Dit verhaal is nog in bewerking.
Het Huis ten Bosch is een van de bekendste paleizen van Nederland en misschien ook wel het mooiste. Het werd in de zeventiende eeuw gebouwd als buitenhuis voor stadhouder Frederik Hendrik en diens vrouw Amalia van Solms. Het paleis had toen nog geen zijvleugels en bestond dus alleen uit het huidige hoofdgebouw. Dat grote buitenhuis bestond uit een grote zaal en enkele vertrekken daar omheen. Het buitenhuis werd Oranjezaal genoemd en kreeg pas later de naam Huis ten Bosch. Vanaf die tijd werd de naam Oranjezaal gebruikt voor de grote zaal van het paleis. Om verwarring te voorkomen gebruik ik in dit stuk de naam Oranjezaal alleen voor de zaal en Huis ten Bosch voor het gebouw.
Paleis Huis ten Bosch aan de achterkant, 2010.
Het buitenhuis werd gebouwd voor Frederik Hendrik en Amalia van Solms. Frederik Hendrik was de zoon van Willem van Oranje en diens laatste vrouw Louise de Coligny. Willem van Oranje was de leider van de Opstand in ons land tegen koning Filips II, de vorst. Toen Oranje in 1584 werd vermoord was Frederik Hendrik nog maar enkele maanden oud. Het prinsje werd opgevoed door zijn (Franse) moeder. Men hield er bij zijn opvoeding rekening mee dat hij later de positie van stadhouder zou vervullen. Die had zijn veel oudere halfbroer Maurits gekregen. Als die overleed zou Frederik Hendrik hem opvolgen.
Louise de Coligny, Frederik Hendriks moeder, was afkomstig uit Frankrijk. Haar vader was admiraal en leider van de Franse protestanten (de Hugenoten). Die vormden in die tijd een belangrijke groep in Frankrijk. Het aantal katholieken in Frankrijk was groter dan het aantal protestanten, maar het aantal protestanten met een invloedrijke positie was groter. Een van hen was de Franse koning Henry (Hendrik IV). Hij was protestant, maar toen hij koning wilde worden was een van de eisen dat hij katholiek zou worden.
In ons land waren de protestanten in opstand gekomen tegen de katholieken en in ons land werden katholieken gewantrouwd. Veel mensen wantrouwden de Fransen, hoewel Frankrijk ons om politieke redenen steunde in de strijd tegen de katholieken. Na de moord op haar man bleef Louise de Coligny in Delft wonen, maar vanwege de anti-Franse stemming daar, verhuisde ze naar Middelburg. Ze reisde zo vaak als kon naar Frankrijk. Ze kende de Franse koning en andere aanzienlijke families en logeerde aan het hof. Frederik Hendrik kwam in zijn jeugd dus langdurig in aanraking met het Franse hof.
Frederik Hendrik op een prent van G. Honthorst uit 1640 (Gemeentearchief Den Haag, signatuur kl. B 5090).
Na een langdurig verblijf in Frankrijk keerden Louise en haar zoon in januari 1599 terug naar Den Haag. Louise de Coligny ging wonen in het latere paleis Noordeinde en Frederik Hendrik ging studeren in Leiden.
Prins Maurits had wel vriendinnen, maar trouwde nooit. Hij had geen wettelijk erkende kinderen die de Oranjedynastie voort konden zetten en hij oefende zware druk uit op zijn halfbroer Frederik Hendrik. Die moest trouwen en voor een erfopvolger zorgen. Frederik Hendrik zwichtte uiteindelijk en trouwde met de Duitse Amalia, gravin van Solms-Braunfels. De gravin kwam niet uit een aantrekkelijke rijke familie, maar het was wel een vooraanstaande protestantse familie. Haar grootvader was lid geweest van de Wetterauer Grafenverein. Duitsland was verdeeld in een heleboel staatjes en de voornaamste politieke scheidslijn was de godsdienst. De vorst koos welke godsdienst in zijn staatje de officiële was. De meeste vorsten waren katholiek of luthers, maar de Wetterauer graven vormden een kleine minderheid. Zij waren calvinistisch, net als de Nederlanders, en dat schiep een band. Daar kwam bij dat Amalia ook nog een verre verwant was van de Oranjes. Haar vader, de graaf van Solms was hofmeester (Groszhofmeister) van keurvorst Frederik V.
