naar Scheveningen. Dit zandpad is tegenwoordige de Scheveningseweg. Hierna liep de Beek naar het oosten, vermoedelijk op enige afstand ten zuiden van de huidige Burgemeester Patijnlaan. Volgens P.J. van Breemen liep de Beek tot 1664 eerst langs de (huidige) Timorstraat naar de route langs de Burgemeester Patijnlaan.
Even na het huidige Alexanderveld, maakte de Beek een bocht naar rechts en liep langs de Alexanderstraat naar het zuiden. Na ongeveer 350 meter maakte de Beek (bij de Sophialaan) een bocht naar rechts en liep richting Zeestraat. Bij de Zeestraat ging de Beek met een bocht naar links, naar de binnenstad. Voor de vreemde omweg die de Beek hier door het Willemspark maakte, had onderzoeker P.J. van Breemen een verklaring. Volgens hem volgde de Beek in het begin een andere bron. Deze theorie wordt hieronder beschreven in de paragraaf over het Noordeinde.
Een heul
De scherpe, haakse bochten in het gebied van het Willemspark waren slecht voor de doorstroming en in 1664 besloot men die af te snijden. De Beek ging hierna niet meer door de landerijen van het Willemspark, maar van de Scheveningseweg langs de huidige Javastraat naar de Zeestraat. Het zandpad naar Scheveningen werd in deze tijd verbeterd tot straatweg, de beroemde Zeestraat van Huygens. Het was een kaarsrechte, met stenen verharde weg, waar toeristen in brieven naar huis enthousiast over schreven. Je moest wel tol betalen bij het nu nog bestaande tolhuis. Tegenwoordig loopt de Beek na het Vredespaleis door een ondergrondse leiding langs de Scheveningseweg, de Javastraat en de Zeestraat. In de Javastraat lag lange tijd nog een zijtak van de Beek. Die liep tot de Nassaulaan en via de Nassaulaan naar de Noord Buitensingel9.
De Scheveningseweg. Rechts liep de Haagse Beek.
(ansichtkaart Lud Fischer)
In de Zeestraat passeerde de Beek de Noordmolen. Uit het bestaan van een Noordmolenseweg in 1458 blijkt er toen een molen met die naam in de buurt stond. In archieven komt de Noordmolen alleen voor als windmolen, maar sommige mensen denken dat de molen nog langer geleden een watermolen is geweest. De Beek zou dan voldoende doorstroming moeten hebben gehad om de korenmolen in beweging te brengen.
In 1620 werd hier dichtbij de ‘Beekmolen’ gebouwd. Deze windmolen kwam op de plek waar nu Sophialaan en Plein 1813 samenkomen. De molen moest water uit een sloot van de Noord Buitensingel (Mauritskade) naar de Beek pompen. De molen moest het waterpeil van de Hofvijver verhogen en slaagde daarin, maar hij verhielp niet de andere problemen met de Beek. De Beek raakte vervuild en de problemen hierdoor worden beschreven op de vervolgpagina10.
Tot 1613 liep de Beek rechtstreeks naar het Noordeinde, maar in de jaren 1613 of 1614 werden de Zeestraat en het Noordeinde gescheiden door de Noord Buitensingel (Mauritskade). Deze singel was de noordelijke gracht die Den Haag moest beschermen tegen een verrassingsaanval. Den Haag had geen stadsmuren want het was officieel geen stad, maar omdat de Tachtigjarige Oorlog woedde, moest een grachtengordel de “stad” beschermen tegen een verrassingsaanval. De Beek ging met een duiker onder de singel door.
Mensen die de kaart van 1611 van kaartenmaker Balthasars goed bestuderen kunnen denken dat de Beek niet naar het Noordeinde ging, maar rechtsaf naar het Kleine Veentje (Zeeheldenkwartier). De naam ‘Beeck’ staat daar bij een sloot die na de Zeestraat rechtsaf ging en ongeveer langs de huidige Elandstraat liep. Bij de Beeklaan ging deze “Beeck” linksaf en liep door tot de Hoefkade. Gemeentesecretaris G.B. Emants schreef in 1861 dat de Beek vroeger deze route heeft gehad en meer mensen schreven dit van hem over. In 1939 schreef P.J. van Breemen dat Balthasars zich had vergist. Hij had de naam ‘Beeck’ geplaatst bij een gewone sloot. De echte Beek liep rechtdoor naar het Noordeinde. Van Breemen had natuurlijk gelijk, want de Beek liep in 1498 zeker door de binnenstad en in1611 niet naar de Beeklaan11.
Voor het vervolg, zie Haagse Beek, deel 2
Deze geschiedenis van de Haagse Beek is voornamelijk gebaseerd op onderzoek in literatuur en de daarin vermelde archiefbronnen.
Definitieve versie, 30 september 2012
P.J. van Breemen, ‘Grenswateringen in het Noordveen en in het Benoordenhout, het Claas Robbrechtszoonsland en de veenpacht van den Heer van Wassenaar’, Jaarboek Die Haghe, 1939, 208-277.
P.J. van Breemen, Over des burggraven huur te Scheveningen en het buitengoed Zorgvliet, Jaarboek Die Haghe 1944, p. 34-97.