Amalia van Solms werd geboren in Braunfels aan de Lahn in de Palts (Duitsland). Haar vader werkte in Heidelberg in een hoge functie bij Frederik V, de keurvorst van de Palts. De Palts was een kleine, maar belangrijke staat in het Duitse rijk. Duitsland bestond uit meerdere staten die werden geregeerd door vorsten, die fanatiek protestants of fanatiek katholiek waren. Frederik V was de belangrijkste protestantse vorst in Duitsland. Hij had de belangrijke positie van keurvorst. Hij mocht met de andere keurvorsten de keizer kiezen.
De universiteit van Heidelberg had een goede naam. Hij was protestants en veel bekende Nederlanders studeerden daar. Frederik V werd later door katholieken spottend Winterkoning genoemd. Hij werd verkozen om koning van Bohemen te worden, maar volgens de katholieke propaganda zou hij deze positie slechts één winter volhouden. Frederik V werd verjaagd door de legers van de katholieken, maar hij hield het twee winters vol.
Met de oorlog in Bohemen begon een dertigjarige oorlog die in Duitsland voor een ongekend aantal slachtoffers zou zorgen. Amalia van Solms maakte het begin van die godsdienstoorlog (de Dertigjarige Oorlog) van dichtbij mee. Zij was hofdame van de keurvorstin, Elizabeth Stuart. Elizabeth ging met haar man Frederik V mee naar Praag om het koningschap van Bohemen te aanvaarden. Men wist toen al dat dit een hachelijk avontuur zou worden.
Amalia van Solms met haar kinderen Louïse Henriëtte en Willem II (Wilhelmus Akersloot Harlems Batavus, 1628, Gemeentearchief Den Haag, signatuur kl. B 5097).
Toen de protestantse legers verslagen waren, vluchtte het koninklijk paar naar Nederland. Frederik V was verwant aan de stadhouder, prins Maurits en diens opvolger Frederik Hendrik. De families bezochten elkaar vaak en bij een van die bezoeken leerde Frederik Hendrik Amalia van Solms kennen. Zij was verre familie, want haar grootmoeder was een zuster van Willem van Oranje1. Amalia werd uitgehuwelijkt door Frederik V en diens vrouw en vlak naast hun huis op de Kneuterdijk vond de inzegening plaats in de Kloosterkerk. Op 31 maart 1625 trouwde het paar in de Kloosterkerk in Den Haag. Het huwelijk vierden ze in het huis waarin de ex-koning en koningin van Bohemen op de Kneuterdijk mochten wonen2.
Toen Maurits in 1625 overleed volgde Frederik Hendrik hem op als stadhouder. Maurits was een machtig man geworden, maar Frederik Hendrik wist de invloed van het stadhouderschap verder uit te breiden. Hij wist in ons land ook de gespannen verhoudingen te verbeteren die onder Maurits flink waren opgelopen.
De Oranjes waren als stadhouder geen vorst, maar stonden in dienst van de regering. Maar ze hadden wel vorstelijke allures en ze probeerden hun positie en aanzien te vergroten. Dat was te zien aan de mooie paleizen die Frederik Hendrik liet bouwen en zijn bijna vorstelijke hofhouding. Nu waren de Oranjes wel vorst, maar dat waren ze in een ander land. Ze bezaten de titel Prins van Oranje en deze hoge adellijke titel gaf hen bijna koninklijke waardigheid. Frederik Hendrik stond rond 1644 op het hoogtepunt van zijn macht, maar toen ging zijn gezondheid achteruit. Hij had jicht en leed vermoedelijk aan de ziekte van Alzheimer. Hij overleed op 14 maart 1647 in Den Haag. Zijn vrouw Amalia van Solms overleefde hem ruim 23 jaar.
Amalia van Solms en Frederik Hendrik hadden een gelukkig huwelijk. Vorsten en hoge edelen hadden vaak een maîtresse, maar Frederik Hendrik schijnt Amalia trouw te zijn gebleven. In de zomermaanden was hij van huis omdat hij met het leger op veldtocht was. Hij hield met brieven contact met zijn vrouw. Ook Amalia nam haar rol als echtgenote serieus. Als haar man niet thuis was, hield zij de dynastieke belangen van de Oranjes in de gaten3.
Frederik Hendrik versterkte zijn politieke positie in ons land door zijn successen als legeraanvoerder. Daarnaast zochten hij en zijn vrouw goede huwelijkspartners voor hun kinderen. Hun oudste zoon (Willem II) trouwde boven zijn stand met een Engelse prinses.. De rijkdom van de Oranjes zou in Londen de doorslag hebben gegeven. Dochter Louise Henriette moest tegen haar zin trouwen met de keurvorst van Brandenburg, Frederik Willem van Brandenburg. Louise wilde met een andere edelman trouwen, maar bij Amalia ging het belang van de familie boven de verliefdheid van haar dochter. Dit huwelijk kreeg een niet voorzien gevolg. De achterkleinkinderen van Louise Henriette zouden koning van Pruisen worden en via haar zou een van hen door een erfenis eigenaar worden van de Haagse paleizen van de Oranjes.
Het stadhouderlijk hof van Frederik Hendrik was internationaal georiënteerd. Hijzelf en de mensen om hem heen waren geïnteresseerd in de nieuwste buitenlandse ontwikkelingen op onder andere het gebied van kunst. Ze hadden ook contact met kunstenaars uit de Zuidelijke Nederlanden, het gebied of land waar ons land net tachtig jaar mee in burgeroorlog was. Een groot deel van de standbeelden, schilderijen en exotische planten in zijn stadhouderlijke tuinen kwamen uit de Zuidelijke Nederlanden. De stadhouder en de mensen om hem heen lazen de nieuwste architectuurboeken uit Frankrijk en Italië. Huygens was secretaris van de stadhouder, maar ook zijn artistieke adviseur4.
Frederik Hendrik had grote belangstelling voor de bouwkunst en bemoeide zich graag met de bouw van zijn paleizen. In de periodes dat hij met zijn moeder in Frankrijk had gewoond, had hij zich kunnen vergapen aan de pracht en praal van het rijke Franse hofleven. In Parijs zag hij dat daar op veel grotere schaal werd gebouwd en in een veel modernere bouwstijl. Ons land had geen rijke vorst en bij rijke Nederlanders was het niet zo de gewoonte om uitgebreid te laten zien hoe rijk je was. En binnen de ommuurde Hollandse steden was er überhaupt weinig ruimte om groots te bouwen. Alleen in het niet-ommuurde “dorp” Den Haag was ruimte over om wijds te bouwen. Den Haag heeft aan Frederik Hendrik het eerste monumentale Plein van Nederland te danken. Inspiratie voor zo’n groots plein deed Frederik Hendrik op in Parijs. In het buitenland vond Frederik Hendrik ook inspiratie voor het ontwerp van zijn paleizen. Landen die de toon aangaven waren Frankrijk en Italië. Hij las ook veel over architectuur en hij kreeg hierover advies van zijn evenzeer belezen secretaris Constantijn Huygens en van zijn architecten Simon de la Vallée, Jacob van Campen en Pieter Post.
Constantijn Huygens had al ervaring met twee grote bouwprojecten op het (zie Plein) in Den Haag. In de zuidwest hoek van het plein (bij de Lange Poten) had hij voor zichzelf een mooi huis laten bouwen. In een andere hoek had Johan Maurits van Nassau een huis laten bouwen in dezelfde stijl, het huidige Mauritshuis. Ook Johan Maurits was geïnteresseerd in architectuur. Ook deze graaf was vaak aanwezig bij besprekingen over Frederik Hendriks en Amalias nieuwe buitenhuis in het Haagse Bos.
Huygens en Johan Maurits golden als kenners van de architectuur. Zij kenden de Italiaanse architectuurtractaten, de boeken met voorschriften over hoe je een gebouw moest ontwerpen in de klassieke stijl. Dat was de bouwstijl van de Grieken en Romeinen. In de tractaten stonden veel afbeeldingen van mooie classicistische ontwerpen. Het oudst bekende tractaat is een boek van Romeinse generaal Vitruvius. Sinds de 15de eeuw verschenen er nieuwe tractaten die werden geschreven door Italiaanse architecten die toen leefden5.
Frederik Hendrik volgde in 1625 prins Maurits op als stadhouder en ging toen (met Amalia) wonen in het Stadhouderlijk kwartier op het Binnenhof. Prins Maurits was de eerste stadhouder die ging wonen in het vernieuwde complex in de hoek van het Buitenhof en de Hofvijver. Frederik Hendrik liet hier tussen 1632 en 1634 opnieuw verbouwen en liet het Stadhouderlijk Kwartier uitbreiden naar de kant van de Stadhouderspoort. Onder latere stadhouders verschoven de woonvertrekken steeds meer in de richting van de Lange Poten.
Het Stadhouderlijke Kwartier was eigenlijk het eerste paleis van de Oranjestadhouders al was het dan geen apart gebouw. Het was evenmin erg prestigieus. Voor mooie paleizen moest Frederik Hendrik overgaan tot nieuwbouw buiten het centrum van Den Haag. In 1621 begon de bouw van een eerste buitenverblijf in de buurt, het paleis Honselaarsdijk. Tien jaar later liet hij bij Rijswijk een tweede zomerverblijf bouwen, het Huis ter Nieuburgh. En op het Noordeinde bezat Frederik Hendrik nog een groot patriciërshuis dat hij liet verbouwen tot paleis. Dit werd gebruikt door zijn moeder (Louise de Coligny) en door hoge gasten. Het werd op een gegeven moment bekend als het Oude Hof en we kennen het tegenwoordig als Paleis Noordeinde.