P.J. van Breemen, De Heer Leyden en de topografie van Den Haag P.J. van Breemen, De Heer Leyden en de topografie van Den Haag, Jaarboek Die Haghe, 1947, 38-175.
G.G. Calkoen, 'De wording en ontwikkeling van het "Hof in Die Haghe" gedurende de middeleeuwen', Die Haghe, Bijdragen en Mededeelingen, 's-Gravenhage 1901, pp. 8-68.
Maarten van Doorn, Jaap Mennema, De Haagse Beek, Den Haag 1992.
A. Carmiggelt, E.J. van Ginkel, De archeologie van Den Haag. Deel 3: de middeleeuwen, Den Haag, 1993.
H.E. van Gelder, 'Haagse Cohieren', Jaarboek Die Haghe 1913, pp 9-67.
Mr. J.E.J. Geselschap, Inventaris van het archief van de Ambachtsbewaarder van Segbroek, 1650-1935.
S. Groenveld, W.E. Penning, C.J.J. Stal, Historische plattegronden van Nederlandse steden, dl. 10, Den Haag, Lisse 2007.
Mr. J.K. van der Haagen, Het Plein, Huygens en Frederik Hendrik, Die Haghe 1928, 6-ev.
Anne de Hingh en Evert van Ginkel, De archeologie van Den Haag, Utrecht, 2009.
C.P. Pous Koolhaas, Middelen tot verbetering van den gezondheidstoestand in steden en meer bijzonder in ’s-Gravenhage, ’s-Gravenhage 1862.
T. Koopstra, De Vogelwijk - van wildernis en polder tot Woonwijk, in: Jaarboek Vereniging 'Die Haghe', 1968, p.105-152.
F.J. Moet, Beschouwingen omtrent het verbeteren van de watertoestand van 's-Gravenhage, 's-Gravenhage 1859.
Jan van den Noort, De hand in eigen boezem: waterkwaliteit in het Hoogheemraadschap van Delfland 1888-2003, Delft, 2003.
Elisabeth de Nooijer, Ada Wille, De Haagse Beek, blik in verleden, op heden en in toekomst, Wageningen, 1989.
N.J. Pabon, De Hofboeken van ’s Gravenhage, 1458-1561.
N.J. Pabon: Die Haghe als ambacht, parochie en waterschap tot het einde der 16e eeuw, in: Die Haghe. Jaarboek 1924, ‘s-Gravenhage 1924, p 71 ev.
C. Redelykheid, Project om in ’s-Gravenhage de stand der grachten te prevenieeren, ’s-Gravenhage 1773.
J.G. Smit (eindred) Den Haag. Geschiedenis van de stad, Zwolle, deel I, 2004.
Kees Stal, 'Een parel aan de kroon van 's-Gravenhage : Zorgvliet, de geschiedenis van landgoed en villawijk' , Den Haag 2002.
L.F.Teixeira de Mattos, De waterkeeringen, waterschappen en polders van Zuid-Holland, 10 dln, 1906-1961.
R. Vijfvinkel, K.P. Companje, W.J. de Geus, M.M. Hegener, ’s-Haags werken en werkers. 350 jaar Gemeentewerken (1636-1986), ’s-Gravenhage 1986.
z.n., Haagambacht, Mededeelingen van de vereeniging ter beoefening der geschiedenis van ’s-Gravenhage, ’s-Gravenhage, 1861.
1. Van Doorn en Mennema, 9, 53.
2. Pabon, Hofboeken, XXI. Zelf onderzoek doen in de grafelijke rekeningen kost vele maanden werk.
3. Koopstra 108-111, Geselschap, inleiding. Geselschap vermeldt dat de noordoostelijke uitloper van de Segbroekvallei, bij Zorgvliet, niet hoorde bij de Segbroekpolder, maar bij het Kleine Veentje (nu Zeeheldenkwartier en omgeving. Volgens archivaris Geselschap week Segbroek van andere polders af omdat er geen water moest worden weggemalen, maar juist worden ingepompt omdat er te weinig water was.
4. Van Gelder, 'Haagse Cohieren', 66, Koopstra 117-119; vermoedelijk waren dit de eerste boeren; Koopstra vermeldt in zijn uitputtende geschiedenis van de Vogelwijk geen eerdere bewoners of gebruikers van Segbroek; Jacob Cats beschermde zijn in 1643 gekochte en naast Segbroek gelegen landgoed Zorgvliet door een dijk en rijen bomen.