Deel van het Haagse Bos dat de regering afstond voor het zomerverblijf van Amalia. Te zien zijn de sloten die voor ontwatering zorgden, de omringende duintjes, de ingetekende gracht die om Huis ten Bosch werd gegraven. Helemaal links de Bosbeek en bovenin de Wagenwech door het bos. (deel van een kaart, nagetekend).
Frederik Hendrik beschikte in en rond Den Haag dus over vier paleizen of woningen. Het Stadhouderlijk Kwartier was zijn belangrijkste woning. De regering vergaderde vlak naast zijn huis, dus vanuit die woning kon hij zich het makkelijkst met staatzaken bemoeien. In het grote huis op het Noordeinde woonden zijn moeder en belangrijke gasten en later zou dit het paleis van zijn zoon en opvolger worden. De paleizen Honselaarsdijk en Ter Nieuburgh in Rijswijk waren buitenverblijven. Dat leek genoeg, maar in 1645 ontstond het plan voor een nieuwe woning bij Den Haag. Dit werd geen groots paleis, maar een meer eenvoudige woning net buiten de stad. Het moest (op zijn Italiaans) een villa suburbana worden.
Het was waarschijnlijk prinses Amalia die het initiatief nam voor dit buitenhuis, want het was aan haar dat de Rekenkamer van Holland op 17 mei 1645 een stuk grond af staat voor het huis. De Rekenkamer beheerde de bezittingen van het gewest Holland). Volgens de betreffende akte wilde de prinses het terrein te gebruiken om daar een buitenhuis te laten bouwen voor ontspanning: “tot hare recreatie, exercitie ende oeffeninge te veranderen, soo in plantagie als betimmeringe soos sij ’t haerder vermaeck dienstich soude vinden”.
Waarom Amalia nog een vijfde huis wilde, is niet helemaal duidelijk. Men denkt dat zij een buitenhuis dichter bij Den Haag wilde omdat de gezondheid van haar man achteruit ging. Frederik Hendrik had een ander idee over het huis. Hij wilde een eenvoudig buitenverblijf waar je als prins niet echt kon wonen. Omdat er geen aparte gang was zou het personeel veel door de centrale middenzaal moeten lopen. De prins en prinses zaten daar dus niet echt “privé”. Maar Amalia wilde een huis waar je ook echt kon wonen, vermoedelijk voor haarzelf voor na het overlijden van haar man. Ze wilde blijkbaar niet op het Noordeinde gaan wonen, zoals haar schoonmoeder Louise de Coligny.
De plek voor het huis is op het eerste gezicht niet het mooiste stuk Haagse Bos, maar misschien vond men de afstand tot Den Haag wel gunstig. Het huis lag tussen twee wegen (zandpaden) naar Den Haag. De grond was moerasachtig en werd voor een deel ontwaterd door sloten. De grond werd vermoedelijk gebruikt voor het weiden van vee.
Ook deze keer bemoeide Frederik Hendrik zich intensief met het ontwerp en zoals vaak, deed hij dat in briefwisseling met Amalia. Ondanks zijn zware jicht was hij in 1645 toch op veldtocht gegaan en stuurde Amalia hem de nieuwste plannen. Die besprak hij in het legerkamp bij Eekloo met zijn secretaris Huygens.
Het eerste ontwerp van het huis was overigens al klaar op het moment dat dat de grond aan de prinses werd overgedragen. Het ontwerp was van Pieter Post6.
Dat eerste ontwerp werd afgekeurd door de opdrachtgevers. Naast Amalia waren ook Frederik Hendrik en diens adviseurs bij het ontwerp betrokken. De belangrijkste van hen was Constantijn Huygens, secretaris van Frederik Hendrik. Die had op het Plein net twee grote bouwprojecten achter de rug had. Hij had daar een eigen huis (zie Plein) laten bouwen en was betrokken geweest bij de bouw van het Mauritshuis. Johan Maurits van Nassau, de eigenaar van het Mauritshuis, was ook vaak bij besprekingen aanwezig6). Deze mensen wilden geen zomerhuis zoals de andere zomerverblijven, een centraal bouwblok (het zgn. ‘corps de logis’) met vleugels. Hun keuze voor een ander ontwerp is waarschijnlijk geïnspireerd door ideeën van de Italianen Palladio en Scamozzi. Het huis moest een centrale zaal hebben met daar omheen gegroepeerd de woonvertrekken van het echtpaar, de ‘appartementen’
Eerste schetsontwerp van Huis ten Bosch van Pieter Post, 1645 (nagetekend detail van zwart-witafbeelding van een kaart van landmeter Van der Salm).
Eerste schetsontwerp van het plan van Huis ten Bosch met omringende tuinen, van Pieter Post, 1645 (Kaart Van der Salm of Sallem: Haags Gemeentearchief, prent kl.B 5796).
In het uiteindelijke ontwerp van Pieter Post was het belangrijkste vertrek van het huis de grote zaal, de huidige Oranjezaal. Die was niet rond en ook niet vierkant, maar sprong aan de hoekkanten wat in (zie tekening). De zaal werd aan alle kanten omgeven door schilderijen en had bovenin een koepel zodat het licht kon binnenvallen. Rondom de zaal lagen de ‘appartementen’. De grote zaal kon je bereiken vanuit de grote vestibule bij de ingang. Vanuit de ingang liep je rechtdoor naar deze zaal, of via deuren links en rechts naar de ‘appartementen’, de woonvertrekken. De trappen in de vestibule leidden naar de bovenverdieping.
Links en rechts van de grote zaal lagen de appartementen van Amalia en Frederik Hendrik. Het oostelijke appartement was bestemd voor Amalia, het westelijke voor Frederik Hendrik. Ze hadden de zelfde indeling. Elk appartement bestond uit vijf achter elkaar gelegen vertrekken, de voorkamer, de bedkamer, het grote kabinet, het kleine kabinet en de garderobe.
De verdieping onder de hoofdverdieping was bestemd voor het personeel. Het was in deze tijd gebruikelijk dat bewoners en personeel zoveel mogelijk gescheiden werden. Dat werd soms zo ver doorgevoerd dat het personeel eigen trappen had, maar dat was hier niet het geval.
Amalia en haar adviseurs bereidden het ontwerp tot in het detail voor. Zo maakten zij een lijst van portretten die de grote zaal moesten versieren. Ook koos men een naam voor het huis, ‘Oranjezaal’. De naam werd later gewijzigd in ‘Huis ten Bosch’ en toen werd de naam ‘Oranjezaal’ gebruikt voor de grote zaal van het huis7.
Ontwerp van Huis ten Bosch toen het huis nog "Oranjezaal" werd genoemd: A: voortrap en bordes, B: voorzaal met trappen (vestibule), C: voorkamer, D: Bedkamer, E: Grote Kabinet, F: Kleine Kabinet, G: Garderborde met trap, H: Grote Zaal (Gemeentearchief Den Haag).
Voordat de bouw kon beginnen moest de grond worden opgehoogd en moest de afwatering worden verbeterd. Daarvoor werd een gracht om het perceel gegraven. De eerste steen werd al op 2 september 1645 gelegd door de charmante Elizabeth Stuart. Op 28 oktober 1645 werd een eerste deel van de bouw aanbesteed voor 48.000 gulden. Later kwam daar nog 17.000 gulden bij voor de vloeren, lambriseringen, paviljoenen en de tuinmuur. De kosten voor het ophogen van de tuin en de inrichting daarvan met hagen, bloembedden, standbeelden en het doolhof zouden daar nog bijkomen. Het bestuur van het dorp Den Haag voelde zich in 1646 verplicht ook een bijdrage aan de verfraaiing van dit gebied te geven, door langs de Bezuidenhoutseweg bomen te planten. Deze weg was toen nog niet verhard.
Met hulp van Constantijn Huygens en Jacob van Campen werd een nieuw ontwerp gemaakt. Van Campen kreeg de leiding van het werk. De bekende Vlaamse schilder Jacob Jordaens maakte het belangrijkste schilderstuk, De triomf van Frederik Hendrik, ruim zeven bij acht meter. Hij verbeeldde in dit schilderij dat Frederik Hendrik ons land de voorspoedige Vrede van Munster had gebracht. Naast de Antwerpenaar Jordaens werkten van 1649 tot 1652 meer Vlaamse schilders aan de zaal. Een van de Noordnederlandse schilders was Gerard Honthorst. Amalia beoordeelde zelf elke ontwerp en elke wijziging die de schilders maakten8.
Het uiteindelijke resultaat mocht er zijn en was volgens Loonstra “een der grootste cultuurmonumenten die in Nederland ooit tot stand zijn gekomen”. De Engelse gezant Samuel Pepys schreef beschreef het als de mooiste zaal met schilderijen ter wereld en ook andere buitenlandse bezoekers waren vol bewondering9.