5. Over de oorsprong van de Beek: Van Doorn en Mennema 12; Over de kaart van 1611: er zijn misschien oudere kaarten dan deze; Op internet vond ik een kaart uit 1606 maar die is minder gedetailleerd; Over de loop van de Haagse Beek: Volgens De Nooijer en Wille liep de Beek in Segbroek eerst in omgekeerde richting en mondde eerst uit in zee. Deze opening door zand werd opgevuld. Dat moet in de elfde eeuw zijn gebeurd. Toen deze uitmonding van de Beek was gestremd, zou de stroomrichting van de Beek zijn veranderd. De Beek stroomde toen van Kijkduin naar Zorgvliet; Over de wateroverlast: Van Doorn en Mennema 30-35; Over de Beek in de tweede helft van de veertiende eeuw: Volgens N.J. Pabon werden in de tweede helft van de veertiende eeuw herhaaldelijk uitgaven werden gedaan om de watertoevoer van de Beek uit Segbroek te verbeteren, bron: Pabon, Hofboeken, XXI; Zie verder: Koopstra 107, Teixeira de Mattos (deel II, p. 165) vond het jaar 1562 in een historisch overzicht over de Beek in het Oud Archief van Delfland, inv. nr. A. 98.
6. De oorsprong van de Beek staat vermeld bij Van Doorn en Mennema;
De kaarten zijn uit 1611, 1650, 1670, 1680, 1717 en 1750. De kaart van 1680 verschilt niet of nauwelijks van die van 1611 en zal daarvan een nieuwe versie zijn. De kaarten van 1670 en 1711 lijken op elkaar en die van 1750 is een nieuwe versie van de kaart van 1717. De kaart van 1650 is een eenvoudiger kaart waarop de situatie nog het meest lijkt op de kaart van 1717. De kaarten van 1611 en 1680 geven te weinig details in Segbroek om ze te vergelijken met deze andere kaarten. Het is niet helemaal goed te zien waar de Beek in 1611 ligt. De Beek komt dan uit in het Segmeer, maar dat meer is op deze kaart veel groter dan in 1717. Als je dit meer op de kaart van 1616 wegdenkt, dan ligt de Beek op deze kaart ongeveer op dezelfde plek als op de kaart van 1717. Op de kaart van 1680 is de naam Beek ingetekend bij een beek die vlak langs de zeeduinen loopt. Dit is een (andere) fout van de maker die het Segmeer waarschijnlijk te groot heeft ingetekend. Links naar enkele kaarten (september 2012):
7. Koopstra 111-112, Teixeira de Mattos 166, Van Doorn en Mennema 26. Klachten over wateroverlast door de Beek worden althans in literatuur niet genoemd. Volgens het Jaarboek Die Haghe 1898, p.128 was de aanleg van het stoomgemaal al in 1845-1846 gebeurd. Notitie uit 1774 bij Gemeentearchief Den Haag, Handschrift Hs 129; water stroomt naar de buitengrachten van Den Haag uit: Vijfvinkel 54-57; Minder water in de Beek door afzanding van de duinen: Redelykheid, 12; over het graven van zandvaarten vanaf de Loosduinsevaart schrijft Van Breemen (1950) op pp. 55-56.
8. Dat de Beek rond 1350 kan zijn gegraven is gebaseerd op vermeldingen die Pabon vond over de verbeteringen van de Beek in de tweede helft van de veertiende eeuw. Het kan natuurlijk zijn dat de Beek voor die tijd ook is verbeterd, maar dat daarover in archieven nog niets is gevonden, of dat de archieven uit deze tijd ontbreken. Bronnen: Koopstra 107, Stal 21-22, Van Breemen, kaartje tussen pp 92 en 93; Pabon vermeld helaas geen jaren en vindplaatsen van wat hij vond, bron: Pabon, Hofboeken, XXI.
9. Van Doorn en Mennema 14, 22-23, De Wit 13, P.J. van Breemen, De Heer Leyden, 70; de straatweg werd op 5 december 1665 in gebruik genomen; Volgens De Wit sloeg de Beek eerder rechtsaf en liep langs de Alexanderstraat tot Plein 1813; kaart 1620: Gemeentearchief Den Haag, kaart gr.1056; zijtak Beek langs Javastraat staat vermeld op kaart in Verslag van Bouw- en Woningtoezicht uit 1917; Pous Koolhaas, p. 60 schrijft over een verlegging van de loop van de Beek in 1724, maar hij vermeldt geen bronnen.
10. Vijfvinkel 157-158, Pabon, Hofboeken 218.
11. Emants schreef in 1861 in zijn artikel ‘Haagambacht’ dat de oude loop van de Haagse Beek eerst langs de Elandstraat ging. In 1939 schreef Van Breemen dat Balthasars een fout had gemaakt. Het water langs de Elandstraat was niet de Haagse Beek. Dit was een andere sloot, die later min of meer is vergraven tot Noord Buitensingel; De kaart van Jacob van Deventer uit 1560 laat de Beek naar de Elandstraat niet zien. Het was volgens hem dus geen belangrijke sloot; bronnen: P.J. van Breemen, ‘Grenswateringen’, Jaarboek Die Haghe 1939, 216-217; Jaarboek Die Haghe 1943, 39, ‘Haagambacht’, 27-28, Groenveld, Penning, Stal,17.
© Voor niet-commercieel gebruik mogen teksten worden overgenomen met bronvermelding of een link naar deze pagina.
Dit geldt ook voor afbeeldingen zonder bronvermelding. Voor gebruik van de andere afbeeldingen moet u zich wenden tot de eronder vermelde eigenaar.
Suggesties voor verbeteringen zijn altijd welkom. Reacties.
Deze pagina is cookie-vrij.