Buitenhuis 'Oranjezaal' (Huis ten Bosch) met tuinen in 1655 (Pieter Post, Haags Gemeentearchief, signatuurnummer kl. B 655).
In april 1652 was het zomerverblijf gereed en tot haar dood zou Amalia het paleis gebruiken. Na het overlijden van Frederik Hendrik werd het stadhouderlijk kwartier op het Binnenhof gebruikt door de nieuwe stadhouder Willem II en woonde zij op het Oude Hof, het paleis Noordeinde dat de Staten van Holland in 1609 aan Frederik Hendrik hadden geschonken. In de zomermaanden gebruikte Amalia dan het Huis ten Bosch. Amalia trok zich als weduwe beslist niet terug uit het leven. Ze had het druk met de binnenlandse politiek en onderhield contacten met de Europese adel en vorsten.
De luxe inrichting van het huis bestond onder andere uit behang van satijnen of damasten doeken. Behang werd toen niet vastgeplakt aan de muur, maar hing als een soort gordijn naar beneden. Dit “behang” hing vaak ook voor de deuren als bescherming tegen tocht of kou.
Op de tweede verdieping was de indeling net als op de eerste verdieping. Het plafond was hier lager, maar de inrichting was net zo luxe als op de hoofdverdieping. Deze vertrekken werden waarschijnlijk gebruikt door hogere hoffunctionarissen. Het appartement aan de westkant van het huis was bedoeld voor Frederik Hendrik, maar werd waarschijnlijk gebruikt door hun dochters10.
De grote zaal wekte veel bewondering van gasten, maar de rest van het zomerverblijf was ook zo luxe ingericht, dat buitenlandse bezoekers hier over schreven.
Paleis Huis ten Bosch aan de voorkant, ca. 1900 (United States Library of Congress).
Het onderhuis was dus het domein van het personeel dat zo veel mogelijk uit zicht moest blijven op de andere verdiepingen. Het onderhuis was eigenlijk te klein, zodat de keukens moesten worden ondergebracht in een bijgebouw. Bij het paleis kwamen twee bijgebouwen die er gelijk uitzagen, het keukengebouw en de kasteleinswoning. In de Tweede Wereldoorlog werden ze afgebroken, maar na de oorlog op een andere plaats weer opnieuw opgebouwd11.
Om de tuin stond een muur en lag, voor de waterafvoer, een diepe gracht. De tuin werd ontworpen in Hollandse classicistische stijl uit het begin van de zeventiende eeuw. Volgens Bezemer-Sellers neemt het ontwerp van het (oorspronkelijke) huis met de tuinen een bijzondere plaats in onder de buitenhuizen van Frederik Hendrik, niet alleen door het monumentale ontwerp, maar ook omdat het ontwerp van de tuin zorgvuldig werd aangepast aan dat van het huis Het tuinencomplex was in twee rechthoeken verdeeld door een sloot. In de westelijke rechthoek stonden het paleis en de recreatietuin, in de oostelijke rechthoek de boomgaarden, grasvelden en bos. De tuinen werden net als het huis opgezet volgens een strak mathematische indeling. De versiering was spaarzaam en bestond uit fraaie op borduurwerk lijkende tuinperken (parterres de broderie, enkele standbeelden langs de paden en twee paviljoens.
Het huis lag precies in het midden van de westelijke tuin. Vanaf de toen nog onverharde Bezuidenhoutseweg kwam je na de brug op een laan met lindebomen en een aanplant van elzen en daarna op de voorhof. Die werd geflankeerd door het keukengebouw en de stallen. Daarachter lagen de keukentuinen. De achtertuin was verhoogd aangelegd. Het ontwerp van de tuin kwam voort uit de samenwerking tussen landmeter Van der Sallem en architect Pieter Post. Van der Sallems kennis was nodig voor het opmeten van de grond en bepaalde door de hem bedachte drainagesloten de hoofdindeling van de tuinen. Post verfijnde dit ontwerp met de kleinere onderverdeling.
De achtertuin was verdeeld in drie delen. Aan de zijkanten van de tuin stond een acht-hoekig paviljoen, helemaal begroeid. Vanaf de galerij op de eerste verdieping van deze “groene kabinetten” kon je de tuin overzien. Het ontwerp van de tuin is vermoedelijk van Pieter Post en ook heeft de hovenier van de prins, Jan van der Groen, een niet geringe rol gespeeld bij de totstandkoming. Deze publiceerde een boek ‘Den Nederlandse Hovenier’, waarin aandacht voor de tuin van Huis ten Bosch. De tuin van Huis ten Bosch heeft niet de monumentaliteit van die van Honselaersdijk en Ter Nieuwburgh, maar ademt eerder een sfeer van intimiteit uit die we terugvinden in de tuinen rond de Italiaanse villa’s in de Italiaanse Veneto a class="noot" href="#noot12">12.
Na het overlijden van Frederik Hendrik was zijn zoon Willem II hem automatisch opgevolgd als stadhouder. Willem II maakte zich, onder andere door zijn militaire optreden tegen Amsterdam, niet geliefd bij de regering. Toen Willem in 1650 onverwacht overleed, wilden de Hollandse regenten geen nieuwe stadhouder meer. Willems zoon werd pas na zijn overlijden geboren, maar ook later probeerden de regenten met alle macht te verhinderen dat zijn Willem III stadhouder zou worden. Amalia van Solms deed er alles aan om haar kleinzoon tot stadhouder verheven te krijgen en na lange strijd lukte haar dat. Willem III werd in 1672 na een de machtswisseling die het leven kostte aan de gebroeders De Witt het leven kostte, stadhouder. Amalia maakte zijn stadhouderschap nog drie jaar mee. Zij overleed op 8 september 1675 op het Oude Hof (paleis Noordeinde). In haar testament vermaakte zij het Huis ten Bosch aan haar vier dochters gezamenlijk, maar zij wees het vruchtgebruik toe aan Albertina Agnes. Dat was de enige dochter die nog in de Republiek woonde. Door hoge schulden moeste Albertina het vruchtgebruik in 1686 verkopen aan neef Willem III. Die organiseerde er dat jaar met zijn vrouw meteen een feestelijk bal13.
Willem III was nog ongetrouwd en heeft het zomerverblijf van Amalia vermoedelijk niet veel gebruikt. Het Huis ten Bosch werd geërfd door Amalia’s dochters, maar Willem III mocht het huis gebruiken. Vanwege zijn vele binnen- en buitenlandse beslommeringen zal hij er niet veel zijn geweest.
Nadat Willem III in 1650 was geboren, werd hij opgevoed aan het hof van zijn moeder Mary Stuart. Hij zal dus vaak op het Oude Hof (paleis Noordeinde) hebben gewoond. Later studeerde hij in Leiden. Na het overlijden van zijn moeder wilden verschillende mensen (om politieke redenen) zijn voogd zijn, maar uiteindelijk had zijn grootmoeder Amalia de meeste invloed op zijn opvoeding. Tegen de zin van de regenten maakte hij carrière. Hij werd eerst nog van het stadhouderschap uitgesloten (Eeuwig Edict van 1661), maar toen een oorlog met Frankrijk uitbrak moesten de regenten buigen voor de wil van het volk en werd hij aangesteld als stadhouder. Op de lange duur was hij succesvol in deze oorlog doordat hij voldoende bondgenoten verzamelde tegen Frankrijk.
In het kader van die bondgenootschappen trouwde hij in een politiek huwelijk met de Engelse prinses Mary Stuart. Maria Stuart was in 1662 geboren als oudste dochter van de latere koning van Engeland. Het huwelijk met Willem was tegen haar zin, maar later beschreef Maria haar tijd in de Republiek als de gelukkigste van haar leven. Ze vond het leven in de paleizen Honselaarsdijk, Huis ten Bosch en later het nieuw opgebouwde Het Loo heerlijk rustig. Ze had haar eigen Engelse hovelingen bij zich een nieuwe Nederlandse kennissenkring gekregen en zij was geliefd in ons land.
Terwijl zij in Nederland woonde was in Engeland de positie van haar vader onmogelijk geworden. Zijn katholieke overtuiging begon gevaarlijke consequenties te hebben voor het protestantse parlement van Engeland en voor de protestante bondgenoten van dat land. Zelf was zij protestant en steunde zij de protestanten van harte, ook bij het plan om haar vader van de troon te halen. Met Engelse steun stak Willem III in 1689 met een leger over naar Engeland. Willem III en Mary werden daar gekroond tot koning en koningin van Engeland. Vanaf die tijd kwam Willem veel minder in Nederland en nog nauwelijks in Den Haag13.
Mary Stuart was vaker in Den Haag en betrok in de zomermaanden het appartement van Amalia. Van enkele vertrekken liet zij de inrichting vervangen. In plaats van het zwart van de rouw (om Frederik Hendrik) kwam er behang en verfwerk in andere kleuren. Het grote kabinet van het oostelijk appartement kreeg de hoofdkleur blauw en kreeg de naam ‘Blauw Kabinet’. Het westelijke appartement van Willem III kreeg ook nieuwe behangsels.
In 1686 gaf zijn vrouw Mary Stuart in de Oranjezaal een groot bal ter ere van Willem III, maar de koning-stadhouder kon daar zelf niet bij aanwezig zijn. Het was de eerste keer dat de grote zaal als feestzaal werd gebruikt en allerlei hoge gasten waren present. De toenmalige staatkundige elite zag er heel anders uit dan nu. Duitsland bestond toen uit meerdere vorstendommetjes, waarvan enkele staten een bondgenoot van ons land waren. Zij hadden een gezant in Den Haag. Zo waren de prins van Brandenburg aanwezig en enkele ambassadeurs, waaronder die van Marokko, een van onze oudste bondgenoten. Mary Stuart had waarschijnlijk samen met architect Daniël Marot veel aandacht besteed aan de feestelijke aankleding van de zaal. Wat later in dat jaar gaf Willem III zelf een bal in de Oranjezaal14.
Toen Willem III in 1702 na een val met zijn paard overleed, liet hij geen opvolger na. In Engeland bleef Mary koningin, maar in ons land had zij geen status. Hier begon weer een nieuw stadhouderloos tijdperk. Voor de uitgebreide bezittingen van de Oranjes meldde zich als onverwacht resultaat van de geslaagde huwelijkspolitiek van Willems grootouders wel meteen een erfgenaam. Dat was de kleinzoon van Frederik Hendrik en Amalia van Solms (via dochter Henriette), Frederik, keurvorst van Brandenburg, later koning in Pruisen (niet ‘van’ Pruisen). Hij was een neef van Willem III en kreeg hij diens bezittingen toegewezen, inclusief de titel ‘Prins van Oranje’.
De toewijzing werd jaren lang aangevochten door de Friese Nassaus, die ook verwant waren aan de Oranjes, maar in de tussentijd bleef Huis ten Bosch dus Pruisisch bezit. Pas in 1732 werd de erfenis definitief verdeeld. De Friese stadhouder Willem Carel Hendrik Friso van Nassau kreeg het Huis ten Bosch en het Huis ter Nieuwburgh (Rijswijk) in bezit en mocht de titel Prins van Oranje gaan dragen. Paleis Noordeinde en paleis Honselersdijk bleven echter bezit van de Pruisische koning.
Het Huis ten Bosch was in zoverre van belang dat de Friese stadhouder (officieel van de noordelijke gewesten) ook stadhouder van de andere gewesten van ons land wilde worden. Om dat te bereiken moest hij in Den Haag zijn. De Nassaus hadden een residentie op de Lange Vijverberg, maar dat was geen paleis te noemen. Het Huis ten Bosch had meer de allure van een paleis, zeker als je dit ging vergroten. En dat ging dan ook gebeuren.
Voordat de uitbreiding er kwam werd het Huis ten Bosch gebruikt voor een bijzondere ceremonie. In 1733 werd Willem IV als een van de weinig buitenlanders verheven tot Ridder in de prestigieuze Orde van de Kousenband (‘a Knight Companion of the Most Noble Order of the Garter’). Slechts weinig niet-Britten werden opgenomen in deze orde en tot de kleine groep uitzonderingen hoorden vrijwel alle Oranjeprinsen en -vorsten. De Engelse koning kwam niet zelf, maar stuurde een delegatie naar Den Haag. Op zaterdag 25 juli symboliseerde een lege koningszetel in de Oranjezaal zijn aanwezigheid. De prins werd toegesproken door een lid van de Engelse delegatie en kreeg daarna de onderscheidingstekenen en de gewaden van het ridderschap omgehangen. Na een korte toespraak ging de prins naar het bordes om te worden toegejuicht door een toegestroomde menigte. Daarna volgde een feestelijk diner in de Oranjezaal. Het volgende jaar, op 25 maart 1734, trouwde Willem in Londen met de Engelse prinses Anna van Hannover16.
Voor het vervolg zie: Paleis Huis ten Bosch (koninklijk paleis)
Dit verhaal is nog in bewerking.
© Voor niet-commercieel gebruik mogen teksten worden overgenomen, met bronvermelding of een link naar deze pagina.
Bij de afbeeldingen ligt dat anders: veel afbeeldingen zijn niet mijn eigendom en er kunnen nog rechten op rusten.
Suggesties voor verbeteringen zijn altijd welkom. Reacties.
Deze pagina is cookie-vrij.